Portret van Karl Barth

Theologische studie

Barth studeerde in Bern, Berlijn, Tübingen en Marburg. In deze tijd komt hij in contact met het reeds bedreigde en onrustbarende Duitsland dat zo’n grote rol in zijn leven zal gaan spelen. In deze tijd, het begin van de 20ste eeuw, zijn zijn leermeesters de coryfeeën van de `moderne’ theologie: Adolf von Harnack (18511930), beroemd om zijn handboek der dogmengeschiedenis (1886) en om zijn poging het dogma der kerk te verklaren als een hellenisering van de oorspronkelijke boodschap van Jezus.

In zijn boek Das Wesen des Christentums (1900) staat niet God in zijn openbaring in het middelpunt van geloof en belijdenis der kerk, maar integendeel de gelovige mens en zijn relaties met een slechts vaag aangeduid goddelijk wezen. Zo komt ook bij Harnack de mens in het middelpunt te staan, zoals dat sinds Schleiermacher kenmerkend is voor de theologie van het protestants modernisme. Herrmann Gunkel (1862–1932) was een vertegenwoordiger van de historisch-kritische school wat de uitlegging van het Oude Testament betreft. Met name zijn onderzoek over de parallellen tussen de Babylonische en bijbelse mythologieën hebben hem grote bekendheid gegeven. Adolf Schlatter (1852–1938) daarentegen is, hoewel in eerste instantie specialist van het judaïsme en de nieuwtestamentische wetenschap, dogmatisch een tegenwicht voor de historische kritiek die hoogtij vierde. Maar vooral Wilhelm Herrmann (1846–1922), de belangrijkste leerling van Ritschl en de spreekbuis van een neokantiaanse dogmatiek, beïnvloedde op beslissende wijze de jonge Barth en al diegenen die zijn buitengewoon pedagogisch talent en de autoriteit van zijn persoonlijkheid ondervonden. Ook bij hem staat de antropologie centraal, d.w.z. de problematiek van het persoonlijke leven kan niet opgelost worden zonder de ontmoeting met de levende God. Immers, in het contact van het innerlijk leven met Jezus, de volmaakte religieuze persoonlijkheid, kan het persoonlijke godsdienstige leven ontstaan en zich ontwikkelen. De beslissende religieuze ervaring komt voort uit het contact met een uitzonderlijk wezen, wiens eigenschappen en daadwerkelijke macht door de historische kennis alleen met volledig bevat kan warden. Als trouw leerling van zijn meesters, en in het bijzonder van Herrmann, verlaat Barth de universiteit, voorbestemd om in hun traditie een theoloog te worden die strikt gebonden is aan de maatstaven van de historisch-kritische methode, en een predikant wiens boodschap bepaald zou worden door de antropologische vraag naar de religieuze ervaring. In de loop van zijn studietijd ontmoet hij Eduard Thurneysen. Voor zijn leven bindt hij zich aan hem die tot op de huidige dag zijn trouwe vriend en de onwankelbare begeleider van zijn theologisch avontuur is. Beiden hebben dan de gelegenheid naar Bad-Boll te gaan, waar zij in contact komen met Christoph Blumhardt, de grote prediker, wiens persoon en boodschap op beslissende wijze hun persoonlijk leven en hun theologisch denken gestempeld heeft. Christoph Blumhardt, de zoon van de beroemde Johann Christoph, de stichter van het geestelijk retraitehuis van Bad-Boll in Wurttemberg, was evenals zijn vader een onvermoeibaar prediker van het Koninkrijk Gods. Evenals deze beschouwde hij de uitdrukking `Jezus is overwinnaar’ als de samenvatting van het evangelie en de kern van het christelijk leven. Stevig geworteld in een levendige piëtistische traditie, werd Blumhardt sterk beïnvloed door de door zijn vader ingezette eschatologische hernieuwing. Tegelijkertijd had hij een brede culturele ontwikkeling, en hield hij zich hartstochtelijk bezig met alle vragen die door de contemporaine wetenschap en haar atheïstische vooronderstellingen opgeroepen werden, alsmede met het socialisme en zijn materialistische filosofie. Hij was zozeer solidair met de arbeiderswereld dat hij van 1900 tot 1906 sociaaldemocratisch afgevaardigde in de Landdag van Württemberg was, iets wat in die tijd een onvoorstelbaar schandaal was. Later erkende hij dat dit politiek engagement hem tot de overtuiging van de noodzaak van een geestelijke vernieuwing van de mens gebracht had, een vernieuwing die de voorrang moest hebben boven alle wijziging van sociale en politieke structuren. Zo keert hij terug naar een zuiver pastorale werkzaamheid, die steeds meer haar middelpunt vond in de objectieve werkelijkheid van God en zijn Koninkrijk, en die gekarakteriseerd was door een zeer grote bijbelse eenvoud. Voor hem is, evenals voor zijn vader, Jezus, de mens bij uitnemendheid, de redder van de gehele wereld, degene, die heerst door goddelijke kracht en die alle duivelse krachten verplettert: de universele liefde van. God, vlees geworden en vervuld in en door Hem, verbiedt het om de vervreemding van de mens van God en hun vijandigheid tegenover de heilsboodschap als definitief te beschouwen. Het licht van de opstanding, dat de toekomst der wereld is, schijnt reeds over het heden, hoeveel duisternis er ook moge zijn.

Dit is het onderricht dat de trouwe `modernist’ die Barth onder de invloed van zijn geleerde meesters geworden is, weer bracht tot de echte evangelische traditie.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31