Basel II

HET COMMUNISME VAN DDR EN HONGARIJE

  • In juni 1956 had Barth met bisschop Bereckzy (Boedapest) en in oktober 1956 zijn collega Lazzlo Pap (een vroegere leerling van Barth in zijn tijd te Bonn) ernstige gesprekken gevoerd over de situatie in Hongarije: hij sprak zijn bezorgdheid uit over het gevaar van een theologisch conformisme met het heersende (communistische) regime

  • Barth was van mening dat het communisme daar in Hongarije “zelf het oordeel heeft uitgesproken – en dus ons oordeel helemaal niet nodig heeft” en dat men alvorens men op de splinter in het oog van de ander wijst eerst de balk in het eigen oog moet zien”.

  • Maar dan vroeg hij zich af of er thans niet veeleer sprake zou zijn geweest van de situatie van Amos 5, 13 “daarom zwijgt de verstandige in die tijd, want het is een boze tijd”: daarom schreef Barth niets en deed er het zwijgen toe. Dat maakte hem in Zwitserland bepaald niet populair!

  • Zelfs uit Amerika kwam van niemand minder dan Reinhold Niebuhr plechtig de vraag: “Why is Karl Barth silent about Hungary!”

  • Aan een collega in de DDR schreef Barth: “Karl Barth is echter blijven zwijgen en hij weet waarom: “want men kon op zijn vingers natellen dat het geen echte vraag was. Zij kwam niet voort uit de praktische benarde situatie van een christen die met een ander van gedachten wil wisselen en bij hem begrip zoekt, maar uit de veilige burcht van een doorbakken westerse politicus die een ander op glad ijs wilde brengen die mij of tot de belijdenis van zijn primitieve anti-communisme wilde dwingen of mij als een geheim voorstander van het communisme ontmaskeren en mij zo als theoloog in opspraak wilde brengen.”

  • Een indirecte bepaling van zijn standpunt tegenover de crisis is in Hongarije en in het bijzonder tegen de westerlijke reacties daarop lag en elk geval duidelijk opgesloten in de uiteenzettingen die Barth in het zomersemester van 1957 in zijn dogmatiek (IV 4) naar voren bracht (§ 69, 3 “Jesus ist Sieger!” blz. 188-317!) o.a.:
    • Jezus is “de Overwinnaar”

    • maar in onze tijd is Hij als “de Overwinnaar van Gethsemane en Golgotha” de “volledige Overwinnaar”, dus “in zijn volledige nederlaag”

    • met de “toename van het Woord Gods” zal zich in de loop van de geschiedenis ook een verdichting van de duisternis en het verzet aftekenen

    • het “optreden van Jezus als Overwinnaar zal daarom ook tegenwoordig steeds bestaan in Zijn “bewogenheid “ en “medelijden met Zijn broeders”

    • onmiskenbaar verwerkte Barth hier ook heimelijk zijn gedachten met het oog op de juist begonnen discussie over de atoombewapening en de problematiek van een “christelijk Avondland”

  • In juli 1958 formuleerde Barth in een “nawoord” bij een publicatie van Hromadka zeven stellingen over zijn visie op de positie van de kerk tussen Oost en West o.a.
    • de kerk mag zich zowel hier daardoor niets, ook niet door een traditie, een ideologie en een interpretatie van de geschiedenis, principieel laten binden behalve door de opdracht het Evangelie te verkondigen

    • deze opdracht moet de kerk in de volledige openheid van het geloof op zich nemen

    • de kerk mag er daarbij van uitgaan dat “Jezus Christus ook voor de marxisten”, maar ook voor “de kapitalisten”, de “imperialisten” en “fascisten” gestorven is.

