Portret van Karl Barth

INLEIDING

Het protestantisme heeft sinds Luther en Calvijn zonder twijfel niet één theoloog gekend van het gehalte van Karl Barth. Hij is één van die mensen, zoals iedere eeuw er maar enkele voortbrengt, een van diegenen die het terrein, waarop zij zich bewegen, zozeer domineren, dat met hen een nieuw tijdperk aanbreekt, ja, dat zelfs hun tegenstanders slechts in wisselwerking met hèn bestaan. De kerken van de reformatie zijn door Karl Barths boodschap zo grondig in beweging gebracht en de weerklank van zijn oeuvre is er ze) sterk in geweest, dat zij tot zijn werk nog niet de nodige afstand hebben gevonden: zoals een zieke na een gevaarlijke operatie slechts langzaam herstelt, zijn zij nog niet in staat de ervaringen te analyseren en hun houding te bepalen. Vreemd genoeg – of beter: vanzelfsprekend (als de vergelijking juist is) – bestuderen de niet-protestanten, in grote meerderheid rooms-katholieken, met hartstocht deze gebeurtenis en zijn gevolgen. De reeks van door hen gepubliceerde boeken wordt van maand tot maand groter en telt reeds een aantal werken van aanzienlijk belang. Dit bewijst, dat Barth buiten de kring van zijn eigen confessie (hij behoort tot de van oorsprong calvinistische `Reformierte Kirche’) en ook buiten de uitgebreidere groep van de uit de reformatie voortgekomen kerken nauwlettend bestudeerd en gehoord wordt. De reden is dat Karl Barth, hoewel hij zich zeer bewust stelt binnen de traditie waartoe hij behoort, zich hierop niet wil vastleggen. Zijn theologisch perspectief is overtuigd oecumenisch: de waarheid die hij zoekt en verkondigt, is niet het eigendom van één kerk of partij: hier is een man aan het woord die, hoe onwaarschijnlijk dit ook moge klinken, niet de verovering van een stuk van de waarheid op het oog heeft, maar die bescheiden, en toch vastbesloten de ene universele waarheid tracht te vinden en door te geven. Daarom beluistert en bestudeert de kerk van Rome hem zo aandachtig AI jarenlang is Hans Urs von Balthasar, een uitnemend rooms-katholiek theoloog uit Bazel, de scherpzinnige, kritische en meelevende getuige van Barths ontdekkingstocht naar de waarheid.

Als Barth gelijk heeft, wordt niet alleen het protestantisme vernieuwd, maar tegelijkertijd de gehele kerk aangesproken: hij breekt af om haar beter op te kunnen bouwen, hij trekt haar waarde in twijfel om haar tot nieuw leven te brengen. Nieuw licht wordt geworpen op geloof, leven en christelijk getuigenis, en ook op de liefde, de kunst, de politiek, en de wereld met haar verschillende mensen, zowel geringen als rijken en ontwikkelden. Wie zou onverschillig kunnen blijven bij een dergelijke nieuwe oriëntatie?

Omdat wij als christenen in de waarheid van Jezus Christus mogen leven, d w z. m het licht van de kennis Gods, en daarom met een verlicht verstand, kunnen wij al met zekerheid de zin van ons eigen leven, de reden en het doel van alles wat bestaat, leren kennen. Dit brengt een totaal ongekende verbreding van ons gezichtsveld met zich mee’ Jezus Christus in waarheid leren kennen betekent niets meer of minder dan het werkelijk leren kennen van alles: de ander, zich zelf, de kosmos en de wereld. De waarheid van Jezus Christus is niet een waarheid als alle andere: het is dè waarheid, de universele waarheid, waaruit alle andere waarheden voortvloeien, omdat zij Gods waarheid is, de `prima veritas’, die ook `ultima vertas’ is. Want in Jezus Christus heeft God alles en ons allen geschapen. Wij bestaan niet zonder Hem, maar in Hem, gedragen door Hem, het almachtige Woord. Wie Hem kent, kent alles. 1

