Portret van Karl Barth

De verdediger der overwonnen Duitsers

Dan publiceert Barth in 1945, terwijl het welbehagen over de bevrijding zich over geheel Europa verspreidt, twee kleine werkjes: Die Deutschen und wir, en Wie können die Deutschen gesund werden? Met een vermetelheid die alleen maar als naastenliefde begrepen kan worden, schrijft Barth: `Op de goede manier de Duitsers bemoedigen, dat is wat ons vandaag opgelegd wordt! Mogen ook anderen voor deze poging de handen ineenslaan!’ 1

Wat betekenen deze woorden? En hoe is het te begrijpen, dat de auteur van de brief aan Hromadka nu aldus schrijft? Laten we hier de afstand meten die de verzetsstrijder scheidt van de profeet. toen Barth zich tijdens de gehele Hitlertijd heeft uitgesproken zoals hij gedaan heeft, deed hij dat niet zozeer als Zwitsers democraat, maar in eerste instantie als theoloog, voor wie alleen Gods wil soeverein is. Wat hij met zijn gehele werk heeft willen uitdrukken, is dat de nazistische afgoderij tot de enige en onzichtbare Heer een uitdaging richtte die Hij niet kon negeren. Aan de slachtoffers, alsmede aan de medeplichtigen van het Derde Rijk, moest hij in herinnering brengen, twaalf jaar lang, dat men niet met God kan spotten en dat zijn oordeel een regime, waarvan het eraan ten grondslag liggende antisemitisme duidelijk genoeg het radicaal antichristelijke karakter openbaarde, niet zou sparen. Toen kwam de ineenstorting van Duitsland en zijn bondgenoten, een nederlaag zo volkomen en bloedig als maar mogelijk, waarin Barth en heel de Bekennende Kirche alleen maar met vrees en beven verwerkelijkt konden zien wat zij hadden aangekondigd. De prediking van de grote profeten van het Oude Testament over de val van Babylon werd voor hun ogen geactualiseerd. En dan, wanneer de Duitse steden verpletterd worden door de bommen, wanneer alle politieke en sociale structuren stukbreken, wanneer Groot-Duitsland in vier bezettingszonen wordt uiteengescheurd, in die tijd wanneer niemand meer spreekt uit naam van het Duitse volk of de Duitse kerk, herneemt Barth het woord om met grote hardnekkigheid in herinnering te brengen wat Roosevelt en Churchill hadden kunnen zeggen in de donkerste uren van de oorlog, maar wat men in de vreugde over de overwinning en door de afschuw van de ontdekking der concentratiekampen maar al te gauw geneigd was te vergeten: niet tegen het Duitse volk, maar tegen het Hitlerregime alleen is deze slag gevoerd; nu, nu de overwinning behaald is, kan het er met om gaan hen te verpletteren die, hoewel medeplichtigen van Hitler, toch allereerst als zijn slachtoffers gezien moeten worden: de Duitsers zelf. In dit uur van overwinning en bevrijding moet de zorg voor de toekomst van Duitsland de geallieerden het allermeest ter harte gaan. Nogmaals, hier is niet een verzetsstrijder aan het woord, maar een profeet, als men dit woord verstaat in de zin die het in het Oude Testament heeft: niet zozeer een man die de toekomst voorspelt, maar veeleer iemand die, te allen tijde, er voor zorg draagt zijn tijdgenoten het Woord van de soevereine God te laten horen. Welnu, dat woord valt nooit samen met propaganda en nationale leuzen; nooit huilt een profeet mee met de wolven in het bos, nooit verheugt hij zich in de dood van een zondaar. Integendeel, altijd opent het profetische woord, in de meest uiteenlopende situaties, een ander perspectief dan dat van de mensen, namelijk een verticaal perspectief op Hem die op verborgen wijze het lot der volkeren en de geschiedenis der naties bepaalt. Welnu, de soevereine God die de geweldenaars weerstaat is ook degene, wiens genade een nieuwe toekomst opent voor wie door het oordeel verpletterd is. Daarom is in 1945 de vraag voor Barth: `Hoe is genezing van de Duitsers mogelijk?’ Deze schijnbare ommezwaai bergt een diepe en dwingende logica in zich, die als basis en rechtvaardiging de centrale dialectiek van de absolute soevereiniteit van God heeft, wiens heerlijkheid en barmhartigheid in de redding van zijn vijanden openbaar wordt, wiens oordeel nooit volstrekt negatief en vernietigend is, maar altijd een nieuwe levensmogelijkheid schenkt, een weg naar de toekomst opent en een vertrekpunt is naar een nieuwe wereld.

