Hoofdsom der heilige leer
- Pagina's:
- Hoofdsom der heilige leer
- Voorrede
- Over de dogmatische arbeid
- Geloven als vertrouwen
- Geloven als kennen
- Geloven als belijden
- God-in-den-Hoge
- God de Vader
- God de Almachtige
- God de Schepper
- Hemel en aarde
- Jezus Christus
- Heiland en Knecht Gods
- Gods eniggeboren Zoon
- Onze Heer
- Het Geheimenis en het Wonder van Kerstmis
- Die geleden heeft
- Onder Pontius Pilatus
- Gekruisigd, gestorven, begraven, nedergedaald der helle
- Ten derden dage wederom opgestaan van de doden
- Opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des Almachtigen Vaders
- De toekomst van Jezus Christus als Rechter
- Ik geloof in de Heilige Geest
- De gemeente Gods, haar eenheid, heiligheid en catholiciteit
- De vergeving der zonden
- De Opstanding des vleses en het Eeuwig Leven
§ 16. ONDER PONTIUS PILATUS
Het leven en lijden van Jezus Christus is krachtens het feit, dat de naam Pontius Pilatus aan Hem is verbonden, een gebeuren op het vlak van dezelfde wereldgeschiedenis, waarin zich ook ons leven afspeelt. En het verkrijgt door de medewerking en medeplichtigheid van deze politicus het karakter van een beweegkracht, die enerzijds openbaar maakt de ordening van het wereldgebeuren in de vorm van overheid en staat als goddelijke instelling en teken van Zijn gerechtigheid; die andererzijds deze ordening doet kennen in haar verworden gestalte en in haar ongerechtigheid.
Hoe komt Pontius Pilatus in het Credo terecht? Men zou, om te beginnen, enigszins grof en scherp kunnen antwoorden: zoals een hond in de mooie kamer. Zoals de politiek in het menselijk leven binnendringt en vervolgens op een of andere wijze ook in de kerk! Wie is Pontius Pilatus? Waarlijk een onaangename en onaanzienlijke figuur, met een uitgesproken onverkwikkelijk karakter. Wie is Pontius Pilatus? Een heel gewone ondergeschikte functionaris, een soort plaatselijk commandant van de militaire overheid ener vreemde, bezettende macht in Jeruzalem. Wat doet hij daar? De zaak is deze: de plaatselijke Joodse gemeente heeft een besluit genomen, maar beschikt voor de uitvoering daarvan niet over de nodige macht. Zij heeft een doodvonnis uitgesproken en moet nu de wettelijke bekrachtiging en toestemming tot voltrekking van Pilatus zien te verkrijgen. En na enige aarzeling dóet hij, wat van hem verlangd wordt. Een volkomen onbetekenend man, die slechts een uiterlijke rol vervult in dit gebeuren, want al wat werkelijk gewicht in de schaal legt, wat van geestelijke aard is, speelt zich af tussen Israël en Christus, in de Hoge Raad, die Hem aanklaagt en verwerpt. Pilatus staat daarbij in zijn uniform, als een werktuig waarvan men zich bedient, en zijn rol is niet bepaald eervol. Hij erkent de onschuld van deze Man, maar geeft Hem niettemin, over om gedood te worden. Hij had gestreng volgens recht moeten handelen, doet dit echter niet, maar laat zich door “politieke overwegingen” leiden. Hij bezit niet de zedelijke moed om nu ook te stáán voor zijn eigen rechterlijke uitspraak, maar geeft toe aan het geschreeuw van het volk en stelt hun Jezus in handen. Hij laat door zijn cohort de kruisiging voltrekken. Wanneer dan midden in de geloofsbelijdenis van de christelijke kerk juist op het moment, waarop wij op het punt staan het binnenst heiligdom van het geheimenis Gods te betreden, opeens dergelijke dingen zich voordoen, dan zou men wel met Goethe willen uitroepen: “ein garstig Lied, Pfui, ein politisch Lied”. (noot) Maar het stáát er: “onder Pontius Pilatus. . . .” En daarom hebben wij ons af te vragen, wat dat toch wel mag inhouden. De bekende schrijf ster Dorothy L. Sayers heeft voor de Engelse radio een hoorspel geschreven: “The man borned to be king“, en verklaart daarin de droom van Procla, Pilatus’ vrouw, in deze trant: deze vrouw zou in de droom gehoord hebben hoe alle eeuwen door, in alle talen en tongen, juist deze roep wordt herhaald: “geleden onder Pontius Pilatus”. Nogmaals: hoe komt Pontius Pilatus in het Credo terecht?
