Biografie Bazel II

 
Zwanezang
  • Op 10 mei 1961 vierde Barth zijn 75ste verjaardag!

  • Bij die gelegenheid zei hij: “Ik heb nooit gedacht dat ik met de Kirchliche Dogmatik” het laatste woord had gesproken. Het is voor mij een uitgemaakte zaak dat het werk op iedere bladzijde anders en beter geschreven had kunnen zijn.”

  • Bij dat jubileum werd in Berlijn een verzameling uit al zijn werk uitgegeven onder de titel “Der Götze wackelt” (De afgod wankelt). Barth had schertsend de uitgever gevraagd deze titel te veranderen: “want iedereen denkt dan dat eindelijk ook de afgod Barth wankelt!”

  • Al had Barth nog altijd gehoor van ongekend veel studenten (zijn Engels colloquium 200!) en promoveerden ook veel buitenlanders bij hem: op zijn verzoek zou het zomersemester 1961 zijn laatste zijn.

  • Het college geven kostte hem te veel moeite: hij kon nog maar twee uur achtereen colleges geven (hij schreef die zekerheidshalve tweemaal achter elkaar thuis uit!).

  • In zijn laatste werkcollege bereidde hij zich voor op de behandeling van het Avondmaal in KD IV 4.

  • In zijn dogmatiek-college kwam hij met zijn “ethische” verklaring van de tweede bede van het Onze Vader “Uw Rijk kome!”

  • Hij beëindigde die passage met een lange waarderende bespreking van de beide Blumhardts waarin hij op hen als de zegslieden wees die hem aan het begin van zijn lange wed de ogen hadden geopend voor het Rijk Gods! (al in april 1915 bezocht Barth Bad Boll waar de Blumhardts resideerden).

  • Barth eindigde die passage met een strofe van het lied:  

Jesus ist der Siegesheld, der all seine Feind besieget

Jesus ists, dem alle Welt bald zu seinen Füssen lieget

Jesus ists, der kommt mit Pracht

Und zum Licht führt aus der Nacht.

  • In een kort slotwoord zei Barth dat hij nu veertig jaar als hoogleraar werkzaam was geweest: hij vergeleek deze jaren met de 40-jarige woestijntocht van Israël. Wat nu voor hem lag was geen rustig leven, maar gelijkend op de bedreigde situatie waarin Israël verkeerde na de verovering van het land: in de eerste plaats een nieuwe strijd!

  • In het laatste semester van zijn werkcollege over “Het christelijk leven”, “wilde ik van de gelegenheid gebruikmaken om aan mijzelf en aan mijn tijdgenoten rekenschap af te leggen van wat ik op het gebied van de protestantse theologie 5 jaar als student, 12 jaar als predikant en 40 jaar lang als hoogleraar via allerlei wegen en omwegen tot nu toe in wezen heb nagestreefd, geleerd en verdedigd.”

  • “Daarvoor koos ik de vorm van een “inleidende” discipline: over gebrek aan deelname van de kant van de studenten kon ik mij niet beklagen” (eerst naar een grotere collegezaal en tenslotte moest men zijn toevlucht nemen tot de aula!). In 4x vier hoofdstukken sprak Barth over:

    • de plaats van de theologie

    • de theologische existentie

verwondering
ontsteltenis
verplichting
    • de bedreiging van de theologie
eenzaamheid
twijfel
verzoeking
    • het werk van de theologie
studie
gebed
eredienst
  • in de inleiding bestempelde hij de theologie als een bescheiden en vrije, maar een kritische en blijde wetenschap

  • nieuw was in het eerste hoofdstuk het onderscheid tussen het Woord van God enerzijds en het getuigenis van het Woord in de bijbel en in de kerk (als het louter – primaire en secundaire – getuigenis van het Woord van God) anderzijds (een herziening van zijn vroegere leer over de drievoudige vorm van het Woord Gods in Openbaring, bijbel en verkondiging)

  • Barth beschouwde zijn “inleiding” als een uiteenzetting van zijn “alternatief voor de mixophilosophicotheologia die velen op het ogenblik als het nieuwste zo plausibel lijkt”

  • daarom legde hij er nogmaals de nadruk op dat de theologie thematisch niet over de mens, ook niet over het geloof, maar over Gòd spreekt, de God van het Evangelie, en wel nooit achteraf en in het voorbijgaan alsof Hij slechts een symbool zou zijn “te vergelijken met de kroon van Engeland”

  • in alle openhartigheid gaf hij voorts het fundamentele antwoord op de bekende vraag: “hoe komt de theologie ertoe theologie, menselijke logica van de goddelijke Logos te zijn?” Zijn antwoord is: “zij komen er helemaal niet toe. Het kan haar echter overkomen dat Gods Geest tot haar en over haar komt! en dat zij zich tegen de Geest niet verzet, zich ook niet van Hem meester maakt, maar zich slechts verheugt en er graag gevolg aan geeft!”

  • maar hij stelde zichzelf ook de vraag: “zou zulk een problematisch theoloog als Albert Schweitzer niet – juist binnen het object van de theologie bezien – het beste deel gekozen kunnen hebben, en met hem allerlei mensen die, zonder zich volledig op de theologie te hebben bezonnen, geprobeerd hebben wonden te genezen, hongerigen te eten te geven, dorstigen te laven, ouderloze kinderen op te nemen?”

  • In de lijn van deze openhartigheid zei hij – aan het einde van zijn ambtelijke loopbaan! – over het theologische werk: “dat degene die theologie wil bedrijven nooit kan steunen op reeds beantwoorde vragen, op reeds verkregen resultaten, op reeds vaststaande feiten, maar er op aangewezen is iedere dag, ja, ieder uur opnieuw met het begin te beginnen!”

  • De bekroning en afsluiting van deze reeks voordrachten was het allerlaatste college met als thema “de liefde” met als laatste zin de oud-orthodoxe doxologie”:

  • Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto
    Sicut erat in principio et (est) nunc
    et(est) semper et in saecula saeculorum!

    (Ere aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest zoals het was in het begin en is nu en altijd in de eeuwen der eeuwen!).


    Deze laatste reeks voordrachten van Barth is als boek in 1962 uitgegeven onder de titel “Einführung in die Evangelische Theologie” (Zürich). Dit is met commentaar vertaald door A.A. Spijkerboer onder de titel “Zwanezang” (Kok).

    Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10