In deze twee kleine boekjes treedt Barth op als advocaat van de overwonnen Duitsers met bewonderenswaardige warmte, die echter een realistische kijk op de dingen geenszins uitsluit.

Leugen, onvrijheid, bruutheid en ook grote, ten hemel schreiende uitbarstingen van zulke onmenselijkheid zijn er in oorlogs- en vredestijd altijd en overal geweest. Wij mogen beslist niet vergeten, dat onze eigen, overigens terecht veelgeroemde voorvaderen juist in hun luisterrijke oorlogstijd allesbehalve engelen zijn geweest. Het huidige Duitsland echter — en dat onderscheidt het ook van het revolutionaire Rusland — heeft de onmenselijkheid tot principe en methode gemaakt. Het nationaalsocialisme is niet zozeer verbonden, maar identiek met onmenselijkheid Alle theoretische tegenwerpingen, die men vroeger in deze richting tegen zijn gedachten en leer maken moest, zijn al lang achterhaald door de praktijk, waarin het nationaalsocialisme in steeds toenemende duidelijkheid zich zelf getoond en (zo mag men wel zeggen) geoordeeld heeft…

Wij zouden moeten weten, of het waar is wat de huidige woordvoerders van het Duitse volk en wat tevens zijn bitterste tegenstanders beweren• dat dit volk in overgrote meerderheid juist gewild, uitdrukkelijk en stilzwijgend goedgepraat heeft, en in de geest instemde met dat, wat in zijn naam twaalf jaar lang geschied is en nog geschiedt. Of is het omgekeerde waar, wat het `Vrije Duitsland’ van generaal Von Seydlitz van Moskou of van elders ons verzekert: nl. dat dit volk in overgrote meerderheid juist zelf het eerste en meest beklagenswaardige slachtoffer van die helse machine is en nooit aansprakelijk te stellen is voor de daden van Duitse zijde, die ons nu het eerst voor de geest komen? Welke versie is de juiste? Of geldt een derde, volgens welke de Duitser op heel bijzondere wijze een wezen met twee geheel verschillende zielen is, zodat men in iedere Duitser tegelijk iets van Friedrich Schiller en Matthias Claudius, maar ook iets van Joseph Goebbels en Heinrich Himmler, iets van de geest van Weimar, maar ook iets van de geest van Potsdam zou moeten verwachten? Maar bovendien schijnt er ook nog de door niet weinige Duitsers aangehangen geesteshouding van Oradour en Auschwitz te zijn Wat is nu de ware Duitse geest? ..

In het Oude Testament is er een tekst, waarin men bijna woordekijk meent te herkennen wat er nu in Duitsland omgaat en om zal gaan Het is Jes 14, waar een lied aangeheven wordt over de val van de koning van Babel, op het hoogtepunt waarvan de beroemde woorden weerklinken. `Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken’ En gij overlegdet nog wel Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen. Integendeel, m het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve’ Een overwinningslied? Zo staat het helaas m onze vertalingen, Ja, hier klinkt zeker geen medelijden, en beslist wel triomf, maar de triomf gaat eigenlijk schuil achter iets geheel anders, nl. achter een geschokt deelhebben aan het beschreven gebeuren, achter een geschokte vreze, die nu toch ook ten goede komt aan hen die door dit gebeuren getroffen zijn, aan hen die zo hoog stonden en zo diep gevallen zijn.

En dat is precies de wijze, waarop wij de toestand waarin wij de Duitsers zullen weervinden, onder ogen moeten zien: in geschoktheid, met deelneming, m vreze. En dit juist dan, als wij anderzijds onmogelijk kunnen ontkennen, dat alles noodzakelijkerwijs en terecht zo moest aflopen’ Juist dan, wanneer wij onmogelijk zouden kunnen wensen dat deze oorlog een ander einde dan dit zou hebben1 Wij zouden ons zelf veroordelen, wanneer wij ons, nu voor onze eigen ogen alles zo komt, waar het komen moest, aan de geschoktheid, de deelneming en de vreze konden onttrekken. 2

Hoe kunnen de Duitsers gezond worden? De antwoorden, die ik gegeven heb, wijzen allemaal naar een en hetzelfde punt. Voor de genezing van de Duitsers zal alles erop aankomen, dat onder de vele en verschillende menselijke manieren van denken — bij de geallieerden zowel als bij de Duitsers — die geesteshouding plaats en geldigheid krijgt, die ik als ter afsluiting zo zou willen noemen• de geesteshouding van een christelijk realisme. 3

Want wat ten slotte telt zijn noch de wederkerige vergelding noch de tegenstrijdige zelfrechtvaardigingen.

