Inleiding

 

Noten

 

1. R. Bultmann (1884-1976). Jarenlang doceerde Bultmann Nieuwe Testament in Marburg. In de lijn van zijn leermeester W. Herrmann en met behulp van de existentiefilosofie van M. Heidegger betoogde hij dat de boodschap van het Nieuwe Testament alIeen relevant is voorzover ze en omdat ze betrokken is op de menselijke existentie.

2. F.D.E. Schleiermacher (1768-1834). De invloedrijkste systematische theoloog in de 1ge eeuw. Hij publiceerde in 1799 zijn Reden über die Re/igion, an die Ge­bildeten unter ihren Verächtern. Religie is voor hem geen stelsel van orthodoxe waarheden, geen postulaat van de praktische rede (Kant), maar een zelfstandig gebied in het menselijk geestesleven. In zijn latere dogmatiek Der christliche Glaube (1821, 18312) werkt hij dit standpunt op meesterlijke wijze uit.

3. E. Brunner (1889-1966). Brunner trad aanvankelijk op de voorgrond als de vertolker van de ideeën van Barth. In de 30er jaren voltrok zich een scheiding tussen hem en Barth naar aanleiding van de vraag of het geloof een aankno­pingspunt vindt bij de moderne mens. Hij was hoogleraar in Zürich van 1924­1955.

4. F. Gogarten (1887-1967). In de begintijd sterk met Barth verbonden; later kwam het tot een breuk vanwege Gogartens cultuurkritiek, waarin hij gebruik maakte van bepaalde ‘volkse’ elementen uit de nazi-ideologie. Hoogleraar in Breslau en Göttingen.

5. E. Thurneysen (1888-1974). Barth en Thurneysen onderhielden ten tijde van hun predikantschap, respectievelijk in Safenwil en Leutwil, een intense vriend­schap die zeer stimulerend geweest is voor Barths ontwikkeling. Hun corres­pondentie, uitgegeven in het kader van de Karl Barth-Gesamtausgabe, is een rijke bron van informatie over het ontstaan van de dialectische theologie. Vanaf 1940 was Thurneysen hoogleraar praktische theologie in Bazel.

6. A. Ritschl (1822-1889). Hoogleraar in Bonn en Göttingen. Ritschl, na Schleier­macher de belangrijkste systematische theoloog in de 1ge eeuw, komt de eer toe de christelijke theologie weer zelfrespect en zelfstandigheid te hebben bijge­bracht in een tijd, waarin de natuurwetenschap almachtig leek. Teruggrijpend op Kant stelde hij dat godsdienstige kennis geen theoretische kennis is, maar van praktisch-zedelijke aard is en gevormd wordt door een waarde-oordeel. Het ko­ninkrijk Gods is bij hem een categorie, waarvan de kenmerken goed aansluiten bij de idealen zoals ze in het toenmalige Duitse burgerdom leefden.

7. W. Herrmann (1846-1922). Gedurende 37 jaar hoogleraar in Marburg. In na­volging van Ritschl probeert hij voor het christelijk geloof een storm vrije zone af tlbakenen, waarin de historische en natuurwetenschappelijke methoden geen vat op hebben. dodsdienstige zekerheid ligt in het verlengde van het ethische. Herrmann had grote invloed op zowel Barth als Bultmann.

8. E. Troeltsch (1865-1923). Hoogleraar in Heidelberg en Berlijn. Met Herrmann was Troeltsch de erkende leider der liberale richting in het begin van deze eeuw. Troeltsch probeerde op eerlijke, streng wetenschappelijke wijze te doordenken wat voor de christelijke theologie het gevolg is van het modern historisch be­wustzijn, het besef dat heel het leven in het proces van worden en vergaan be­trokken is. De waarde van het christendom kan alleen bepaald worden door een universeel historische methode. De figuur van Jezus is dan enkel nog van so­ciaal-psychologische betekenis. Daarin staat hij lijnrecht tegenover Herrmann en Barth.

9. A. v. Harnack (1852-1930). Beroemd kerk- en dogmenhistoricus. Eén der be­langrijkste woordvoerders der liberale theologie. Zijn denken zette hij op popu­laire wijze uiteen in Das Wesen des Christenturns (1900), dat vele malen her­drukt werd.

10. Hij leefde van 1842 tot 1919. Zie verder pag. 11.

11. H. Kutter (1863-1931). Met Ragaz de leider van de Zwitserse religieus-socialis­ten. Schreef in 1904 een beroemd boek: Sie müssen, waarin hij de socialisten voorstelt als mensen die door God gedreven worden hun boodschap van recht en gerechtigheid uit te dragen. Jarenlang was Kutter predikant in Zürich.

12. L. Ragaz (1868-1945). Met Kutter de leider van de Zwitserse religieus-socialis­ten. In 1922 legde hij zijn hoogleraarschap in Zürich neer ten einde zich geheel en al aan de zaak van het religieus-socialisme te wijden. Oprichter van het blad ‘Neue Wege’.

13. H. Barth (1890- 1965). Hoogleraar filosofie in Bazel. Werkte een vorm van cristelijk existentialisme uit.

14. EC. Overbeck (1837-1905). Vanaf 1874 hoogleraar in Bazel.

 

Inhoudsopgave Romeinenbrief

Pagina's: 1 2 3 4