Portret van Karl Barth

Het `dikke boek’

Laten wij nog zeggen dat in deze onrustige en opwindende naoorlogse jaren het werk aan de ‘Dogmatik’ in versneld tempo doorgaat. Het werk komt tot volle ontplooiing, het wordt breder, trager en soms log, zoals een rivier bij zijn monding; het getuigt van een grote geestelijke rijpheid en van een altijd even voorbeeldig beroepsgeweten, terwijl men steeds weer wordt verrast door ongekende perspectieven. Vanaf 1945, met deel III/1, houdt Barth zich bezig met de scheppingsleer die hij grondig zal vernieuwen; III/2 verschijnt in 1948, III/3 in 1950, III/4 in 1951. In 1953 verschijnt het uitermate belangrijke deel over de verzoeningsleer, waarin de gehele christologie weer opnieuw aan de orde komt (IV/1); IV/2 verschijnt in 1956, IV/3 in het voorjaar van 1959. De nu tachtigjarige Barth werkt nog steeds blijmoedig verder, en soms verklaart hij glimlachend dat deel V, dat moet handelen over de eschatologie of de leer der laatste dingen, niet noodzakelijkerwijs geschreven hoeft te worden, daar het alleen aan de Heer zelf in de heerlijkheid van zijn wederkomst voorbehouden is de geschiedenis werkelijk af te sluiten. Een theologisch werk kan niet meer doen dan dit verdwijnpunt, dit Omega van de gehele menselijke geschiedenis aanduiden en verkondigen…

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31