Portret van Karl Barth

De Römerbrief

In 1909 treedt Barth in dienst van de protestantse Duits sprekende gemeente van Genève, waar hij een blijvende liefde opvat voor de Franse taal en cultuur, hoewel de stad zelf, met haar gekunstelde atmosfeer van internationaal en oecumenisch centrum, hem altijd vreemd is gebleven.

In 1911 wordt hij predikant in Safenwil, een gehucht in de Aargau, waar hij tien beslissende jaren van rijping, van bezinning, maar ook van engagement doorbrengt. Hoewel Safenwil van oorsprong een uitgesproken plattelandsgemeente is, komt Barth toch in aanraking met de sociale problemen, ontstaan door de aanwezigheid van een belangrijke industrie: drie fabrieken voorzien in het levensonderhoud van het merendeel van zijn gemeenteleden. Zoals Blumhardt in Wurttemberg, zoals Leonard Ragaz, wiens boodschap hij met hartstocht in zich opneemt, overkomt het ook hem meer dan eens dat hij in conflicten tussen arbeider en werkgevers een standpunt inneemt, dat misschien al te snel als ‘socialistisch’ werd bestempeld, maar dat in ieder geval weinig overeenkomst vertoonde met dat wat men vanouds van een Zwitsers predikant verwachtte. Hij organiseert de vakbeweging en eist in naam der arbeiders loonsverhogingen. In 1915 treedt hij toe tot de sociaaldemocratische partij.

Maar al deze activiteit is, hoewel niet te onderschatten, slechts van secundair belang. Het meest gaat hem die tien jaren in Safenwil de prediking bezighouden: hoe moet diegene, die de zware verantwoordelijkheid heeft om de preekstoel te beklimmen, zeggen wat hij zeggen moet, maar vooral: wat is de inhoud van de boodschap die hij elke zondag weer moet verkondigen? Daarom wijdt hij zich aan intense studie van de bijbel, en dit te meer omdat de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Barth heeft in de beschutting van de Zwitserse neutraliteit volstrekt niet het gevoel noch de wil boven de partijen te staan: hij volgt nauwgezet iedere wending van de strijd en hij geeft zich vooral rekenschap van de taak van de prediking. Deze moet, wil zij zin hebben, niet te midden van de bominslagen en de kreten der stervenden klinken als een kleurloze en zouteloze boodschap, tijdeloos en zonder antwoord op de geweldige geestelijke vragen die het oorlogsgeweld en heel zijn nasleep van wreedheden aan alle mensen stellen. Er moet dus een prediking zijn die op al die vragen ingaat, er naar luistert, hen vanuit een nieuw perspectief belicht en aldus aan de geestelijk ontwrichte mensen vrede en moed geeft en geloof in een God wiens liefde gehoond schijnt te worden door het wereldgebeuren. Ook de schijnvrede van de onverschillige Zwitsers moet aangevallen worden en het egoïsme, dat de basis vormt voor het gevoel van veiligheid van de bevolking en het politiek geschipper van de regering, moet ontmaskerd worden. Terwijl zoveel anderen zich in een ivoren toren terugtrekken blijft Barth betrokken bij alles wat zich in de wereld afspeelt, daarbij profiterend van de veiligheid waarin hij zich bevindt, die hem in staat stelt beweeglijker en helderder te zijn dan zij die in het heetst van de strijd staan. Veelbetekenend zijn de titels van de weinige geschriften die hij toen publiceerde: Der Glaube an den persönlichen Gott (1914), Gottes Vorhut (1915), Friede (1915), Die Gerechtigkeit Gottes (1916), Das eine Notwendige (1916), Auf das Reich Gottes warten (1916), Über die Grenze (1917), Suchet Gott, so werdet ihr leben! (1917).

Nogmaals, de bijbel is de leidraad van zijn denken en zijn onderzoek in deze periode van wereldrampen en nationale revoluties. Ook Eduard Thurneysen is predikant, weinige kilometers daarvandaan, aan de andere kant van de heuvel, en deze twee vrienden gaan naar concerten, schrijven en ontmoeten elkaar, wisselen hun ontdekkingen uit en lezen elkaars proeven van schrijven. Langzamerhand groeien in Safenwil de beschreven bladen uit tot een boek, een bijbelse commentaar, de existentiële interpretatie van de Brief aan de Romeinen; de grote brief van de apostel Paulus is eens te meer het uitgangspunt van een geestelijk avontuur dat voor de christenheid grote consequenties zal hebben. De grote commentaar (500 pagina’s kleine druk) verschijnt in 1919. Barth schrijft in het voorwoord:

Paulus heeft als kind van zijn tijd tot zijn tijdgenoten gesproken. Maar een veel belangrijker waarheid dan deze is, dat hij als apostel en profeet van het Rijk Gods tot alle mensen van alle tijden gesproken heeft .. Onze vragen zijn, wanneer wij er ons goed rekenschap van geven, Paulus’ vragen, en Paulus’ antwoorden moeten, als hun licht ons bereikt, onze antwoorden zijn …

Zeker is, dat het in ieder naar gerechtigheid hongerend en dorstend tijdperk vanzelfsprekender is geweest om zich solidair naast Paulus te plaatsen, dan als toeschouwer op veilige afstand tegenover hem Misschien gaan wij nu zo’n tijdperk tegemoet .l

