Ga toch niet aan Uw knecht voorbij

 

 

 

 

 

Zij zullen weten, dat ik de Heere hun God ben, Die hen uit Egypteland uitgevoerd heb, opdat Ik in het midden van hen wonen zou; Ik ben de Heere, hun God. Exodus 29 : 46.

Wanneer de eeuwige God Zijn Woord spreekt en ons, arme menschen, de ooren opent, zoodat wij Hem kunnen verstaan, dan is er telkens een groot, door niets gestoord gejubel in den hemel en op de aarde. Zonde, nood en dood moeten dan zwijgen.

De gevangenschap in Egypte is voorbij, vergeten als een booze droom. Gods Woord is Gods zalige belofte en Gods zalige belofte beteekent vrede, vreugde en vrijheid voor wie deze ontvangen. Dat is waar, en dat blijft waar, en het zal steeds wéér waar worden. Zoo was het ook goed en noodig, dat zij indertijd takken van de boomen rukten en niet luide genoeg konden roepen: Hosanna! toen Jezus, de profeet uit Nazareth, uit Galiléa tot Zijn volk kwam. Maar Gods Woord komt tot ons, om onder ons te wonen, niet slechts voor een oogenblik, maar voor altijd, niet alleen in onze harten, maar ook in onze huizen, niet alleen in onze stille overdenking, maar daarna ook in onze gesprekken en daden. Om in hun midden te wonen, heeft God de Israëlieten uit Egypte uitgeleid, en kwam Jezus uit Nazareth tot Zijn volk. De Zijnen echter namen Hem niet aan. [noot] En wij? Wat doen wij het Woord Gods aan? Het wordt door ons aan het kruis genageld. Is het wel zoo? Zoodra het na dien jubel in hemel en op aarde tot ons komt, maken wij er ons meester van, en dan wordt het verloochend, versmaad en gedood. Is het niet altijd en overal het Licht, dat in de duisternis schijnt en door de duisternis niet wordt aanvaard? Zie, zóó woont het Woord in ons midden. Juist op deze wijze, om ons onuitsprekelijk te verootmoedigen en ons onbegrijpelijk te verhoogen, het Woord van dien God, Die vóór ons is, terwijl wij altijd tegen Hem zijn. „Ik ben de Heere!” Dat alleen geldt; niet: gij zijt de gehoorzame mensch. De zalige belofte zou haar kracht verloren hebben als dat laatste zou gelden. Want wij zijn ongehoorzame menschen. En daarom beteekent „Hosanna” niet: Hoera! En ook niet: Heil! Maar:  H e l p   t o c h !  Want slechts hulpeloozen, die zóó roepen, worden geholpen. Dat is het, wat wij weten moeten.

Heere, laat ons blijde weten, dat Gij de Heere zijt, die alles heerlijk volbracht hebt, en volbrengt wat wij noodig hebben. Gij woont in het midden van ons, Uw vijanden. En Gij houdt niet op met rechtvaardig en barmhartig te zijn. Help ons toch, dat wij, en alle hulpeloozen met ons, geen andere hulp dan de Uwe begeeren! Amen.

 

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21