WOII

A. Ontwikkelingen in het neutrale Zwitserland sept. 1939 tot mei 1945

  • Juist vanwege zijn pogingen tot een goede theologie was Barth ervan overtuigd dat een nationaal (Zwitsers) politiek verzet geboden was.

  • Die overtuiging baseerde hij niet op de visie van een politieke partij – hij was geen lid van de Zwitserse sociaal-democratische partij die wat dit verzet betreft zeer waakzaam was – (al klopte dat vaak met de inzichten van Barth): hij wilde niet als partijlid, maar als Zwitser aan dit verzet meedoen: “Overigens kon ik ook als Zwitser slechts zo spreken als ik het als christen doen “mocht”.

  • Tegen een socialistische partijman zei hij: “Alleen een beter, superieur en dat wil dan zeggen, het christelijk geloof is fundamenteel op den duur opgewassen tegen de enorme dynamiek van de nationaal-socialistische dwaalleer”: op die grond meent hij nu ook politiek actief te moeten zijn.

  • Twee gedachten bewogen Barth daarbij:

    1. als Zwitser diende men zich tegen iemand als Hitler zowel geestelijk als militair te verzetten ter wille van “de poging” de revolutie van het nihilisme tegen te houden dat ons leven van alles zou beroven wat het leven waard maakt geleefd te worden: “de christelijke kerken dienen niet onnadenkend nationalistisch neutraal en pacifistisch te zwijgen, ook niet de oorlogvoerende democratische staten wijsmaken dat ze zoiets als strijder van God zouden zijn, maar hen zeggen dat wij omwille van God menselijk moeten zijn en ons tegen de inval van de openbare onmenselijkheid met de kracht van de wanhoop moeten verzetten”: “het is nu principieel noodzakelijk dat deze verdediging tegen die inval plaats vindt”

    2. het is Zwitserland dat het waard is zo verdedigd te worden omdat dit “vrije eedgenootschap een staatswezen is dat – hoe onvolmaakt ook – waarin vrijheid is waarvoor men verantwoordelijk is en die de gemeenschap dient, niet alleen omwille van zichzelf, maar omwille van de toekomst van alle volken”

  • Met dit langs deze weg geboden verzet kwam Barth echter in strijd met de toenmalige politiek van zijn land: in 1939 legde de Bondsraad de Zwitserse neutraliteit ineens anders uit nl. als een volgens Barth ineens in 1939 willekeurig uitgevonden en ons opgelegde – militaire neutraliteit. De Bondsraad liet daarmee niet alleen achterwege – aldus Barth – om als staat Zwitserse belangstelling voor het Europees conflict met Hitler-Duitsland openlijk te tonen, maar verbood dat aan alle Zwitsers persoonlijk! (de Bondspresident sanctioneerde dit standpunt “als de enig mogelijke Zwitserse houding” die door de politie tegen elke andere opvatting beschermd zou worden …”

  • Een deel van het verzet van Barth bestond uit “zendbrieven” aan kerken en hun leiders in andere landen om hen tot grotere standvastigheid aan te sporen (in Frankrijk, zelfs aan premier Daladier, bisschop van Chichester, de Nederlandse christenen, ook in een voordracht “Gewapende zelfverdediging van de christenen” in vele plaatsen van Zwitserland – publicatie daarvan verscheen pas na correcties van de Zwitserse censuur!)

  • In april 1940 is dan “Rechtvaardiging en Recht” (zijn eerste aflevering van zijn nieuwe reeks “Theologische Studien” die de door hem verlate reeks (“Theologische Existenz heute” verving) samen met Ef. 6 voor mij zo actueel geworden dat ik mij voor de Bewapende Hulpdienst gemeld heb (hij moest telkens enkele weken onder dienst!)

  • Na de capitulatie van Frankrijk in juni 1940 raakte men in Zwitserland in grote verwarring: “Wij moeten verstandig zijn en ons in het nieuwe Europa schikken”.

  • Barth hield echter onmiddellijk na die capitulatie voor een kerkelijk regionaal feest in kanton Bern een voordracht over “De dienst van de kerk aan het vaderland” en noemde daarin ook de militaire dienst: “Men mag zich tegenover Hitler niet terugtrekken op innerlijke religiositeit” en “onder geen voorwaarde vrede of zelfs maar wapenstilstand met hem sluiten”.

  • Hij werd in deze tijd lid van een organisatie voor het verzet in geval van een invasie en tot bestrijding van het défaitisme in Zwitserland (“actie van nationaal verzet”: elk lid moest een plechtige belofte afleggen).