In alle theologische kringen van die tijd, maar vooral in het Duitse protestantisme wekt het werk intense belangstelling en reacties op. `Ik heb het gevoel,’ zou Barth later schrijven, als hij over zijn Römerbrief spreekt, `dat ik een klein jochie ben dat de klokketoren van de dorpskerk beklommen heeft, toevallig aan een touw trekt en plotseling de grote torenklok in beweging heeft gezet. 125

Met angst en beven ontdekt hij dat hij niet alleen zijn eigen huis heeft doen opschrikken, maar het gehele dorp.’ 2 Een tweede druk, die rekening hield met de waarderende of afwijzende reacties, verscheen in 1922 in München. Het resultaat is als dat van een bominslag. 3 Maar onderwijl heeft Barth Safenwil verlaten en is hij, gehoor gevend aan de oproep van de Reformierte Kirche van Oost-Friesland, `buitengewoon hoogleraar in de reformatorische theologie’ geworden. Deze leerstoel in Göttingen kon gesticht en gefinancierd worden dankzij een aanzienlijke subsidie in dollars van de presbyteriaanse kerk der Verenigde Staten. Hoogleraar in, de dogmatiek of systematische theologie. dat zal voortaan zijn beroep, zijn roeping en zijn hartstocht zijn: hij is in eerste instantie theoloog, ook al geeft hij aan zijn vak een eigen omschrijving:

Ik word altijd wat verlegen, als men zo ernstig over `mijn theologie’ spreekt. Niet echter, omdat ik van mening zou zijn, dat wat ik bedrijf, iets anders of beters zou zijn dan kort en goed theologie. Ik schaam mij met voor de theologie, die kinderziekte meen ik enigszins te boven te zijn gekomen…

Neemt u allereerst dit van mij aan: ik kom niet op u af, gewapend met een nieuwe en verbazingwekkende theologie, maar ik zou graag, wat ook uw theologie moge zijn, eenvoudigweg met begrip en belangstelling voor uw situatie als predikant naast u willen gaan staan. Neemt u daarom rustig aan, dat ik nu meer als een predikant tot zijn collega’s spreek dan als een hoogleraar tot zijn studenten. Gegeven de situatie is dat ongetwijfeld de zinvolle vervulling van de mij toevertrouwde opdracht. Als ik al niet alleen een gezichtspunt, maar ook een standpunt heb, dan is dat simpelweg het welbekende standpunt van de man op de kansel, die de mysterieuze bijbel en de mysterieuze hoofden van zijn meer of minder talrijke toehoorders voor zich heeft — immers, wat is mysterieuzer dan dat? In ieder geval: Wat nu? Mocht het mij gelukken u dit `wat nu?’ weer eens volledig acuut in herinnering te brengen, dan heb ik u niet alleen voor mijn standpunt, dat immers zonder meer het uwe ns, maar ook voor mijn gezichtspunt gewonnen, wat u ook van `mijn theologie’ denken mag. 4

Theologie is voor Barth dus het resultaat van het denken van de predikant, van de kerk, over de eigen boodschap. Deze is, te allen tijde, het antwoord dat de kerk probeert te geven op de beslissende vraag naar de inhoud van de prediking. Men ziet hier een scherp gedefinieerde opvatting over de kerk doorbreken: zij is geen instituut, geen plaats van handhaving of verdediging van morele en geestelijke waarden, maar in de eerste plaats is zij een volk van getuigen, belast met de opdracht om in de wereld de blijde boodschap van Gods Koninkrijk te doen horen. Alles moet dus ondergeschikt zijn aan deze verkondiging, alles moet zijn middelpunt hebben in deze boodschap, die immers haar reden van bestaan is. Als zij deze verliest, is zij zelf verloren; als zij weet wat zij moet zeggen, op ieder moment van de wereldgeschiedenis, dan is en wordt zij onophoudelijk kerk. Zij is het alleen maar door het steeds opnieuw te wórden. De taak van de theologie is om de kerk voortdurend haar reden van bestaan en de inhoud van haar boodschap in herinnering te brengen en te hergeven.

In 1922 sticht Karl Barth te Göttingen samen met Eduard Thurneysen en F. Gogarten Zwischen den Zeiten. De titel is karakteristiek voor heel het barthiaanse perspectief: tussen Pinksteren en het Koninkrijk, in de tijd van Gods geduld, die de tijd van de kerk is, vragen de christenen elkaar naar de boodschap van de kerk. `Nood en belofte van de christelijke prediking’ is de titel van de studie van Barth waarmee de eerste aflevering van het tijdschaft begint. ‘Zwischen den Zeiten’: de titel krijgt achteraf een politieke betekenis; het is het tijdschrift van de opkomende generatie van theologen die zich bezint op haar verantwoordelijkheid, tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog, in die merkwaardige Duitse tussentijd, tussen het einde van het keizerrijk en de hitleriaanse vloedgolf (de laatste aflevering van Zwischen den Zeiten verschijnt in de zomer van 1933, op het moment dat Hitler onbeperkte triomf en viert en de Evangelische Kirche in Duitsland ten ondergang gedoemd schijnt).

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31