Het essentiële is in 1945, dat allen te zamen zich ertoe zetten een wereld te herbouwen die bij de mens past, en die gericht is op naastenliefde, rechtvaardigheid en vooruitgang. Alles wat deze enige waardige toekomst in de weg kan staan, moet terzijde worden geschoven. De weigering om afbrekend te werken, het zoeken naar wat opbouwend is, is de gemeenschappelijke taak waartoe alle mensen van goeden wille, christenen of niet, worden opgeroepen.

Het is niet verwonderlijk dat een dergelijk standpunt in de gehele wereld opzien heeft gebaard. Het behoort tot het profetische woord, dat het altijd onverwacht is en bijgevolg verontrustend. Barths oproep heeft geen eenstemmige weerklank gevonden. Hij heeft de chauvinisten van alle landen tegen zich gehad, westelijke – met name Franse – nationalisten, die voorstanders waren van Duitslands verdwijning als onafhankelijke en ongedeelde staat, en Duitse nationalisten, voor wie de nederlaag een ongeluk was geweest en voor wie Hitlers enige fout was dat hij niet overwonnen had. Daarentegen begroetten mensen uit allerlei landen, met name een groot aantal van hen die uit de concentratiekampen terugkeerden, de woorden van Barth als verstandig, redelijk en positief. Helaas, de politici aarzelden niet het overwonnen Duitsland als een instrument te beschouwen, zijn verdeeldheid te gebruiken als wapen, zijn natuurlijke rijkdommen en industrieel potentieel als arsenalen en de bevolking als pionnen op een schaakbord. Het kwam niet bij hen op dat de overwinnaars van Duitsland jegens dat land een verantwoordelijkheid hadden, even totaal als de capitulatie die zij het hadden opgelegd. Zij, die door Barth bij het ziekbed van Duitsland geroepen werden als doktoren, belast met de taak het te genezen, letten slechts op hun eigen belang; bij het herstellen van de welvaart in de twee delen van Duitsland, dachten zij in de eerste plaats aan zich zelf. En het Duitse vraagstuk blijft, meer dan 20 jaar na de overwinning op het Hitlerrijk, een wonde plek die de wereldvrede voortdurend aantast. Omdat zij het overwonnen Duitsland konden noch wilden genezen, zouden de overwinnaars van gisteren zeer wel de wereldvrede op hoogst ernstige wijze kunnen bedreigen. De kwestie Berlijn is hiervan het meest kritieke teken op dit ogenblik, maar zij staat verre van alleen.

Daarentegen namen de kringen van de Bekennende Kirche de boodschap van Barth met grote dankbaarheid op, en men kan zeggen dat Barth de grondslag heeft gelegd voor een van de belangrijkste verklaringen in de geschiedenis van de hele kerk: op 18 en 19 oktober 1945, toen de Evangelische Kirchenrat in Duitsland, de federatie van de provinciale kerken (Landeskirchen) van geheel Duitsland, voor de eerste maal bijeenkwam, kwam er een afvaardiging van de Oecumenische Raad naar Stuttgart om de Duitsers na de verschrikking te ontmoeten. Na een lang en dramatisch onderhoud stelden de Duitsers, onder Niemöllers bezielende leiding, het document op, dat bekend staat als de `Schuldbelijdenis van Stuttgart’. Eénn der belangrijkste uitspraken luidt: `…Wij weten dat wij met ons volk niet alleen een diep gemeenschappelijk lijden delen, maar ook zijn wij ermee solidair in de schuld.’

Een dergelijke houding is een duidelijk teken van genezing; zij kan een vaste basis bieden voor een ontmoeting in vrede en wederzijds vertrouwen. Zij heeft de terugkeer bezegeld van het Duitse protestantisme in de oecumenische gemeenschap en heeft niet weinig bijgedragen tot het versterken van de overtuiging dat de Duitse naoorlogse christenen werkelijk lering hadden getrokken uit de hitleriaanse verschrikking.