  • Op zijn initiatief richtten politici in deze actie van nationaal verzet een – door Barth geschreven – oproep aan “de Kerk om aan de innerlijke voorbereiding van ons volk op de dreigende crisis” haar eigen “bijdrage te leveren”.

  • In een cursus (winter 1940-41) voor de Volkshogeschool in Bazel over de Romeinenbrief waarin hij de Römerbrief van 1918 en 1921 voor een breder publiek toegankelijk maakte, zei hij als achtergrond voor alle passages daar: dat “het Evangelie een macht, almacht is de macht die boven alle andere machten staat, die daarvan de grens is, waardoor ze allemaal geregeerd worden”, maar daaraan voegde hij toe dat “die macht de macht was van een almachtig verlossingswerk, volbracht door Hem die als Rechter de Verlosser is”.

  • Om zijn landgenoten tot een verzetgeest aan te sporen hield Barth in die wintermaanden van 1940-41 op vele plaatsen in Zwitserland een voordracht “Onze kerk en Zwitserland in de huidige tijd”: “alles te doen wat voor het behoud van Zwitserland in ons vermogen ligt”, want “de toekomst van Zwitserland hangt er van af of wij christelijk geloven” (= “het Evangelie als de verlossingsmacht boven alle machten als uitgangspunt voor al het handelen van christenen” – K.).

  • Tegen deze voordrachten rees zodanig groot verzet dat van Duitse zijde diplomatieke stappen in Bern werden genomen, in de Bondsraad grote angst heerste en de publicatie van zijn voordracht verboden werd (!) – gelukkig waren door een attente protestantse boekhandel al duizenden exemplaren verkocht.

  • Barth protesteerde – i.h.b. tegen een aanval van Von Steiger, Bondsraadslid (en zijn vroegere medescholier!) – tegen de eis om de politiek buiten de theologie te houden en de politiek van de overheid niet te beoordelen.

  • Barth spitste zijn visie nog meer toe bij de herdenking van het 650-jarig bestaan van Zwitserland op 6 juli 1941 voor meer dan 2000 leden van de Jonge Kerk in Gwatt (Thunersee) en voor een nog groter gehoor in Franstalig Zwitserland: “In de naam van de Almachtige God”:

    1. al is Zwitserland niet (meer) een christelijk, maar eerder een profaan land, het is toch nog een gemeenschap op christelijke grondslag

    2. als een “door het recht verbonden gemeenschap van vrije volken van vrije mensen” is het eedgenootschap namelijk in feite en onverdiend “te vergelijken met Alpenglühen, een weerschijn van het Evangelie van Jezus Christus dat aan ons en aan het hele Avondland verkondigd is”

    3. voor het behoud van dit Zwitserland in de weerschijn van dit Evangelie stelde hij zijn landgenoten zo scherp mogelijk voor het alternatief: of toegeven of weerstand bieden

    4. ter concretisering van de consequentie bekritiseerde hij de volgende besluiten van de Bondsraad:

        • op het handelsverdrag in juni (!) 1940 na de capitulatie van Frankrijk met Hitler-Duitsland

        • op de levendige handel met dit Duitsland en Italië

        • de benadeling van economisch zwakkeren

        • de besnoeiing van het asielrecht

        • de beperking van persvrijheid, de censuur en besnoeiing van de vrijheid van spreken

        • het weren van socialisten in de regering (Deze voordracht werd clandestien gedrukt zodat 18.000 ex. verspreid waren voordat op 18 juli 1941 de tekst door de Zwitserse ! overheid verboden werd.)

  • In diezelfde maand verbood de Zwitserse censuur (!) de publicatie van zijn lange “Open brief uit Zwitserland aan Groot-Brittannië” die hij rond Pasen op uitnodiging van Rev. Vidler en Dr. Oldham (de grote man van de Oecumenische Zendingsconferentie in Edinburgh) geschreven had.

  • In die zomermaanden werd hem in sommige kantons een spreekverbod opgelegd (ook de Nationale Raad overwoog dat (“agent provocateur”).

  • Op 22 juni 1941 (intocht van het Duitse leger in Rusland) trof Barth en zijn gezin groot leed doordat hun zoon Matthias, eerstejaars theologisch student, van de Friedenhorn bij Frutigen neerstortte en een dag later overleed (Barth hield zelf de lijkrede – 1 Cor. 13, 12).

  • In december 1941 kon hij tweemaal voor Radio Londen met zijn broederlijk medeleven ook met “onze broeders en zusters uit Israël in Duitsland” – opziend naar God “die zelf onze broeder werd en is om al onze zonden, schande en de dood van ons weg te nemen en als onze Heiland de echte Heer en Overwinnaar van alle rijken, machten en krachten van deze donkere wereld te zijn”.

