Ga toch niet aan Uw knecht voorbij
- Pagina's:
- Ga toch niet aan Uw knecht voorbij
- Genesis 18:3
- Psalm 111:7
- Levitikus 17:11
- Jesaja 30:18
- 1 Kronieken 29:5
- Richteren 8:23
- Genesis 4:4-5
- Psalm 37:4
- Maleachi 3:18
- Deuteronomium 26:7
- Psalm 38:10
- Exodus 34:9
- Psalm 25:1,2
- 1 Kronieken 28:9
- Psalm 2:1
- Psalm 119:7
- Jesaja 43:4
- Exodus 29:46
- 1 Koningen 3:12,13
- 1 Samuël 12:22
De Heere zal over u heerschen. Richteren 8 : 23.
Zóó luidt het woord dat Gideon terecht zeide tot de lieden, die hem vanwege zijn overwinning tot hun heer wilden maken. Hij kon en wilde zoo’n regeering niet aanvaarden. D e H e e r e zal over u heerschen! Dat komt God toe, den Schepper en Regeerder aller dingen; en dat is de onmetelijke vrijheid, waartoe Hij Zijn kinderen geroepen heeft : dat Hij geen heer naast Zich duldt. Gideon wist en beleed dat blij en graag. Anderen moeten het tegenstrevend en tandenknarsend weten en tenslotte belijden. Dat het zoo is, is ons weliswaar diep verborgen. Wij zien dat de wereld vol van vreemde heeren is. Mammon en zijn verwanten regeeren met macht, en denken er niet over om af te treden. Valsche godzaligheid laat zich ook nogal gelden, en doet den vorst dezer wereld heelemaal geen afbreuk. Had hij zich niet opnieuw tot heer geproclameerd op Golgotha in het dooden van den Rechtvaardige ? Er is ook wel een fijner oor dan het onze noodig, om in het diepe zwijgen van den nacht en den dag en den tweeden nacht tusschen Goeden Vrijdag en Paschen de stemmen te vernemen van den onmachtigen, gebroken toorn van de daemonen dezer wereld, en boven deze uit de stemmen van den triomf der hemelsche dienaren Gods. Maar wat wij nog niet hooren, is niettemin waar: „Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het doodenrijk, noch laat Gij Uw gunstgenoot de groeve zien.” [noot] En als wij nog niets te zien krijgen van den val van tronen, overheden en machten, en van de overwinning van God over alle Hem tegenstrevende heerschappijen; als onze hemel, zoover het oog reikt, verduisterd is door groote wolken van goden en godheden, die zich veel aanmatigen, en voor wie de menschen (en wij zelf vaak met hen) neerknielen; als het maar al te waar is, dat wij geen enkele van deze valsche heeren uit eigen kracht ten val kunnen brengen en dit ook niet zullen doen, — wel, dan is het ons toch, en juist in deze duisternis, geopenbaard, en het geloof verneemt wat het oog niet ziet en het oor niet hoort: De Heere zal over u heerschen! Daartoe, ja waarlijk, daartoe heeft Jezus Christus den nood des doods en het oproer van de hel over Zich heen laten gaan, opdat Hij over alles heerschen zou; opdat Hij alle dingen vervullen zou. De heele wereld dier valsche heerschers, hoe massaal en indrukwekkend ze er ook uitziet, is immers rijp voor de ineenstorting. Maar de erfgenamen der belofte zijn midden in de gevangenschap nu reeds de verborgen vrijen. Laten ze vooral de gelegenheid niet verzuimen, om voor hun medegevangenen boodschappers der Goddelijke vrijheid te zijn l
Heere, maak ons vrij! Maar maak ons vrij alleen door het aanbreken Uwer heerschappij. Gij ziet en kent onze ellende. Maar het Leven is verschenen! En dus vertrouwen wij en smeeken met alle andere gebondenen, onze broeders en zusters: Uw koninkrijk kome ! Amen.