Inleiding in den Heidelbergschen Catechismus

INHOUDSOPGAVE

Inleiding.

§ 1. De plaats van den H. C. in het leven der gemeente.

§ 2. De plaats van den H. C. in de geschiedenis der theologie.

§ 3. De indeeling en de ontleende stukken.

§ 4. Beteekenis en gezag van den H. C.

§ 5. De inhoud van den H. C. is de Christelijke troost.

§ 6. De centrale beteekenis van den Zaligmaker Jezus Christus.

I. Wie is het, die ons troost?

§ 7. Jezus Christus w onze verlossing en onze gerechtigheid.

§ 8. De Persoon van den Middelaar.

§ 9. Het Werk van den Middelaar.

§ 10. Samenvatting; de dubbelreeks.

II. Wie wordt getroost?

§ 11. De Christen als lidmaat van Christus.

§ 12. Over den mensch zonder Christus kunnen wij in de kerk niet spreken.

§ 13. Gods werk aan ons, de bekeering, bestaat opnieuw in twee stukken: de afsterving van den ouden en de opstanding van den nieuwen mensch.

§ 14. Christus’ kruis openbaart ons onze zonde.

§ 15. Het eerste deel van den H. C. niet pessimistisch maar een lofzang der dankbaarheid.

§ 16. Christus’ opstanding schenkt ons gerechtigheid.

§ 17. Deze nieuwe mensch is de gerechtvaardigde zondaar.

III. Hoe wordt getroost? Waarin bestaat deze troost?

§ 18. De troost bestaat in de gemeenschap van den Trooster met ons.

§19. Die mij alzoo bewaart….

§ 20. Waarom Hij mij ook door Zijnen Heiligen Geest….

§ 21. Van het eeuwige leven verzekert.

§ 22. En Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.

§ 23. Geen scheiding van leven en leer.

§ 24. De noodzakelijkheid van goede werken.

§ 25. Een klein begin en een ernstig voornemen….

| 26. De dankbaarheid des gebeds en van het gehoorzamen aan de geboden.

§ 27. Christus werkt ook onze dankbaarheid. Gode alleen zij d’ eer.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7