  • In april 1942 sprak hij via Radio Londen een boodschap aan de christenen in Noorwegen: “Wij denken met zorg aan degenen die u vervolgen; zij zijn te beklagen; gij zijt dat niet, want wat u lijden moet zal vrucht dragen voor het Rijk en de kerk van Jezus Christus, voor uw vaderland en voor ons aller toekomst” (hij kreeg daarvoor een terechtwijzing van het Curatorium van de Universiteit in Bazel!).

  • Barth had toen driemaal contact met Bonhoeffer gehad, die op een geheime missie voorbereidingen trof voor een wapenstilstand buiten Hitler om (Barth zei hem dat beslissend was of de nieuwe regering van generaals conservatief-autoritair of democratisch zou zijn!).

  • In maart 1942 ging Barth weer weken in militaire dienst en corrigeerde ’s nachts in een wachthuis de drukproeven van KD II 2 !

  • In juli en september 1942 hield hij voordrachten op “Biddag” en voor een opleidingsschool voor gezinsverzorgsters over “De christen in de staat”.

  • In november 1942 zond hij een vermanend-troostende brief aan de christenen in Nederland.

  • In de herfst van 1942 nam hij het op voor de vele joodse vluchtelingen:

    • het jodenvraagstuk is nu om zo te zeggen hèt vraagstuk van de christelijke belijdenis

    • het is schokkend dat de Zwitserse regering een nieuw asielrecht heeft gecreëerd om de stroom vluchtelingen uit Zwitserland verwijderd te houden

    • de Rijn zal het niet schoon wassen dat wij ongeveer 10.000 vluchtelingen hebben afgewezen

    • wij dienen ze te helpen om drie redenen:

      1. de christelijke reden: die vluchtelingen gaan ons aan niet hoewel ze joden zijn, maar juist omdat ze joden zijn en als zodanig de vleselijke broeders zijn van onze Heiland

      2. de Zwitserse reden: die vluchtelingen bewijzen ons de eer ons land als het laatste toevluchtsoord voor recht en ontferming te beschouwen

      3. de menselijke reden: de vluchtelingen tonen ons wat ons tot nu toe als door een wonder bespaard is gebleven.

  • In de herfst van 1942 ontdekte Barth dat zijn telefoon door de politie werd afgeluisterd! (hij bleef “een verboden auteur en spreker”).

  • In juni 1944 liet hij via het eerste sociaal-democratische lid van de Bondsraad aan de regering vragen of Zwitserland niet onmiddellijk en vastberaden iets voor de redding van de Hongaarse joden wilde ondernemen.

  • Onmiddellijk na de geallieerde invasie op 6 juni 1944 in Normandië achtte Barth het noodzakelijk een andere houding tegenover het Duitse volk in te nemen dan tegenover het agressieve nationaal-socialistische Duitsland van Hitler: zowel vol liefde als kritisch.

  • Voor het eerst deed hij dat op 23 juli 1944 – twee weken na het begin van de invasie – in een voordracht in Dürrenroth over “Belofte en verantwoording van de christelijke gemeente in de huidige wereldgebeurtenissen”:

    1. in één adem een goed woord voor de joden èn voor de Duitsers

    2. “wanneer nu een volk ondubbelzinnig voor Jezus Christus staat als voor degene die gekomen is om de zondaars en niet de rechtvaardigen te redden, dan is het naast het joodse volk – en in merkwaardige gelijkenis daarmee – het Duitse volk”

    3. dus: “als de Duitse militaire staat onschadelijk gemaakt is, zal het niet onze taak kunnen zijn waar God geoordeeld heeft nog eens te oordelen”.

  • Begin april 1945 sprak Barth voor de medewerkers van de Basler Mission over de basis voor zijn nieuwe denken over het de oorlog verliezende Duitse volk: “Er is objectief geen ander gezag dan dat waarover Jezus beschikt”

  • Op de avond van Victory Day (8 mei 1945) hield Barth in Spiez (daarna in Bazel, Bern en Zürich herhaald) een voordracht over “de geestelijke voorwaarden voor de wederopbouw in de naoorlogse tijd”: “men heeft daarvoor een nieuwe, namelijk een verantwoordelijke, menselijke, solidaire, constructieve en nuchtere geest nodig en daarom de Heilige Geest”.

  • Tegelijk schreef hij voor de kerkenraad van Bazel een woord van dank en boete dat vanaf de kansels in Bazel voorgelezen werd.

     

Pagina's: 1 2 3 4