De deelnemers aan de openingszitting van de eerste vergadering van de Wereldraad van Kerken in 1948 in Amsterdam zullen niet licht dit tafereel vergeten: in aanwezigheid van 3 à 4000 afgevaardigden van 151 kerken uit 42 verschillende landen, van Oud-Katholieken tot Quakers, in tegenwoordigheid van Koningin Juliana en Prins Bernhard, van John Foster Dulles, van talrijke katholieke waarnemers en de gehele wereldpers, richtte Karl Barth zich m zijn inleiding op het centrale thema van de conferentie. `De wanorde van de wereld en Gods heilsplan’ met de volgende woorden tot zijn toehoorders:

Ik wilde u eerst opmerkzaam maken op de vraag, of wij dit thema met in zijn geheel en in al zijn aspecten van achteren naar voren moeten bezien en behandelen. Er staat immers, dat wij eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid moeten zoeken, en dat ons dan alles, waarmee wij de wanorde van de wereld het hoofd kunnen bieden, bovendien geschonken zal worden Moeten wij geen ernst maken met deze volgorde? Het heilsplan van God is boven – de wanorde der wereld echter, en onze veronderstellingen over de redenen daarvan, en onze voorstellen en plannen ter bestrijding ervan, dat alles is beneden Wat de consequenties hiervan zijn (ook voor onze eigen kerken!) kan voor ons, indien het al mogelijk is, alleen van Gods heilsplan uit, van boven af, grijpbaar en zichtbaar worden. Daarentegen is er vanuit de wanorde der wereld en ook vanuit onze daarop betrekking hebbende christelijke analysen en interpretaties geen uitzicht op en een weg naar Gods heilsplan mogelijk. Wij zouden bij dit laatste – van onderen – niet moeten beginnen in onze secties: met bij de eenheid of verdeeldheid van onze kerken, niet bij het karakter of het gebrek aan karakter van de moderne mens, niet bij het schrikbeeld van een alleen nog maar technisch georiënteerde en op produktie bedachte cultuur, met bij de confrontatie van het godloze westen met het godloze oosten, niet bij de dreigende atoombom en vooral niet bij de paar overwegingen en maatregelen waarmee wij al dit onheil denken te kunnen keren. In het ons voorgelegde materiaal komen immers nog al te veel nauwelijks onderdrukte zorg en angst, en anderzijds al te veel dierbare illusies naar voren dan dat wij met gewaarschuwd zouden moeten zijn. Het zijn er de symptomen van, dat de vraag naar de juiste weg, die van boven naar beneden gaat, niet zo maar een vraag is. Wij hebben zeker gelijk als wij onze broeder, de moderne mens, willen waarschuwen, door louter wetenschappelijk-technische problemen en oplossingen niet te vergeten, dat hij zelf een deel van het kwaad is, dat hij op deze manier meent te kunnen overwinnen, met te vergeten, dat hij geen rechter maar beklaagde is, niet te vergeten, dat het menselijk bestaan geen zin heeft zonder het geloof in een transcendente waarheid, gerechtigheid en liefde, die de mens niet zelf scheppen kan, maar waaraan hij zich slechts kan geven. Hoe zou het dan echter gesteld zijn met de balk in ons eigen oog, hoe zouden wij onze broeder kunnen helpen, als wij ons wilden inlaten met en blijven steken in een positivistische denkwijze die beslist niets te maken heeft met het ons geboden christelijke realisme? 2

Door aldus de vraag om te keren, al het werk dat aan de conferentie was voorafgegaan ter discussie te stellen en de christenen — leken en theologen — weer te verwijzen naar het evangelie, stichtte Barth een heilzame verwarring. Deze conferentie kon niet meer ontsnappen aan zijn oproep die een ernst bewerkstelligde, welke, zodra de eerste schok geweken was, in hoge mate ertoe bijdroeg om de nog zwakke eenheid der verzamelde kerken van de oecumenische beweging te versterken.

Wij halen dit voorbeeld aan, omdat het tekenend is voor de wijze waarop Barth optreedt, handelt, schokt en nieuwe perspectieven toont.

In 1954 vond de tweede vergadering van de Wereldraad van Kerken plaats. Barth kon er niet toe komen de oceaan over te steken: Amerika was voor hem altijd een volkomen vreemde en enigszins afschrikwekkende wereld geweest. Wel profiteerde de Voorbereidende Commissie voor het centrale thema van zijn voorbeeldige en daadwerkelijke deelname. Het rapport van deze commissie draagt op vele plaatsen zijn stempel: ook daar was zijn medewerking beslissend…

Maar het wordt tijd om wat van zijn leven te vertellen.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31