Korte kennismaking
- Pagina's:
- Korte kennismaking
- Kinderjaren en schooltijd
- Studietijd en eerste baan
- Gemeentepredikant in Safenwil
- De brief aan de Romeinen
- Huwelijk en verhuizing naar Duitsland
- Professor in Göttingen en Münster
- Charlotte von Kirschbaum
- Jaren in Bonn en Bekennende Kirche
- Kerkelijke dogmatiek
- Verzet en oorlog
- Barth en de Duitsers na 1945
- Barth en het Oost/West conflict
- Barth en de Oecumene
- Een complexe persoonlijkheid
- Tot slot
EEN DERDE WEG
BARTH EN HET OOST-WEST-CONFLICT
Barth komt in 1946 in Berlijn met de partijtop van de SED aldaar samen voor een kritische gedachtenwisseling. En bij zijn bezoek aan Hongarije in 1948 wordt hij met de vraag geconfronteerd hoe de gereformeerde kerk van Hongarije zich dient op te stellen tegenover de op handen zijnde communistische heerschappij. Barth huldigt de opvatting dat hier principiële oppositie geen optie is, net zo min als meedoen of ook neutraliteit. De kerk moet veelmeer christelijke gemeente blijven en zich in voorkomende gevallen bezinnen op haar profetische taak als ‘schildwacht’. Met deze eerder afwachtende houding ten opzichte van het communisme stuit Barth op massieve kritiek. Want juist van hem wordt nu een belijdenis tegen het communisme verwacht, zoals hij sinds 1933 stelling betrokken had tegen het Nationaaisociaiisme. De Zwitserse gedeputeerde Markus Feldmann beticht Barth in 1950 zelfs van gevaarlijke ‘geloofsbevoogding’ 1 , die de ‘bestaansgrond’ 2 van de Zwitserse staat ondergraaft.
Barth daarentegen benadrukt het verschil tussen Nationaalsocialisme en Communisme vanuit het perspectief van hun ‘geestelijke gevaar’ 3 en hun kracht om te misleiden. Hij waarschuwt voor partijkiezen in het oost-west-conflict en pleit voor een ‘derde weg’: ‘De kerk kan juist nu alleen maar dan kerk zijn, wanneer ze daarin vrij blijft. Zij kan alleen maar voor Europa zijn. Niet voor een oostelijk, niet voor een westelijk gestructureerd en georiënteerd, maar voor een vrij, een derde, zijn eigen weg bewandelend Europa.’ 4
Ook uit de Duitse Democratische Republiek (DDR) ontvangt Barth vragen over het christelijk bestaan in een toenemend kerkvijandige DDR. In 1958 schrijft hij aan een predikant daar o.a.: ‘Er zal ook voor u wel niets anders overblijven, dan, met het oog op uw hele toestand, zorgen en nood (_) terug te grijpen op [de eerste en laatste uitweg], het ABC te oefenen, dat de christen tot christen maakt, namelijk eenvoudigweg, in die God ernstig te geloven, van Wie te getuigen uw opdracht daar evenals de onze hier is.’ 5 Vanwege de beschuldiging van ‘hetze tegen de DDR’ 6 mag de open brief daar niet verschijnen. In de Zwitserse pers daarentegen wordt Barth ‘collaboratie’ met de communistische staat verweten.
Een strijdbare positie neemt Barth in inzake de vraag van de Duitse herbewapening. Na de ervaringen met het Duitse militarisme keurt hij bewapening af en houdt dat voor een fataal signaal in de ‘koude oorlog’. Net zo heftig keert hij zich tegen atoombewapening. Hij ziet daarin een gevaar voor het overleven van de mensheid en roept op tot verzet. Hij keurt atoomwapens voor alle staten af, maar in het bijzonder voor het gedeelde Duitsland. Wanneer aan Barth in 1958 de ‘vredesprijs van de Duitse boekhandel’ toegekend zou worden, wordt dat door bondspresident Theodor Heuss tegengehouden; Heuss keurt Barths houding in de ‘koude oorlog’ af.