Een heel andere God
- Pagina's:
- Een heel andere God
- Ter Inleiding
- Omgekeerde beweging
- De ontdekking van de bijbel
- De Römerbrief
- De Christen in de maatschappij
- Theologie van het Woord
- Politieke theologie
- Een kerkelijke dogmatiek
- Er wordt geregeerd
- Epiloog
- Literatuurlijst
I. OMGEKEERDE BEWEGING
Deze God is dood
Wij schrijven augustus 1914, het begin van de eerste wereldoorlog. De zgn. beschaafde wereld valt uiteen in naties, die elkaar te vuur en te zwaard bestrijden. Ze beweren allemaal dat de beschaving op het spel staat en tegen de ander moet worden verdedigd.
Voor sommige mensen –het zijn er maar weinig – valt een wereldbeeld aan stukken. Het lukt hen niet om nog langer te geloven in het humane gehalte van de Europese cultuur. Juist de vooruitgang aan technisch en organisatorisch vermogen blijkt catastrofaal.
Een van die mensen is de jonge Zwitserse theoloog Karl Barth. Wat voor hem de catastrofe nog groter maakt, is dat al die naties die elkaar de oorlog verklaren dat doen in de naam van God. In de naam van de éne God van het christen dom, die nu blijkt te bestaan in een Duitse, Engelse, Franse, enzovoort God. Niet alleen de Europese cultuur met zijn pre tentie dé beschaafde wereld te zijn, maar ook God is wat Barth betreft volstrekt ongeloofwaardig geworden.
“
Deze God … de schutspatroon van onze
mensengerechtigheid, onze moraal, onze staat,
onze cultuur, onze religie [is] geen God…
Hij kan niet verhinderen dat Zijn gelovigen, al die
uitmuntende Europese en Amerikaanse mensen van
cultuur, welvaart en vooruitgang, al die wakkere vlijtige
staatsburgers en vrome Christenen elkaar met moord en
doodslag te lijf gaan… Hij is een afgod. Hij is dood.
“(GerechtGott, 13v.)
Religieus socialist
Niet dat de wereld volgens Barth tot 1914 gewoon in orde was. Zelf groot geworden in een goed gesitueerd, intellec tueel en beschermd milieu had hij al leren beseffen dat de heersende orde niet bestond zonder de keerzijde van de ellende van het proletariaat.
Tot nu toe was Bart een aanhanger van de zogenaamde liberale – wij zouden zeggen: vrijzinnige – theologie. Anders dan voor de orthodoxe theologie was voor deze theologie de moderne cultuur geen teken van verval, maar een echte vooruitgang. In de liberale theologie ging het er om de moderne mens het belang van het christelijk geloof te laten zien. Zij wilden hem duidelijk maken dat God niet met de moderne cultuur in strijd was. Integendeel, God was eerder de hoogste idee van die cultuur, het hoogtepunt van haar humaniteit, haar ideale strekking.
Deze oriëntatie op de moderne cultuur deelde Barth. Alleen was haar humaniteit voor hem de zaak van een tegenbeweging geworden: het socialisme. God vormde niet de ideale strekking van dé cultuur, maar van de socialistische beweging.
Barth was religieus socialist, een leerling van Herman Kutter (1869-1931) en Leonard Ragaz (18681945). Van Kutter leerde hij: wat de sociaaldemocratie wil, is in de geest van de revolutie van God. Van Ragaz: een christen moet socialist zijn, een socialist christen.
Ook dat laatste, dat een socialist christen moet zijn, was belangrijk. Want een socialist zonder het geloof in een God, die de socialistische beweging permanent onder kritiek stelde en zo heilzaam relativeerde, moest wel vervallen in een vergoddelijking van zichzelf en zijn partij.
Wanneer Barth op uitnodiging van een plaatselijke partijafdeling van de sociaal democratische partij spreekt over het onderwerp Jezus en de sociale beweging houdt hij zijn verhaal in deze religieus-socialistische geest. Hij maakt duidelijk dat het en tussen Jezus en de sociale (bedoeld is: de socialistische) beweging een afstand suggereert, die er niet is. Het moet zijn: Jezus is de sociale beweging. Dat echter betekent weer dat Jezus in de sociale beweging voorgaat, en dat het socialisme zich door hem ook moet laten gezeggen, want:
”
Hij wilde wat jullie willen, maar hij deed het
ook… Dat is überhaupt het verschil tussen Jezus
en ons anderen: bij ons is het meeste programma
terwijl bij Jezus programma en uitvoering één
waren. Daarom zegt Jezus heel eenvoudig dat jullie
je programma moeten uitvoeren, dat jullie moeten
doen wat jullie willen.
