Emeritaat

Ziekten

  • In september 1962 – na zijn reis naar Amerika – “presteerde ik het tijdens een vakantieverblijf aan het Walchenmeer met zijn vriend Ernst Wolf mijn rechterbovenarm te breken (“vanuit het ziekenhuis heb ik zwaar verbonden enkele uren kunnen deelnemen aan een kleine theologische conferentie van de uitgeverij Chr. Kaiser”!)

  • In het voorjaar van 1964 “werd ik zo ziekelijk dat er langzamerhand van een echt ziek zijn gesproken mocht worden.”

  • Na zijn 78ste verjaardag (10 mei 1964) zei hij tegen zijn vrienden: “Het is nog niet helemaal afgelopen met mij, ofschoon er bepaalde tekenen zijn dat de afbraak van deze aardse tent begonnen is.”

  • In augustus 1964 moest Barth voor een operatie aan de prostaat in het Bathesda-ziekenhuis van Bazel worden opgenomen.

  • “Kort voor Kerstmis 1964 kreeg ik zoiets als een kleine beroerte, die mij voor een halve dag met stomheid sloeg totdat de naam “Zacharias” (Luc. 1, 22!) ter beschrijving van mijn toestand over mijn lippen kwam (tot stichting van de diacones die mij verzorgde!)

  • nauwelijks goed genezen werd een nieuwe opname in het ziekenhuis (ditmaal het Burgerziekenhuis te Bazel noodzakelijk “waar ik als object van de moderne medische wetenschap wonderlijke dingen ervaren heb (vier volle maanden lang!) van juli tot oktober 1965: “het is blijkbaar de wil van de goede God geweest mij voorlopig nog enige tijd te geven.”

  • Doordat Barth na zijn tweede prostaatoperatie een katheter moest dragen was hij nu voor de rest van zijn leven voortdurend een beetje hulpbehoevend geworden. Van nu af aan kwam een of tweemaal per dag een verpleegster om hem te verzorgen: voor de rest werd hij door zijn vrouw Nelly verzorgd: “zij deed alles wat gedaan moest worden even goed of nog beter dan de verpleegster.”

  • In diezelfde tijd van zijn herstel gebeurde het “dat mijn trouwe medewerkster Charlotte von Kirschbaum die mij sinds 1930 in elk opzicht onmisbaar terzijde had gestaan door een veel ernstiger ziekte dan die van mij (nl. een hersenziekte) getroffen werd (definitief bij de jaarwisseling 1965/66) en niet meer haar medewerking kon verlenen aan de Kirchliche Dogmatik” aan wier ontstaan en voortzetting zij zulk een onmetelijk groot aandeel had gehad.” Barth verheugde zich voortaan iedere week op “het uur dat ik zondags bij en met mijn lieve Lollo in Riehen doorbreng: zij is nu vanwege haar hersenziekte niet meer zo helder als zij geweest is. Barth placht bij deze bezoeken koralen voor haar te zingen. Eens zei ze tegen hem bij het afscheid nemen: “wat hebben we het toch goed!” “Zij is in al haar broosheid voor mij verrukkelijk.” (Lollo stierf pas na 10 lijdensjaren op 24 juli 1975.)

  • In de zomer van 1967 werd Barth in de Walliser bergen plotseling ernstig ziek – hij voelde zich de dood nabij – en werd onverwacht een “nachtelijke rit in een ziekenwagen van een aanzienlijke hoogte in Wallis naar beneden rechtstreeks naar het Burgerziekenhuis in Bazel” noodzakelijk, maar hij herstelde verbazend snel en hield zich spoedig weer uitvoerig bezig met kwesties over het katholicisme!

  • Terwijl Nelly, zijn vrouw, aan het einde van haar krachten, 75 jaar oud, twee maanden in het ziekenhuis moest worden opgenomen, kreeg Barth zelf een zware longontsteking – wat hem niet verhinderde om vier dagen na zijn ontslag uit het ziekenhuis op de Leuenberg (oecumenisch conferentiecentrum in Baselland) naast de grote R.K. theoloog Hans Urs von Bulthasar een voordracht te houden over “Kerk in vernieuwing”!

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10