Basel II

Mozart

  • “Dat in 1756 de grote kleine man in Salzburg werd geboren, dat en dat alleen is de belangrijkste herdenking van dit jaar”

  • In één van zijn vele artikelen die hij in dit herdenkingsjaar aan Mozart wijdde, schreef hij: “dat ik, als ik ooit in de hemel mocht komen, allereerst naar Mozart en dan pas naar Augustinus en Thomas (Aquinas), naar Luther, Calvijn en Schleiermacher zou vragen”.

  • Voor hem was het hoogtepunt van dit jubileumjaar “dat ik werd uitgenodigd de rede voor deze man en zijn werk te houden tijdens het herdenkingsfeest dat in Bazel werd georganiseerd”.

  • De titel van de voordracht luidde “De vrijheid van Mozart”:

    1. “Hij speelt en houdt niet op te spelen

    2. “en dat in het duidelijk besef van de menselijke beperktheid en van de dood”

    3. Mozart’s spel blinkt uit door een “grote vrije zakelijkheid “ en daardoor door de “afwezigheid van alle demonen”

    4. “het subjectieve wordt bij Mozart nooit tot thema”

    5. “al ben ik zeker niet geneigd de heilsgeschiedenis met een of ander stuk kunstgeschiedenis te verwisselen of hiermee gelijk te stellen, de gouden klanken en melodieën van de muziek van Mozart hebben nu eenmaal – niet als Evangelie, maar als parabels van het Rijk dat in het Evangelie door de vrije genade van God is geopenbaard – van oudsher tot mij gesproken en zij doen dat met zeer grote frisheid steeds opnieuw. Zonder hen zou ik mijzelf, wat mij persoonlijk zowel in de theologie als in de politiek beweegt … niet kunnen indenken”. Er zullen dan ook maar weinig studeerkamers van theologen zijn waarin de afbeeldingen van Calvijn en die van Mozart op gelijke hoogte naast elkaar te zien zijn.

Pagina's: 1 2 3 4 5 6