Ga toch niet aan Uw knecht voorbij

 

 

 

 

 

Heere, indien ik nu genade gevonden heb in Uw oogen, zoo ga nu de Heere met ons. Exodus 34 : 9.

We willen er goed op letten, dat er niet staat: zoo ga nu de Heere met mij! Maar: zoo ga nu de Heere met ons! Het is immers Mozes, die zoo gebeden heeft, en Mozes was in dit opzicht een echte man Gods, dat hij zich in zijn bidden zoowel als in zijn arbeiden heelemaal solidair verklaarde met het door God uitverkoren volk; dat het doel van alles, wat wij van zijn leven weten, het groote „Wij” was, en niet het groote „Ik”. Ook niet en vooral niet het groote vrome Ik, dat wel heel graag zou willen, dat de Heere met mij, met mij, met mij ging. Mij, mij, mij, door twijfel, aanvechting, zonde en dood heen in den hemel bracht. En dat heelemaal vergeet, dat God, zooals de Heidelberger catechismus zegt, een „uitverkoren  g e m e e n t e ” verzamelt, beschermt en bewaart, en dat ik — nu pas is er van mij .sprake — daarvan een levend lid ben en eeuwig blijven zal. Wij kunnen erop aan : Als het waar is, dat ik genade gevonden heb in Gods oogen, dan kán ik niet met „ik”, maar dan moét ik met „wij” verder bidden. Wij zijn Gods kinderen. Hoeveel verborgen gemis aan genade treedt daarin onverbiddelijk aan den dag, hoeveel niet-verhooring van schijnbaar oprechte gebeden vindt daarin haar oorzaak, hoeveel bederf en verwording in Kerk en Christenheid is eenvoudig hieruit te verklaren: Het draait alles, ook in het geloof, of in dat wat wij geloof noemen, om onszelf. Wij maken van de godzaligheid een beroep, waarvan wij de opbrengst vanzelfsprekend voor onszelf bestemd hebben. En dat is dan nog veel gevaarlijker zonde dan de eerste! Als ik weet, dat Christus voor mij gestorven is, — wie moet mij dan dadelijk voor oogen staan? Laat Mozes het ons nog eenmaal zeggen: „Indien ik nu genade gevonden heb in Uw oogen, zoo ga de Heere met o n s.” En dan spreekt hij van dat hardnekkige volk. Ik word samen met dit hardnekkige volk gered of ik zal heelemaal niet gered worden. Slechts de zonde is een particuliere aangelegenheid. In de genade gaat de Heere met o n s; gaat Hij in het midden van ons. Hebben wij niet alle aanleiding, ons juist onder dit gezichtspunt nog eens in de laagste klasse van Gods school te verplaatsen?

Vader in den hemel! Gij hebt ons broeders én zusters gegeven. In hun midden woont Uw barmhartigheid. Zij bevallen ons niet altijd. En wij zijn telkens geneigd, ze te vergeten en onzen eigen weg te gaan. Dan raken wij ook U kwijt. Houd ons bij elkander, opdat Gij onze Heiland zijt en blijft. Amen.

 

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21