Biografie Bazel II

 

Hernhutters en Methodisten
  • Uitgesproken positief verliep een andere ontmoeting die hij net vóór het wintersemester op 12 oktober 1960 met Duitse, Nederlandse en Zwitserse vertegenwoordigers van de Hernhutters in de lokalen van de Bazelse Broedergemeente had.

  • Al op Kerstavond 1952 had Barth aan Bultmann geschreven “dat ik in zoverre steeds meer een aanhanger van Zinzendorf ben geworden, dat mij in het Nieuwe Testament steeds meer eigenlijk alleen de centrale figuur als zodanig (Jezus Christus) – of al het andere slechts in het licht en het teken van deze centrale figuur ging bezighouden.

  • Zo opende Barth het gesprek met de bekentenis: “als Zinzendorf in hoofdzaak – niet altijd naar de vorm – gelijk heeft met betrekking tot het middelpunt: “Jezus Christus alleen en helemaal”, met betrekking tot de opvatting over de reeds volledig plaatsgevonden hebbende verzoening van God met de wereld, met de verhouding tussen Evangelie en Wet, met betrekking tot de opvatting van de kerk als de gemeente van het Lam, van de levende Christus – als hij gelijk heeft, mag ik in alle bescheidenheid zeggen: dan heb ik ook gelijk. Daarom draait ook heel mijn theologisch denken, daarop word ik aangevallen. Als dat zo is, dan staan en vallen Zinzendorf en ik samen met elkaar.”

  • Een half jaar later – mei 1961 – deed Barth een soortgelijke uitspraak op een landelijke bijeenkomst van de Zwitserse Methodistenkerk, maar hij kon hier niet – anders dan in het geval van Zinzendorf – verklaren het helemaal met Wesley eens te zijn: Barth zag twee typische Methodistenthema’s anders, de heilservaring en de boeteprediking.

  • “Ik ontken de heilsbeleving niet, maar de heilsbeleving is datgene wat op Golgotha plaats vond: daartegenover verzinkt mijn eigen ervaring in het niet.”

  • Wat de boeteprediking betreft zei Barth: “Ik heb een afkeer van de voorstelling: “hier de kerk en daar de moderne mens, en wij christenen roepen dan op tot metanoia (boete, inkeer). Dat komt neer op een vriend-vijand-verhouding. En als de wereld merkt: “het zijn mensen die het menen te hebben en te weten, ergeren ze zich. Wij kunnen als christenen niet open genoeg zijn. Die anderen, de bioscoopbezoekers en de toeschouwers van sportevenementen, zijn onze broeders en zusters die wij slechts in solidariteit met hen kunnen uitnodigen deze grote stap tot het navolgen van Jezus Christus te doen.” Als wij niet de “grootsten” onder de zondaars willen zijn, kunnen wij de andere zondaars niets zeggen.”

  •  

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10