Romeinen 5

En zoals dus de dood doorgang vond tot alle mensen, als degenen die allen zondigden. . . We komen vanuit de onhistorische achtergrond van onze ou­de wereld op de helle voorgrond en zien zichtbaar bevestigd wat uit haar on­zichtbare, via het kruis onderkende toestand noodzakelijkerwijs moet vol­gen: We zien alle mensen doen, wat Adam deed en daarna allen ondergaan wat Adam onderging. We zien alle mensen zondigen en daarna allen ster­ven. We zien allen van God nemen wat het zijne is, en daarna allen be­schaamd worden. Dat het in plaats van {Jaarna’ ‘daarom’ moet zijn, dat we­ten wij, maar dat nemen we niet zo nauw. We zien alleen de feiten. De zonde van Adam, die niet zonder de meest compromitterende medewerking van het vrouwelijk geslacht is uitgebroken, aan het licht is gekomen en zichtbaar is geworden, zijn opdringerig grijpen naar de boom der kennis, dat wordt door heel de geschiedenis heen herhaald, gevarieerd, vernieuwd. ‘Niemand is rechtvaardig, ook niet één’ (3, 10,23). Maar door de hele geschiedenis heen loopt ook de lijn des doods – of die nu gezien wordt of niet – waarop met handen te grijpen is wat het betekent, dat ~dam als één onzer gewor­den is, en weet wat goed en kwaad is’ (Gen. 3, 22).

En nu, zoals die onzienlijke orde van de oude wereld bestond en in de zicht­bare feiten zijn illustratie vindt, zo . . . Maar voordat we de analoge conclu­sie trekken, moet er nog één punt van het gezegde in het bijzonder onder­streept worden.

Vs 13-14. Want reeds voor de wet was er zonde in de wereld. Maar waar geen wet is, wordt de zonde niet aangerekend. Toch heerste de dood als koning, ook van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet naar het voorbeeld van Adams overtreding zondigden. Deze is echter het beeld van de komende mens.

(151) De noodzakelijke onderstreping geldt het begrip zonde. Dit begrip moet in de onzienlijke, volle betekenis des woords opgevat worden, opdat het voor het wezen van de ondergaande wereld en ook voor dat van de komende ver­helderend is. De zonde is in de wereld, zeiden we, niet als gebeurtenis en als toestand, ook niet als de optelsom van al dergelijke dingen, niet als histo­risch-psychologische toevalligheid, maar als een altijd en overal in gelijke mate vooronderstelde bepaaldheid van menselijke gebeurtenissen en toe­standen. De zonde is het soortelijk gewicht van de menselijke natuur als zo­danig. Zonde is niet een geval, of een serie van gevallen in het leven van de mens, maar de zonde is de zaak die met zijn leven als mens al feit is. Zonde geschiedt, nog voor zij in het bewustzijn of in het onderbewustzijn van deze of gene mens tot gebeurtenis is geworden. Zonde is een macht, nog voordat zij tot wil en gezindheid van deze of gene mens is gaan behoren. ‘Want reeds voor de wet was er zonde in de wereld’.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12