Deze naam, hier in onmiddellijk verband gebracht met het lijden van Christus, maakt duidelijk op een wijze, dat ieder het wel moet horen: dit lijden van Jezus Christus, deze onthulling van de rebellie van de mens en van de toom Gods daarover, maar ook van Gods bam1hartigheid, vond niet in de hemel plaats, niet ergens op een verre planeet, of zelfs in een wereld van ideeën, neen, dit geschiedde in o n z e t ij d, midden in de wereldgeschiedenis, in het veld waar ons aller menselijk leven zich afspeelt. Wij hebben dus dit gegeven leven niet te ontvluchten, wij moeten niet de wijk nemen naar een beter land, of vluchten naar onbekende hoogten, niet naar een geestelijk “Wolkenkuckucksheim”, een christelijk sprookjesland, neen, God is midden in dit barre en verschrikkelijke leven gekomen. Dat het Woord vléés werd. betekent ook, dat het tijd, dat het geschiedenis werd. Het nam de gestalte aan, die het menselijk schepsel eigen is, het kwam in de wereld waarin juist zulke lieden voorkomen als deze Pontius Pilatus! En men hoort er zelf ook bij en herkent voor een groot deel zichzelf! Wij hoeven de ogen daarvoor niet te sluiten, want God heeft ze er ook niet voor gesloten: Hij is tot dit alles ingegaan. De vleeswording des Woords is een uiterst concreet gebeuren, waarbij de naam van een mens een zekere rol mag spelen. Gods Woord heeft nu eenmaal het karakter van het h i c e t n u n c, hier en nu. Lessing’s opvatting alsof het Woord Gods een “eeuwige redelijke waarheid” zou zijn en niet een “toevallige historische waarheid”, is er werkelijk naast. Immers, Gods geschiedenis kan in zekere zin juist toevallige historische waarheid genoemd worden, even “toevallig” namelijk als deze kleine onbelangrijke plaatselijke commandant Pilatus. God heeft Zich niet geschaamd het menselijk bestaan aan te nemen in een “toevalligheid” van deze aard. Tot de factoren, die onze menselijke tijd en onze menselijke geschiedenis bepalen, behoort volgens de naam Pontius Pilatus ook het leven en lijden van Jezus. Wij zijn in deze monstrueuze wereld niet aan ons lot overgelaten, neen, in dit ver en vreemd gebied is God tot ons gekomen.
Nu is het uiteraard duidelijk, dat juist het feit, dat Jezus Christus onder Pontius Pilatus slechts l ij d e n e n s t e r v e n kan, deze wereldgeschiedenis stempelt tot een hoogst twijfelachtige zaak. Hier wordt openbaar, dat we met de voorbijgaande, oude “aeon” te doen hebben, de wereld met als karakteristieke vertegenwoordiger Pontius Pilatus, tegenover wie Jezus volkomen onmachtig en hulpeloos staat. Hierin blameert het Romeinse Imperium zichzelf, gelijk ook Pilatus, als stadhouder van de grote “Kyrios” (heer) te Rome zichzelf blameert. Zo ziet heel het politieke handelen er uit in het licht van het naderend Rijk Gods: alles staat op het punt van afbraak en reeds is bij voorbaat alle ondernemen tot mislukking gedoemd. Dat is de ene kant: deze wereld waarin Christus gekomen is, wordt door Hem belicht in al haar vergankelijkheid en dwaasheid.
Maar het zou niet juist zijn, hierbij te blijven staan. Want de Pilatus-episode is in alle vier de evangeliën toch van te groot gewicht, dan dat men zich tevreden zou kunnen stellen met de opmerking: Pilatus, dàt is nu de “wereldling” in het algemeen. Hij is niet slechts dat, maar hij is s t a a t s m a n en p o l i t i c u s. De ontmoeting van wereld en Rijk Gods draagt derhalve nog een bijzonder karakter. Het betreft hier niet de ontmoeting van het Rijk Gods en iets als bijv. de menselijke wetenschap, of de samenleving, de arbeid, maar bepaaldelijk de ontmoeting van het Rijk Gods en de Polis (staat). Pilatus vertegenwoordigt hier dus de orde, die staat tegenóver de àndere orde, welke door Israël en de kerk wordt uitgebeeld. Hij is de vertegenwoordiger van keizer Tiberius. Hij is de representant van de wereldgeschiedenis, voorzover zij door alle tijden in de vorm van overheid en staatsmacht is geordend. Dat Jezus Christus onder Pontius Pilatus geleden heeft, houdt dus ook dit in, dat Hij Zich heeft onderworpen aan deze instelling van de overheid: “Gij zoudt geen macht over mij hebben indien zij u niet van boven ge geven ware”. Jezus Christus maakt volkomen ernst met Zijn eigen woord: “Geeft de keizer wat des keizers is” Hij geeft hem inderdaad, wat hem toekomt; Hij tast het gezag van Pilatus niet aan; Hij lijdt en protesteert er niet tegen, dat Pilatus opdracht heeft over Hem zijn rechterlijk oordeel uit te spreken. M.a.w. de ordening van de staat, de polis, is het gebied, waarin ook Zijn daden, de daden van het eeuwige Woord geschieden. Het is het gebied, waarin naar menselijk inzicht onder bedreiging en eventuele toepassing van geweld, beslist wordt over recht en onrecht in het openbare leven der mensen. Dat is de staat, dat is wat wij politiek noemen. Al wat in het gebied van de politiek voorvalt, is een poging dit recht in practijk te brengen. Het wereldgebeuren wordt nu eenmaal door staatkundige vormen geordend, of schoon – gelukkig! – niet alleen daardoor. Midden in deze door de staat geordende wereld verschijnt nu Jezus Christus. Hij neemt, door te lijden onder Pontius Pilatus, ook deel aan deze ordening en daarom is het de moeite waard na te gaan, wat dit feit heeft te betekenen en wat daarbij aan het licht komt met het oog op de openbare orde van het leven; wat er vanuit het lijden van de Heer zichtbaar wordt aangaande heel deze werkelijkheid, die wij met de woorden “Pontius Pilatus” kunnen kenschetsen.
