De theoloog Karl Barth
- Pagina's:
- De theoloog Karl Barth
- Ter inleiding
- Voorwoord
- Afkomst
- Safenwil
- De brief aan de Romeinen
- De dialectiek van de theologie
- De katheder en de strijd in de kerk
- De kirchliche Dogmatik
- Barths nalatenschap
TER INLEIDING
Op 10 december 1968 kwam er een einde aan het lange, rijke leven van Karl Barth. Het aantal van de door hem nagelaten publikaties beliep in 1966 al 553 en het aantal over hem geschreven boeken, brochures en artikelen is daarvan een veelvoud. Ook de Nederlandse theologen hebben zich niet onbetuigd gelaten en hun rij wordt nog aangevuld door een aantal vertalingen. Wanneer ik Allen, Asmussen, Berkhof, Berkouwer, Buskes, Casalis, Dekker, Van Dijk, Dijkstra, Groot, Haitjema, De Hartog, Heering, Hepp, Hoek, Van ’t Hof, Kohnstamm, Kromminga, Lekkerkerker, Loen, Lombard, Louët Feisser, Miskotte, Van Niftrik, Noordmans, Puchinger, Van Ruler, Runia, Schilder, Sperna Weiland, Spier, Szekeres, Tromp, Van der Vaart Smit, Vlijm en Willems hier noem, ben ik zeker niet volledig geweest. Verschillenden van hen hebben met grote deskundigheid, diep begrip en innerlijke verbondenheid over Barth geschreven en de Nederlandstalige lezer mag niet klagen dat hem ter nadere kennismaking onvoldoende materiaal ter beschikking zou staan.
De vraag ligt voor de hand of het in deze situatie nog zin kon hebben aan deze reeds lange reeks nog een Nederlandse vertaling van de studie van Fangmeier toe te voegen. Op deze vraag zou ik toch bevestigend willen antwoorden. Want Fangmeiers geschrift beschikt over een aantal kwaliteiten, die mij in het geheel der introductieve Barth-literatuur van bijzondere betekenis schijnen. Hij schreef na 10 december 1968 en kon Barths leven in zijn geheel overzien. Gedurende negen jaar heeft hij in Bazel in Barths nabijheid geleefd en in deze jaren reeds het materiaal verzameld, dat aan dit levensbeeld ten grondslag ligt. Voor zijn dissertatie over Barth en de pedagogiek (Erziehung in Zeugenschaft, 1964) heeft hij vrijwel het gehele oeuvre van Barth doorgewerkt. Van de feestbundel bij Barths 80ste verjaardag. Parrhesia, is hij medeuitgever. Fangmeier beheerst zijn onderwerp dan ook volkomen en kon daardoor in enkele lijnen een duidelijk beeld van Barth en zijn theologie schetsen. Allerlei details, die men in dit boekje vinden kan was ik nog nergens eerder tegengekomen.
Ook de inleiding tot het theologisch denken van Barth is Fangmeier bijzonder goed gelukt. Zeer geslaagd acht ik het hoofdstuk over Barths Rômerbrief, dat in korte punten het bijzondere van deze beroemde commentaar naar voren brengt en vervolgens ook de belangrijkste verschillen tussen de eerste uitgave van 1919 en de tweede van 1922 uiteenzet. Met waardering las ik het hoofdstuk over het dialectisch karakter der theologie en de opmerkingen over Barths verhouding tot Gogarten, Bultmann en Brunner. Ook de hoofdgedachten van Barths levenswerk, de Kirchliche Dogmatik, worden hier helder geschetst. En Barths verschillende houding tegenover het nationaal-socialisme en het communisme.
Om al deze redenen acht ik deze studie van Fangmeier een waardevol hulpmiddel om Karl Barth te leren kennen. Voor een grote Barth-biografie is het nog te vroeg; daarvoor is ook te veel uit Barths geestelijke nalatenschap nog ongepubliceerd. Fangmeier heeft dan ook niet naar volledigheid gestreefd, maar zich een meester getoond juist in de beperking, die hij zich heeft weten op te leggen. Het wezenlijke komt hier zeker aan de orde. Daardoor acht ik deze studie zo goed geslaagd: als een uitstekende eerste inleiding tot het leven en het levenswerk van de grote theoloog, die Karl Barth naar het eenstemmig oordeel van vriend en vijand ongetwijfeld is geweest.
A.J. Bronkhorst