Portret van Karl Barth

Literatuur

De titel van deze paragraaf wijst op Barths literaire werk: het merendeel ervan is reeds ter sprake gebracht. Of het nu gaat om de Geschichte der protestantischen Theologie im 19. Jahrhundert, en om het magistrale overzicht van de 18de eeuw in de inleiding daarvan, of om kleine geschriften over Mozart of zovele randopmerkingen in de Dogmatik, altijd vinden we een literaire begaafdheid die verscheidene critici jaloers zal maken. Laten we nogmaals zeggen, dat Barths kennis van de cultuurgeschiedenis verbazingwekkend is. Zeiden kan men bij hem een al te snelle of negatieve stellingname aantreffen (behalve misschien in zijn kritiek op Sartre); het geheel van zijn literaire arbeid vormt in zijn theologisch werk a.h.w. een apart werk, afgerond ren toch ten dienste van het geheel. Laten we, terwille van de ‘petite histoire’ en de anekdotes, waarvoor in een portret van Karl Barth zeker ruimte gegeven moet worden – want de humor en de lach maken een groot deel van zijn leven uit! – nog zeggen, dat Barth een zeker poëtisch talent heeft, en dat hij, al heeft hij dan nooit dichtbundels laten uitgeven, in zijn correspondentie of in de notities die hij maakt gedurende vervelende vergaderingen die hij soms beroepshalve moet bijwonen, strooit met kleine versjes. In de feestbundel, ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag gepubliceerd onder de titel Antwort, citeert zijn vriend Eduard Thurneysen twee van deze gedichten, waarvan wij onderstaand één laten volgen:

Wir wollten, pilgernd unter andern,
in unsrer Art beharrlich sein,
da stellten alsgemach beim Wandern
auch uns sich Atemnöte ein.

Wir wandern nun in Mittagshitze –
es wird nicht mehr so viel gelacht –,
und stumpf ist manches Hornes Spitze,
von dem wir ernst Gebrauch gemacht.

Der liebe Gott lässt uns zuzeiten
`in unsrer Art beharrlich sein’.
Dann zeigen sich die Schattenseiten,
dann tritt die nötige Dämpfung ein.

Doch soll die Dämpfung uns nicht mindern
die bessere Wanderzuversicht:
Es scheint den Sündern, scheint den Kindern
beharrlich neu das alte Licht.

In vertaling:

Wij wilden, tussen reisgenoten,
ons zelf en onvermoeibaar zijn,
maar allengs raakten wij bij ’t lopen
toch buiten adem zoals zij.

Wij lopen nu in middaghitte —
men lacht niet meer zoveel als eerst —,
en spitse hoorns zijn afgesleten,
die wij eens hebben gehanteerd.

De lieve God laat ons bij tijden
`ons zelf en onvermoeibaar zijn’.
Dan gaan zich schaduwen uitbreiden,
dan blijkt het tijd voor rust te zijn.

Die rust moet echter niet verminderen
het vast vertrouwen dat ons richt:
voor zondaars schijnt, als voor de kinderen
aanhoudend nieuw het oude licht.

Ten slotte vermelden we nog dat Barth een onvermoeibaar en goed schrijver van brieven is. De bloemlezing van zijn brieven, die door Eduard Thurneysen in Antwort en door hem zelf in Gottesdienst und Menschendienst (feestbundel t.g.v. de 70ste verjaardag van Eduard Thurneysen) gepubliceerd werden, zijn van groot belang en hebben onmiskenbare theologische betekenis. <footnote> Zojuist is deze briefwisseling verschenen in een pocketuitgave Karl Barth. Eduard Thurneysen. Ein Briefwechsel, SiebensternTaschenbuch 71 (noot v d. vertalers).</footnote>

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31