Het is hier niet de plaats, om een christelijke leer aangaande functie en wezen van de staat te ontvouwen. Een leer overigens, die men onmogelijk van de leer aangaande de kerk kan scheiden. Maar enkele woorden moeten hier toch gezegd worden. Want het is er toch wel zo mee gesteld, dat men in deze ontmoeting van Jezus en Pilatus als in een kiemcel alles bijeenvindt, wat vanuit het evangelie over het gebied van de polis te denken en te zeggen valt.
De ordening en de macht van de staat, gelijk zij door Pontius Pilatus tegenover Jezus wordt vertegenwoordigd, komt hier ongetwijfeld in haar n e g a t i e v e gestalte aan het licht, in heel haar verwording en ongerechtigheid. Men kan gerust zeggen: indien ergens de staat als een staat van het onrecht zichtbaar wordt, dan hier en indien ooit de staat zichzelf geblameerd heeft, en de politiek een wangedrocht bleek te zijn, dan wederom hier! Wat doet n.l. Pilatus? Hij doet, wat de politici in meerdere of mindere mate altijd gedaan hebben en wat te allen tijde aan het voeren van actieve politiek eigen is geweest: hij probeert gezag en orde in Jeruzalem te redden en te handhaven, en daarmee tegelijk zijn eigen in vloedrijke positie te bewaren, door het zuivere recht, tot welks bescherming hij toch eigenlijk is aangesteld, prijs te geven. Merkwaardige tegenstrijdigheid! Hij moet over recht en onrecht beslissen, dat is zijn raison d’ être (bestaansreden) en om zijn positie te kunnen handhaven, “uit vrees voor de Joden”, ziet hij er juist van àf metterdaad te doen hetgeen hij moest doen: hij wijkt terug, hij geeft toe. Weliswaar veroordeelt hij Jezus niet – hij k à n Hem eenvoudig niet veroordelen, hij bevindt Hem immers onschuldig niettemin geeft hij Hem prijs. Maar door Jezus prijs te geven, geeft hij zichzelf prijs. En terwijl hij op deze wijze bij uit stek tot het type van alle kerkvervolgers wordt en in hem reeds de gestalte van een Nero zichtbaar wordt, terwijl dus daar duidelijk de staat als onrechtstaat uitkomt, wordt de staat als zodanig daarmee onteerd. In de persoon van Pilatus ontneemt de staat zichzelf het recht van bestaan en wordt tot wat Augustinus genoemd heeft: een “rovershol”, tot een gangsterstaat, die er op uit is het optreden van een onverantwoordelijke bende onder het mom van recht te regelen. Dat is ook de polis, dat heet ook politiek. Is het verwonderlijk, dat men zijn gezicht voor die staat liever zou willen verbergen? En wanneer de staat zich jaren, tientallen van jaren, alléén op een dergelijke wijze heeft gedragen, is het dan nog verwonderlijk, dat men tenslotte heel het politieke bedrijf moe geworden is? Inderdaad: de staat zo gezien, de staat in de gestalte van een Pilatus, is de polis in haar volstrekte tégenstelling tot kerk en koninkrijk Gods. Het is de staat, zoals hij in het N. Test. in Openb. 13 aangeduid wordt: het beest uit de afgrond, begeleid door dat andere beest, met de grote muil, ,dat het eerste beest gedurig verheerlijkten prijst. Het lijden van Christus betekent de ontmaskering, het oordeel, de veroordeling van dit dierlijk monster, dat zichzelf polis noemt.
