Korte kennismaking
- Pagina's:
- Korte kennismaking
- Kinderjaren en schooltijd
- Studietijd en eerste baan
- Gemeentepredikant in Safenwil
- De brief aan de Romeinen
- Huwelijk en verhuizing naar Duitsland
- Professor in Göttingen en Münster
- Charlotte von Kirschbaum
- Jaren in Bonn en Bekennende Kirche
- Kerkelijke dogmatiek
- Verzet en oorlog
- Barth en de Duitsers na 1945
- Barth en het Oost/West conflict
- Barth en de Oecumene
- Een complexe persoonlijkheid
- Tot slot
VIJANDEN HEBBEN ZE GENOEG
BARTH EN DE DUITSERS NA 1945
Na de bevrijding van het NS-regime roept Barth de Duitsers op, ‘voor dat wat sinds 1933 gebeurd is verantwoordelijkheid te erkennen’. 1 Ook de protestantse kerk is ‘door een verkeerd spreken en door een ten onrechte zwijgen’ medeverantwoordelijk voor de ‘dwaalweg’ geworden. 2 Toch roept Barth de Zwitsers op de Duitsers als vrienden tegemoet te komen; vijanden zouden ze nu genoeg hebben:
‘Kom hier, (…) jullie slechte Hitlerjongens en Hitiermeisjes, jullie brutale SS-soldaten, jullie kwaaie Gestaposchurken, (…) jullie kuddedieren, die nu zo lang geduldig en dom achter jullie zogenaamde Führer hebben aangelopen! Kom hier, jullie schuldigen en medeschuldigen die nu ervaren (…) wat jullie daden waard zijn! Kom hier, ik ken jullie wel, ik vraag echter niet wie je bent en wat je gedaan hebt, ik zie alleen maar dat jullie aan het eind bent en (… ) van voren af aan moet beginnen’. (Die Deutschen und wir, 1945). 3
Meteen na de capitulatie is Barth een van de eerste bekende buitenlanders die Duitsland bezoeken. Hij is diep geschokt door de omvang van de verwoesting en vanwege de dood van talrijke leerlingen en vrienden. Het in oktober 7945 geformuleerde ‘Stuttgarter Schuldbekenntnis’ van een aantal Duitse kerkleiders ziet Barth als eerste stap. Maar hij heeft er zijn bedenkingen bij, dat er wel Duitsers zijn die al te ongebroken in de oude sporen verder gaan.
‘De grove (en domme) duivel [=Hitler] is met achterlating van de nodige stank van het toneel verdwenen. Nu lijkt het uur van de voorname (en verstandige) duivels te zijn aangebroken: het uur van de grote miskende antinazi’s, belijders, helden en bijna-marteiaars, het uur van de schitterende alibi’s – het uur waarin de oude theologische-kerkelijke-politieke azijn (…) haastig, kundig en vroom, in plaats van weggegooid te worden, uit de derde in de vierde fles overgegoten zal worden.’ 4
Maar Barth praat ook in op de autoriteiten van de Amerikaanse bezettingszone, met wier hulp hij zijn reizen door Duitsland onderneemt: Bij de noodzakelijke vervolging van het NS-onrecht en in omgang met de Duitsers geschiedt in veel gevallen nieuw onrecht en wordt over het algemeen te weinig gedaan om de Duitsers ‘democratische waarden’ voor te leven.
Om op zijn eigen manier bij de wederopbouw te helpen organiseert Barth hulptransporten en houdt hij in 1946/47 colleges en werkcolleges aan de universiteit van Bonn. Daarnaast reist hij, zo goed en kwaad als het gaat, door het land, bezoekt vrienden en houdt veel lezingen.
In Bonn ontmoet hij ook Konrad Adenauer, die hij ervoor waarschuwt geen ‘christelijke’ partij op te richten. Kerk en staat zijn weliswaar geen gescheiden gebieden, en de kerk heeft de staat te herinneren ‘aan Gods gebod en gerechtigheid’ (Barmen V), maar in een christelijke partij, die andere christenen zou buitensluiten en die ook als partij aan bedenkelijke mechanismen onderhevig zou zijn, zou ‘de christelijke gemeente niet het politieke zout zijn voor de burgerlijke gemeente, wat het enige is dat zij haar verschuldigd is’. (Christengemeinde und Bürgergemeinde, 1946). 5