Hoe Karl Barths geliefde werd doodgezwegen
Hoe Karl Barths geliefde werd doodgezwegen
‘Schattenarbeit’ (werk in de schaduw) heet het boek en het beschrijft het leven van de Duitse theologe Charlotte van Kirschbaum (1899-1975), over wie in protestantse kringen, zeker bij onze oosterburen, decennialang hoogstens werd gefluisterd c.q. gesmiespeld, maar meestal gezwegen.
“Een mengeling van seksisme, farizeïsme en puritanisme”, meent Renate Köbler als haar om uitleg wordt gevraagd. En zij kan het weten, want ze schreef de tot dus ver enige biografie over de jarenlange naaste medewerkster èn geliefde van de Zwitser Karl Barth (1886-1968), een van de grootste theologen die het Duitse taalgebied heeft gekend.
Het boek, in 1987 in Keulen verschenen en binnenkort in een Nederlandse vertaling verkrijgbaar, doorbrak de muur van gegeneerd zwijgen die familie en vrienden van Barth rond de figuur van Charlotte van Kirschbaum hadden opgetrokken. Köbler “Door tegenstanders van Barth werd gegrinnikt: ja, ja, vrome boeken schrijven, maar er zelf een buitenechtelijke relatie op na houden! Ook voor veel bewonderaars was hierdoor zijn hele theologie in diskrediet geraakt. In een poging dit soort kritiek in te dammen, hield de familie zich stil en de Barthianen volgden dit voorbeeld”.
Sinds het verschijnen van Köblers biografie – “men besefte dat ik met mijn boek het beeld van Barth niet besmeur; het maakt de geniale man alleen maar wat menselijker”- stelt de familie-Barth zich minder krampachtig op, heeft ze zelfs documenten vrijgegeven. Mede daardoor is de interesse bij jonge vrouwelijke theologen voor Charlotte von Kirschbaum en haar rol in het ontstaansproces van de Barthiaanse theologie de laatste jaren duidelijk toegenomen.
Köbler: “Het sluit aan bij het streven van de feministische theologie om vrouwen naar voren te halen die binnen de religieuze context in de schaduw van mannen stonden. Daarom heb ik dat boek over Charlotte ook geschreven, om haar haar eigen gezicht terug te geven en zo te voorkomen dat ze tot een van die vele ten onrechte vergeten vrouwen uit de geschiedenis behoort.”
Karakterschets
Renate Köbler (32), feministisch theologe en hulppredikante, was onlangs in Nederland om er een lezing over Charlotte von Kirschbaum te houden. De bijeenkomst was georganiseerd door Vrouwenstudies Theologie van de Universiteit van Amsterdam, samen met de Vrije universiteit en de katholieke KTUA.
Zittend in de serre van het altijd drukke café L Opéra aan de Amsterdamse Rembrandtplein kijkt de Duitse (“ik kom uit een weinig gelovig gezin”) enkele minuten peinzend naar de koerende duiven buiten. Dit als reactie op het verzoek een karakterschets te geven van de vrouw die ze in het kader van haar theologiestudie zo intensief analyseerde, en die haar, vijf jaar later, nog steeds niet loslaat. Als tenslotte het antwoord komt, bestaat dat uit een serie trefwoorden: ‘doelbewust, energiek, intelligent, mooi, vroom’. Na verder aandringen: “Ze had een duidelijke uitstraling. Als ze ergens binnenstapte keek iedereen om, en toch drong ze zich nooit aan mensen op. Ze bezat een uitgesproken sterk karakter. Je kwam niet om haar heen. Studenten en vrienden noemden haar ‘een ijzeren vuist in een fluwelen handschoen’. Ze was overigens in de omgang met anderen milder dan in die met zichzelf. Aan haar eigen persoon stelde ze hoge eisen. Ze beulde zich af, gunde zich amper rust. Mogelijk was dat een van de oorzaken van haar latere ziekte.
De levensloop is snel geschetst. Dochter van een Beierse generaal-majoor, werd ze verpleegster bij het Rode Kruis. In München in aanraking gekomen met de hoogintellectuele kring rond de lutherse predikant Georg Merz ging Charlotte zich voor theologie interesseren.
Via Merz kwam ze in contact met Barth (1924). Diens socialisme sprak haar meer aan dan het eng-nationalisme van Merz. In 1927 werd Charlotte, die inmiddels een secretaresse-opleiding had gevolgd en zich via zelfstudie in de theologie had bekwaamd, Barths nauwste medewerker en korte tijd later ook zijn geliefde.
Onder één dak wonend met Barths vrouw Nelly Hoffmann was de situatie niet zonder forse spanningen. Köbler: “Nelly was een echte bourgeois die veel waarde hechtte aan sociale status en daarom elke gedachte aan een scheiding afwees. Bart respecteerde dat, maar hij maakte er tegenover haar noch tegenover anderen geen geheim van dat hij niet zonder Charlotte kon.”
“In hoeverre hier tevens van een seksuele relatie sprake was (zoals de Franse theoloog Georges Casalis, biograaf van Barth en zowel met hem als met Kirschbaum goed bevriend, in een in de biografie opgenomen brief aan Köbler versluierd beweert, red) weet ik niet. Vind ik eerlijk gezegd ook niet erg relevant voor een beter begrijpen van de verhouding tussen beiden.”