  • In de zgn. Praagse algemeen-christelijke vredesbeweging kon Barth zich ondanks alle sympathie niet echt thuis voelen:
    • Barth kon niet anders dan steeds opnieuw benadrukken dat het Evangelie ons plaatst “boven de wolken van de ideologieën, belangen en machten die in de huidige “Koude Oorlog” tegenover elkaar staan en elkaar bestrijden”

    • hij reageerde steeds weer “zeer allergisch op alle identificaties, maar ook op alle vergelijkingen en overeenkomsten van het theologische en van de sociaal-politieke denken waarbij de superioriteit van het analogum (het Evangelie) tegenover het analogatum (de politieke inzichten en opvattingen van de desbetreffende theoloog) niet duidelijk en ondubbelzinnig gehandhaafd en zichtbaar blijft”

    • toch betekende dat staan-boven-de tegenstellingen voor Barth geen vrijbrief voor sociaal-politieke onverschilligheid, maar veeleer de aanzet tot een vastberaden “standpunt waarmee wij met ons woord, omwille van God solidair met dé mens als zodanig (en dus met de strijdende rechts en links, de lijdende en de strijdende, de rechtvaardigen en onrechtvaardigen, de christenen en de atheïsten samen, tegenover hen allen kritisch en vol begrip), graag behulpzaam zouden willen zijn.”

  • In augustus 1958 schreef Barth in de vorm van een complete brochure een open “Brief aan een predikant in de Duits Democratische Republiek”, waarin hij hem allerlei pastorale adviezen gaf aan de hand van vanuit de DDR aan hem voorgelegde vragen met betrekking tot het leven van de christenen in deze staat:
    • in de eerste plaats gaf hij in een vrije parafrase van 1 Petrus 5, 8 een verklaring van wat nu in Oost en West “standvastig in het geloof weerstand bieden” zou moeten betekenen: de eigenlijke “leeuw” (hetzij de leeuw in het Oosten”, hetzij “de leeuw in het Westen”) waartegen verzet moet worden geboden, is niet een of andere uiterlijke bedreiging van de christenen, maar de verleiding “om met de wolven mee te huilen. om bang te zijn door hen verslonden te worden … kortom, de verleiding tot daadwerkelijke goddeloosheid”

    • het verzet bestaat niet uit een of andere strijd, maar uit de eenvoudige bereidheid “serieus en blij te geloven in God van wie wij van onze opdracht getuigenis moeten afleggen”

    • in het bijzonder komt het er niet op aan de situatie als volkskerk krampachtig te verdedigen: het zou veeleer de roeping van de christenen in de DDR kunnen zijn “om ons het leven van een christelijke gemeente die de nieuwe weg van een “kerk voor het volk (in plaats van “van het volk”) zoekt en er misschien reeds begint als “Gods (in alle ernst bijzonder) geliefde Oost-zone”, exemplarisch voor te leven”

  • Deze “Brief” vond bij de betrokkenen zelf een overwegend dankbare weerklank, maar werd zowel in de oostelijke als in de westelijke (en met name Zwitserse!) pers overwegend kritisch ontvangen, (ook in Duitse regeringskringen: toen hem in het najaar 1958 de “vredesprijs van de Duitse Boekhandel” zou worden toegekend, wist Bondspresident Theodor Heuss dit te verhinderen!)

  • In de geïsoleerde positie waarin Barth zich bevond door de veelvuldige tegenspraak en gebrek aan begrip ten aanzien van zijn opvattingen betreffende de DDR en de atoombewapening, voelde hij zich weer – zoals in de jaren 1933-1935 “in het Duitsland van Hitler – de “non-conformistische vogel”, een van de “eenzamen die een lied moeten zingen dat geheel overstemd wordt door de luide zangen van de meerderheid van onze vrome en niet-vrome tijdgenoten in het Westen, het Oosten, en die er vaak genoeg aan toe zijn ernaar te verlangen ook eens bij “de grote massa” te behoren, en die, omdat ze dat toch niet kunnen, de moed verliezen”

  • Wat te doen in deze situatie? Het korte antwoord van Barth luidde: “niet versagen, altijd doorgaan!”

Pagina's: 1 2 3 4 5 6