De zondag

 

 

 

 

 

Humanitaire redenen om de rustdag te vieren

Het gebod van de rustdag kan ook om humanitaire redenen in acht genomen worden, d.w.z. met het oog op bepaalde noodzakelijkheden van lichamelijke, psychische en sociale hygiëne. De Zondag als de dag, waarop men van de arbeid rust, sluit tevens aan bij een werkelijke en gerechtvaardigde behoefte van de mens — en dat te meer, daar de arbeid in de week voor zeer veel mensen een dusdanig karakter dreigt aan te nemen of al lang heeft aangenomen, dat het daardoor de werkende mens onmogelijk wordt gemaakt om in zijn werk zichzelf te zijn, dat wil dus zeggen meer te zijn dan een functionnerende „hand”. De rustdag is tevens de oprichting en de triumf van een zeer reëel recht op leven en vrijheid. Met het oog op deze behoefte en dit recht wreekt het zich als men zichzelf en anderen de Zondag als rustdag niet zou gun­nen. En het is lonend ook in dit opzicht, als men hem heiligt. Ongetwijfeld moeten we het gebod van de rustdag ook van­uit dit gezichtspunt erkennen, respecteren en in engere en bredere kring laten gelden.

Het behoort tot het typische van Calvijns motivering van het vierde gebod, dat hij dit gezichtspunt uitdrukkelijk ter sprake heeft gebracht en wel eenvoudig met het oog op al degenen, die sociaal afhankelijk zijn. Wat de goddelijke Wetgever met dit gebod wilde, was ook dit: „dat Hij geoordeeld heeft, dat de dienstknechten en hun, die onder de heerschappij van anderen leven, een dag der rust zou geschonken worden, waarop ze enige verpozing van de arbeid zouden hebben”. In de catechismus heeft hij daaraan toegevoegd: „en evenzo is dat nuttig voor de goede orde in het gewone leven. Want als er een dag van rust is, went ieder zich er aan om de overige tijd te werken”. Meer terloops wordt het echter ook al in Luthers grote catechismus gezegd, dat we de rustdag dienen te houden, ook terwille van de nooddruft van het lichaam; „want de natuur leert en eist voor het gewone volk, knechten en maagden, dat, waar gedurende de hele week hun arbeid en bedrijf worden opgeëist, zij ook een dag verkrijgen om te rusten en zich te verkwikken”. Het woord van Jezus in Mare. 2 : 27, dat de sabbat is gemaakt om de mens, gaat zeker niet op in deze humanitaire motivering. Er kan evenwel geen twijfel over bestaan, dat het deze tevens omvat.

Maar dit humanitaire motief is dan pas gebiedend en dwin­gend — en dit moet het zijn — als het vanuit dat eerste en eigenlijke motief zijn kracht ontvangt. Anders hangt het in de lucht. Laten we het gebod alleen als een vereiste van de menselijke natuur en rede gelden, dan kan op dezelfde grond van geval tot geval ook menig tegenargument ingebracht worden van individuele en sociale aard. Van deze motivering uit — hoe zuiver en goed op zichzelf ook — zal de eis van dit gebod altijd slechts een veelvuldig ingeperkte en beknotte eis kunnen zijn, die op den duur door geen enkele nog zo strenge zede of wetgeving beschermd kan worden tegen openlijke of heimelijke overtreding. Het gebod kan nu eenmaal van die gezichtshoek uit geen absoluut gebiedend karakter hebben. En daarmee correspondeert dan ook het twijfelachtige karak­ter van de weldaad, die dan — rijkelijk abstract — zou moeten bestaan in het rusten van de arbeid als zodanig. Wanneer dat nu alles is, dat een mens op Zondag niet behoeft te werken, dan zal dat ademscheppen op Zondag heus niet veel betekenen, en dan is het maar een schamele bevrediging van de werkelijke behoefte en een twijfelachtige zege van het ontwijfelbaar recht op leven en vrijheid. Wat betekent het immers voor een mens om op een dag niets te doen te hebben en aan zichzelf overgelaten te zijn? Moet het hem dan niet veeleer een beetje onbehaaglijk te moede zijn?

Bestaat er een troostelozer gezicht dan de kennelijk zich intens vervelende mannen en vrouwen, die b.v. op Zondagmiddag om drie uur, opgedoft en kinderwagens voortduwend, door onze straten drentelen? Zou men niet onwillekeurig al die mensen (en bij het zien van hen vooral ook zichzelf) een af andere nuttige bezigheid toewensen? Men kan dit vaststellen en verder kan men terecht allerlei grimmige of spottende jeremiades aanheffen over wat wij tegenwoordig als rustdag kennen, maar dat alles heeft geen zin als men niet bedenkt, dat een rustdag, die uitsluitend om redenen van humanitaire aard in acht wordt genomen, als zodanig helemaal geen wel­daad kan zijn en de behoefte naar rust van het werk noch ook het recht daarop kan bevredigen. Waarvoor zou zo’n rustdag anders moeten worden gebruikt, dan waarvoor wij hem in feite gebruikt zien, nl. voor bezigheden en verrichtingen, voor allerlei nodige en onnodige samenscholingen en bijeen­komsten, voor sportprestaties en het met aandacht volgen daarvan — dit dan nog versterkt door de kans op winst als er te gokken valt —, verder met name voor een al of niet gemotoriseerde vlucht in de een of andere verte en einde­lijk en ten slotte voor de vlucht in alcohol en flirt? Hoe kan het ook anders? Het is allemaal waar wat men daartegen — en heus niet alleen tegen de uitwassen, die daarbij onver­mijdelijk optreden — kan inbrengen. Het is waar, dat de aldus gevierde rustdag de mens geen last afneemt, maar nieuwe lasten oplegt, geen verkwikking betekent, maar meer­dere moeite. Al het gepreek tegen de uitsluitend humanitair gefundeerde, de enkel als rustdag gevierde Zondag zal echter niet baten, omdat deze dag juist doordat hij alleen maar om humanitaire redenen gehouden wordt, ook humanitair in ge­breke zal blijven. De Zondag, die zijn oorspronkelijke, eigen­lijke bestemming is kwijtgeraakt, is noodzakelijkerwijs ook een met het oog op zijn bestemming als rustdag verloren Zondag.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14