“Barths critici vonden dat kennelijk evenmin. Voor hen was het voldoende te constateren dat het echtpaar Barth met Charlotte onder één dak leefde. Dat zag men reeds als een vorm van echtbreuk. Overigens was dat niet de enige reden waarom Charlotte van Kirschbaum zo lang werd doodgezwegen. Veel theologen vonden het onverteerbaar dat juist een vrouw de grote man wetenschappelijk beïnvloedt. Reden genoeg haar theologische verdiensten te ontkennen en haar af te schilderen als een ‘gewone’ secretaresse.
Charlotte nam actief deel aan Barths strijd tegen het nazisme en tegen de met dat nazisme pacterende ‘Deutsche Christen’ binnen de Evangelische kerk in Duitsland. Ze volgde hem naar Zwitserland, toen hij in 1935 zijn hoogleraarschap in Bonn verloor en door nazi’s werd uitgewezen.
Jarenlang fungeerde ze niet alleen als Barths zakelijke trouble shooter, maar vooral als intellectuele sparringpartner. Barth zei eens dat zijn theologisch opus magnum ‘Die kirchliche Dogmatik’ (dertien delen!) nooit zonder haar tot stand zou zijn gekomen.
Gesprekspartner
Renate Köbler: “Was zij er niet geweest, dan had de Bathiaanse theologie er anders uit gezien. Met name de ‘relatiestructuur’ – God is geen Einzelgänger, Hij staat via Christus in relatie tot ons – die je er in aantreft is de vrucht van Barths ontmoeting met Charlotte. Ze was zijn permanente gesprekspartner, begreep als geen ander zijn theologie en beschermde haar tegen valse invloeden.
Dag in dag uit zat ze tegenover Barth, voedde hem met ideeën, zocht dingen op, voerde de correspondentie, bewaakte zijn agenda, hield voor hem de vakliteratuur bij, hielp bij het voorbereiden van voordrachten en colleges, vergezelde hem op zijn reizen. Er zat in dit alles ook iets moederlijks, wat samenhangt met het reit dat ze van hem hield op de manier die toentertijd in de man-vrouw relatie gebruikelijk was.
In 1963 ontdekten de artsen dat ze aan een ongeneeslijke hersenziekte leed. Twee jaar later in een verpleegtehuis opgenomen, gleed ze geestelijk steeds verder weg. Ze overleed in 1975.
Was Charlotte van Kirschbaum wetenschappelijk gezien louter het verlengstuk van Barth of was deze selfmade-theologe een denker in her own right? Köbler aarzelt: “Haar werk valt erg moeilijk te scheiden van dat van Barth. Veel gedachten die hij in zijn theologie verwerkte, met name in de ‘K.D.’, vormden het produkt van gezamenlijk denken, van hun onderlinge discussies. Maar de ideeën over de relatie tussen man en vrouw die je in velerlei vorm in Barths scheppingsleer tegenkomt, zijn vrijwel zeker door haar ingebracht. Over dat thema heeft ze vaak gesproken, er lezingen over gehouden, resulterend in een boek: ‘Die wirkliche Frau’.”
“Ook in haar opstelling tegenover de Bekennende Kirche toonde ze een onafhankelijke manier van denken. Tijdens een rede voor de progressieve Beweging Vrij Duitsland, die zich inzette voor een betere behandeling van Duitse emigranten en krijgsgevangenen in Zwitserland en waarvan Charlotte van Kirschbaum bestuurslid was, liet ze begin ’45 als een van de allereerste leden van de Duitse Bekennende Kirche geluiden van zelfkritiek horen wat betreft de opstelling van de B.K. tegenover de nazi’s.
“Volgens haar was het verzet van de Bekennende Kirche te sterk binnenkerkelijk georiënteerd geweest en had men verzuimd het nazi-systeem als zodanig aan de kaak te stellen. Een opmerkelijke uitspraak in een tijd waarin de Bekennende Kirche in een geur van absolute heiligheid stond. Pas zo’n veertig jaar later zouden anderen haar bijvallen.”
Rest de vraag waarom feministische theologen anno 1922 zich zouden moeten interesseren voor een vrouw die zich tijdens haar leven totaal in dienst heeft gesteld van het wetenschappelijk werk van een man (Barth); die er geen been in zag financieel van hem afhankelijk te zijn, en die in het enige theologische boek dat ze onder eigen naam schreef, de vrouw als steun van de man, als ondergeschikt kenschetste?
Köbler: “Ik heb me dat bij het schrijven van mijn boek ook regelmatig afgevraagd. Men name haar visie op de gelijkheid tussen man en vrouw houdt inderdaad een ondergeschiktheid van de vrouw aan de man in. Dat neemt echter niet weg dat ze duidelijk positie koos vóór vrouwen, vóór hun recht op ambten in de kerk. Ook die ondergeschiktheid, voortvloeiend uit het hiërarchisch scheppingsbegrip bij Barth, ziet ze niet als een teken van inferioriteit.”
“Ik geloof dat feministische theologen in zoverre iets van Charlotte von Kirschbaum kunnen leren dat ze de sekse-verschillen beklemtoont: man en vrouw zijn geen konen van elkaar en elke poging dat te ontkennen is verkeerd. Het gaat er immers niet om, en nu ben ik (Köbler) aan het woord, dat vrouwen op mannen gaan lijken, maar juist dat hun anders-zijns productief wordt gemaakt. Terecht ziet Charlotte von Kirschbaum de vrouw als aanvulling op de man en omgekeerd. Dat is het moderne aspect aan haar, dat ze dit heeft onderkend.
Ton Crijnen
Trouw 11 maart 1992
zie ook: J.J. Beumer Charlotte von Kirschbaum theologisch rechterhand Barth