“(JesSocBew, 408)
Een dubbele desillusie
Als in 1914 de oorlog uitbreekt, verliest Barth echter ook zijn geloof in de socialistische beweging. Wat is er gebeurd? Nog in 1912 verklaarde de Socialistische Internatonale in Bazel dat zij in geval van oorlog de arbeiders zou oproepen tot een algemene staking. Maar in 1914 blijkt dat allemaal vergeten. De verschillende sociaaldemocratische partijen steunen de oorlogvoering van hun land. Ook de arbeiders zijn in meerder heid niet immuun voor de algemene nationalistische euforie. Barth heeft te kampen met een dubbele desillusie. Want ook zijn leermeesters in de liberale theologie laten zich in Duits land meeslepen door de oorlogsstemming. Erger nog: zij sle pen anderen mee. De grootste onder hen, Adolf von Harnack (18511930), schrijft de ophitsende redevoering van Keizer Willem II en de tekst van een manifest dat door praktisch alle prominente Duitse intellectuelen ondertekend wordt. Het manifest legt uit waarom deze intellectuelen de Duitse oorlogvoering steunen. Ook de namen van Barths leermeesters (op één na) staan eronder. Barth herinnert zich met bitterheid:
”
(1914) betekende voor mij concreet dat
ik in tweeërlei opzicht het spoor bijster raakte.
In de eerste plaats ten aanzien van de leer van
mijn gezamenlijke theologische leermeesters,
die mij door wat ik als hun falen tegenover
de oorlogsideologie beschouwde, reddeloos
gecompromitteerd leek. En vervolgens ten aanzien
van het socialisme, waarvan ik, naïef genoeg, nog
meer dan van de christelijke kerk verwacht had dat
het zich aan deze ideologie zou kunnen onttrekken
en dat ik nu tot mijn ontzetting in alle landen het
tegendeel doen zag.“
(Skizze, 306v)
Zwijgen?
Het is voor Barth onmogelijk geworden om met de theologie door te gaan alsof er niets gebeurd is. Godsonmogelijk! Want niet alleen de mensen zijn onmogelijk geworden, maar God is dat ook. Althans de God die op de een of andere manier in het verlengde ligt van wat mensen aan het doen zijn. De God van het christendom is dood. Niet alleen de God van de christelijk-europese cultuur, maar ook die van het religieus socialisme. En áls er nog een God denkbaar is, dan uitsluitend en alleen op voorwaarde dat Hij zichzelf kenbaar maakt. Maar hoe moeten wij dat denken? Wij, die de weg naar God zijn bijster geraakt? Kunnen wij anders dan er het zwijgen toe doen? Er is één herinnering die Barth er op het nippertje van af houdt om eenvoudig als theoloog te verstommen. Het is een herinnering gewekt door de bijbel. De herinnering aan een omgekeerde beweging: niet van de mensen naar God, maar van God naar de mensen. Een beweging die begint met wat voor mensen onmogelijk, mensonmogelijk , is: God spreekt! God geeft zichzelf te kennen! God openbaart zich! God neemt het woord! Op die basis – die wij echter onmo gelijk leggen kunnen – is theologie inderdaad mogelijk. Als leer van de logos (Grieks:logos=woord) van God. Die dus God zelf aan het woord laat, laat uitspreken. En dat is: de bijbel volgen waar deze betuigt dat God zich uitgesproken hééft. In Jezus Christus namelijk: de logos tou theou, het Woord van God.
De herinnering aan die omgekeerde beweging, gewekt door de bijbel als het getuigenis van het Woord van God, dat in Jezus Christus ‘eens en voor altijd’ beschaamd is, vormt het begin en het beginsel van het theologisch project waaraan Barth zijn verdere leven lang heeft gewerkt.