In 1945 keert Barth weer terug naar Duitsland. Men kan raden met welke emoties de man van Barmen, de woordvoerder van het geestelijk verzet tegen het nazisme dan diegenen terugvindt aan wie hij onophoudelijk heeft gedacht en met wie hij steeds heeft gestreden vanuit zijn wachtpost in Bazel. Als geen ander heeft Barth in de loop van deze jaren getoond wat het engagement kan zijn van de systematische theologie en wat voor verbondenheid de voorbede schenkt. Ook ontmoet hij zonder moeite, zonder enige afstand hen, wier vastberaden metgezel hij ondanks de grens geweest is, het eerst Niemöller, over wie hij in 1945 een zeer fraai en verhelderend artikel schrijft. Want hoewel hij zijn acht jaren concentratiekamp nauwelijks achter zich heeft, kiest Niemöller in alles vrijmoedig partij en zaait hij overal onrust. De vriendschap tussen deze twee volstrekt verschillende mannen wordt sterker naarmate zij elkaar weer ontdekken; de volgende dialoog, tijdens een van hun ontmoetingen die altijd tegelijk moeilijk en vruchtbaar waren, is tekenend: `Martin,’ zegt Barth, `ik verwonder mij er over dat je ondanks je geringe kennis van de systematische theologie toch bijna altijd de spijker op de kop slaat!’ Niemöller antwoordt: `Karl, ik verwonder mij er over, dat je ondanks je grote kennis van de systematische theologie toch bijna altijd de spijker op de kop slaat!’

In allerlei soorten artikelen, interviews en toespraken gaat Barth voort een uiteenzetting te geven over Duitsland en het geestelijk verzet. Steeds opnieuw stelt hij de zaken in het juiste licht {bij voorbeeld in een polemiek met hen die, zoals Eugen Gerstenmaier, de latere voorzitter van de Bondsdag, aanspraak maken op de winst van de Kirchenkampf, zonder er in werkelijkheid in te hebben meegestreden). Hij gaat door met helder en uiterst gestreng de weg aan te geven, die, volgens hem, volgens de Schrift, gevolgd moet worden, wil men niet terugvallen in funeste dwalingen. In 1946, na verscheidene reizen, stemt Barth erin toe naar Bonn terug te keren voor een semester. En daar bevindt hij zich weer tussen de ruïnes van zijn oude universiteit, de dogmatiek docerend die meer dan ooit noodzakelijk is voor de generatie van jonge predikanten van na de oorlog, die murw gemaakt is door de revolutie van het nihilisme en de Russische winters. Er zijn vele lege plaatsen gekomen in de rijen hoorders van vroeger: de besten van hen zijn systematisch aan gevaar blootgesteld geweest, of, zoals Dietrich Bonhoeffer, in concentratiekampen terechtgesteld. In 1947 keert hij er terug voor nog een semester. Nadat hij deze laatste semesters in Bonn heeft doorgebracht, – alsof er een zichtbare revanche moest zijn van de theoloog op de dictator! – publiceert Barth een klein boek, Dogmatik im Grundriss, een gespierd en beknopt geschrift, zowel in theologisch opzicht compact als vol van toespelingen op de actualiteit of op het nabije verleden Nogmaals keert hij tot het credo terug en legt het uit met een overrompelende kracht, diepte en eenvoud: alle ervaring en al het werk van veertig jaren theologisch onderzoek worden ten dienste gesteld van een jeugd, die even verrukt als ontsteld is om in deze ouder wordende man, die het Duits met een onmogelijk Zwitsers accent spreekt, haar jongste, krachtigste, strengste en meest enthousiaste pedagoog te ontmoeten.

Maar het hedendaagse Duitsland bestaat niet alleen uit de Bondsrepubliek en zijn ruïnes, die door westelijke belangen spoedig op spectaculaire wijze gaan herrijzen, het bestaat ook uit Oost-Duitsland, dat tot de satellietlanden van Rusland behoort. Verscheidene malen gaat Barth naar Berlijn — in 1946 gaat hij zelfs naar Dresden — waar hij zowel Russische bezettingsautoriteiten als Duitse communisten ontmoet, en ook vertegenwoordigers van de kerk, die zich in Oost-Duitsland al zeer spoedig ernstig op de proef gesteld ziet. De Russische autoriteiten en Duitse communisten, die allen bereid waren de `antifascist’ Barth te fêteren, moesten zich trouwens al spoedig realiseren, dat hij hun man niet was, en dat men bedrogen uit zou komen als men op hem rekende om zich voor het karretje te laten spannen van de Oost-europese propaganda.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31