Maar dat is niet alles en daarbij kan men niet blijven staan. Wanneer Pilatus eerst eenvoudig de ontaarding van de staat en dus de onrechtstaat vertoont, dan valt, ziende in deze holle spiegel, toch ook niet te ontkennen de bedoelde, de bétere, de góede orde Gods, die hier gesticht is en voort duurt en haar kracht behoudt, de r e c h t e staat, die door onrechtvaardige handelingen van mensen wel onteerd, maar daardoor, evenmin als de ware kerk, volkomen opgeheven kan worden, omdat hij berust op een goddelijke instelling en beschikking. De macht die Pilatus heeft is, omdat hij haal’ misbruikt heeft, niettemin een hem van bóven gegeven macht. Jezus heeft dat erkend en laten gelden, evenals later Paulus de christenen te Romé heeft opgeroepen ook in de staat van Nero de goddelijke ordening en instelling te blijven erkennen, zich naar haar te schikken en de “a-politische” houding (die van totale onverschilligheid inzake politiek), waartoe sommige christenen waren vervallen, te laten varen en zich veeleer voor de instandhouding van de rechte staat verantwoordelijk te weten. Dat de orde van de staat op en voor zichzelf een orde van God is, komt ook in het geval van Pilatus uit en wel daarin, dat hij, terwijl hij als een slecht staatsman Jezus overgeeft aan de dood, er toch niet aan kan ontkomen Hem als een goed staatsman, volkomen correct, onschuldig te verklaren. En het komt daarenboven onheilspellend en met bijzondere kracht inzonderheid daarin uit, dat Pilatus, de slechte staatsman – die Barabbas vrijlaat, Jezus ten dode verwijst en zo, precies andersom dan in 1 Petr. 2 : 14 wordt bedoeld, de bóósdoeners beloont en de góeden bestraft – wel het tegendeel kan willen en doen van hetgeen hij als goed staatsman had móeten willen en doen, maar juist zodoende (dat alles verontschuldigt hem wel allerminst, maar rechtvaardigt op het hoogst de wijsheid Gods!), het allerhoogste Recht moet voltrekken, gezien de uitkomst van het geheel. Dat Jezus, de Rechtvaardige, zou sterven in de plaats van de onrechtvaardige mens, en derhalve deze Barabbas, in plaats van Jezus, er ongestraft zou afkomen, zie, dàt was de wil van God in het lijden van Jezus Christus. Dat maakt juist Zijn lijden tot het lijden onder Pontius Pilatus, de slèchte – zijns ondanks goède! – staatsman. Dit nu was de wil Gods in het lijden van Jezus Christus, dat Jezus door de Joden overgeleverd zou worden aan de heidenen, dat het Woord Gods uit het beperkte gebied van het volk Israël uit zou treden en zou ingaan in de ganse volkerenwereld. De heiden, die hier Jezus overneemt uit de bezoedelde handen van Judas, van de hogepriesters, van het volk van Jeruzalem, deze Pilatus, zèlf een man met bezoedel de handen, deze heiden is de slechte – maar zijns ondanks goede – staatsman Pontius Pilatus. Hij is ook in dit opzicht gelijk Hamann (noot) hem genoemd heeft: de executeur-(testamentair) van het N. Test. En in zekere zin zelfs de stichter van de kerk uit Joden èn heidenen. Zo triumfeert Jezus over degene, onder wiens slechtheid Hij lijden moet. Zo triumfeert Hij over de wereld, waarin Hij, zodra Hij haar is binnen gegaan, reeds moet lijden. Zo is Hij de Héér, ook daar, waar Hij door de mensen verworpen wordt. Zo moet juist de orde van de staat, ongeacht haar ontaarding door de schuld van mensen, als Jezus aan háár onderworpen wordt, openbaar maken, dat zij in waarheid Hèm onderworpen blijft. Daarom bidden de christenen voor de overheidspersonen. Daarom stellen zij zichzelf voor de instandhouding van de overheid verantwoordelijk. Daarom behoort het ook tot de opdracht van de christenen het algemeen welzijn voor te staan, de goddelijke ordening en instelling van de staat daarmee te eerbiedigen, dat zij, naar hun beste weten, niet de verkeerde, maar de rechte staat kiezen en begeren: de staat, die de hem van boven verleende macht – niet gelijk Pilatus oneer, maar éér aandoet. En zij hebben daarenboven het vertrouwen, dat het recht Gods in het politieke leven ook daar, waar het door de mensen miskend en met de voeten getreden wordt, de sterkste partij is, omwille van het lijden van Jezus Christus, van die Jezus, wie a 11 e macht in hemel en op aarde gegeven is. Ja, er is voor gezorgd, dat de boze kleine Pilatus er naar kan fluiten! Hoe zou dan een christen nog zijn partij kunnen kiezen?