Biografie Bazel II

Het piëtisme
  • De aanleiding tot zijn latere verrassende contacten met piëtistische bewegingen had Barth al gegeven in KD IV 2 nl. in de § 66 “Des Menschen Heiligung” (blz. 565-695) i.h.b. de vierde sub-paragraaf “Die Erweckung zur Umkehr” die uitloopt op blz. 659-660 (“Es ist seine Umkehr, in der wir begriffen sind”).

  • Vlak voor Barth op 6 oktober 1959 met KD IV 4 begon had hij een goed gesprek met een groep Duitse en Zwitserse “Gemeenschapsmensen” dat een hele dag duurde”.

  • Barth begon met de herinnering aan zijn vroegere oppositie tegen het piëtisme, maar ook aan de piëtistische oppositie tegen hem! Maar hij vervolgde zijn inleiding met een poging een brug tussen de piëtisten en hem te leggen: “Het is een geluk dat wij allen met elkaar voorwaarts worden gevoerd. Wij spreken met elkaar in de zekerheid dat wij het over het wezenlijke eens zijn. Er is nu nog sprake van het uit de weg ruimen van misverstanden, niet meer van strijd”.

  • Er werd overwegend gediscussieerd over de kwestie van een duidelijke begrenzing en scheiding tussen gelovigen en ongelovigen. Barth kon het pathos waarmee zijn gesprekspartners in een dergelijke begrenzing geïnteresseerd waren, niet begrijpen en niet goedkeuren.

  • Op hun beurt wilden zij de eigenaardige relativering van deze begrenzing in de theologie van Barth niet accepteren, en daarom betwistten ze deze these van hem: “Wij gelovigen … moeten steeds opnieuw worden wat wij zijn … De anderen zijn al wat ze eerst nog moeten worden!”

  • Deze these gaf de grens aan waarbuiten een wederzijdse toenadering op het ogenblik niet mogelijk was.

  •  

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10