De Linie over Barth

 

 

Onderschrift van ds Pop

1.

Het eerste punt is door dr. Witte voldoende toegelicht. Iedere gedachte als zou Barth het slechtoffer van een jounalistiek sluwheidje geworden zijn, is hierdoor weggenomen. De inzender heeft deze verdenking te wijten aan de irriterende wijze, waarop de redactie van de Linie op de voorpagina „dit kritische interview” aankondigde.

2.

Onder een objectief verslag versta ik een weergave van een gesprek, zoals „In de Waarschaal” van 24 september het vraaggesprek met Barth gaf. De jounalistieke „make up” van het verslag in de Linie verborg inderdaad niet, wat Barth zelf gezegd heeft (daarom is het gedeelte ook overgenomen), maar stelde de lezers van de Linie m.i. niet in staat zich een objectief oordeel over het door hem gezegde te vormen. De oorzaak daarvan ligt in de wijze, waarop dr. Witte het door Barth gesprokene plaatste binnen het kader van zijn eigen denkschema. En dat is naar mijn mening iets anders dan een objectief verslag van een interview.

Het verslag was bovendien niet volledig. Ik heb dit gemerkt aan één detail, dat Barth zelf meedeelde. Dr. Witte zou n.l. op een vraag van Barth gezegd hebben: indien ik vandaag tot de pauselijke waardigheid geroepen zou worden, zou ik morgen het dogma van Maria’s hemelvaart afkondigen. Dr Witte heeft dit natuurlijk bij wijze van spreken gezegd. Voor Barth was deze uitlating een bevestiging van zijn inzicht, hoever de apostasie der r.k. kerk een feit geworden was. In het verslag spreekt dr. Witte wel van Barth’s gruwen van de leer van Maria’s medewerking aan de verlossing, maar niet van zijn ernstige verontrusting over het feit, dat dienaangaande een nieu dogma in de maak is, noch van de instemming van dr Witte met deze gang van zaken. Hij had m.i. moeten laten uitkomen hoezeer door deze dogma-vorming voor Barth zelfs de mogelijkheid tot een gesprek tussen protestant en katholiek meer en meer wordt weggenomen.
Ik wil intussen wel verklaren, dat ik door de wijze, waarop het interview met Barth aangekondigd en uitgewerkt was, meteen in de pen geklommen ben en mezelf niet de tijd gegund heb om Barth’s oordeel over dit verslag te vragen. Hij heeft trouwens gevraagd om hem niet te veel lastig te vallen, omdat hij zoveel mogelijk tijd wil overhouden tot het voltooien van zijn Kirchlich Dogmatik.

3.

Dat dr Witte zijn eerlijke overtuiging uitsprak, toen hij schreef, dat Barth een totaal verkeerde idee had over de mariologie der r.k. kerk, geloof ik graag. De inzender begrijpe echter, dat wij langzamerhand genoeg ervan krijgen om telkens en telkens weer te moeten horen, dat wij verkeerde voorstellingen van de leer van deze kerk hebben. De maat liep eenvoudig over, toen ook Barth daarvan beschuldigd werd. Wij moeten het oordeel van protestanten over deze leer niet verwarren met hun voorstelling ervan. Ik meen, dat dr Witte het oordeel van Barth over de mariologie inderdaad met zijn idee ervan verwart. Ik kan mij voorstellen, dat een r.-katholiek op grond van het oordeel, dat hij verneemt, tot de conclusie komt: die man maakt zich totaal verkeerde voorstellingen van ons. Hij kan zich immers niet anders indenken dan dat een protestant tot zulk een afwijkend oordeel alleen komen kan, omdat hij een verkeerde idee van de r.k. leer heeft; had hij een goede, juiste voorstelling, dan zou hij immers een ander, n.l. een toestemmend en instemmend oordeel hebben! Zo moet een r.-katholiek bijna wel denken, omdat hij overtuigd is van de goddelijkheid van zijn leer. De zaak staat echter anders: wij verwerpen de mariologie, niet omdat wij ons daarvan een verkeerde idee gevormd hebben, maar omdat wij, naar reformatorische maatstaf, veel te goed door hebben, de de mariologie het evangelie geweld aandoet en verandert in zijn tegendeel.

4.

Dankbaar noteerde ik dr Witte’s afkeuring van wat de redactie van de Linie op de voorpagina schreef. De giftige werking, die van zulk een jounalistiek uitgaat, had wellicht ook invloed op mij, waardoor ik feller schreef dan anders het geval zou zijn geweest. Het zal mij alleen welkom zijn als wij elkaar zulke irriterende stukjes kunnen besparen.

(In de Waagschaal, 4e jaargang, nr. 3. 15 october 1948)

Pagina's: 1 2 3 4