Karl Barth en de politiek

Politieke beslissingen

Politieke beslissingen zijn beslissingen op het vlak van de zoge­naamde wereldgeschiedenis. In ons tweede artikel hebben we weer­gegeven, wat Barth over deze zogenaamde wereldgeschiedenis denkt. Men zal daarom begrijpen, dat politieke beslissingen voor Barth al­tijd een relatief karakter dragen. Het gaat altijd om een paar stap­pen, om ‘wat in vergelijking met het grote ja en neen van God een klein ja en neen is. Relatief betekent echter niet onbelangrijk. Rela­tief betekent bij Barth, dat onze politieke beslissingen in relatie staan tot de werkelijke geschiedenis, de heilsgeschiedenis. Daarom zijn ze van groot belang en allerminst vrijblijvend. Wanneer we als christe­nen onze politieke beslissingen nemen in het geloof, houden we rekening – in concreto – met de in Christus herstelde orde.

Barth citeert C. Fr. von Weizsäcker: ‘Beslissingen, die bewust geno­men worden, veranderen de wereld’.

De gemeente wordt opgeroepen, om in de wereld van de nieuwe or­de in Christus te getuigen. Daarom moet zij voor alles de wereld oproepen, de wereld te zijn, die ze in Christus is en zijn zal, en niet de wereld, die ze in zichzelf was. Ze moet tot de wereld spreken van Gods liefde, waarin en waarmee Hij haar lief gehad en nu al reeds veranderd heeft. Deze oproep is eigenlijk al een politieke beslissing. Er zit iets revolutionairs in.

De concrete politieke beslissingen hebben allereerst te maken met Barth’s onderscheiding tussen de eigenlijke en de zogenaamde we­reldgeschiedenis. Deze onderscheiding schept vanaf het eerste begin een zekere distantie. Barth bagatelliseert de politieke verschijnselen niet. Hij wil ze alleen door een zekere distantie rustiger, helderder en beter in het oog krijgen. Vooral de rustige beschouwing van de politieke verschijnselen is van grote betekenis. Het afstand bewa­ren maakt een verabsolutering onmogelijk. Een monopolisering van een bepaalde politieke keuze wordt gemeden. Zo’n monopolisering werkt al te vlug met een wit-zwart-schema. De oppositie wordt als duivels gezien. Zo’n monopolisering verengt ook onze visie op de geschiedenis van God met de wereld.

Deze eis, afstand te bewaren, veronderstelt de overtuiging, dat de werkelijke geschiedenis zich niet afspeelt in de historisch-politieke verschijnselen. Wie geen afstand bewaart, beschouwt het politieke gebeuren al gauw als de geschiedenis van God met de wereld. Ons politieke standpunt en de politieke situatie beïnvloeden dan ons antwoord op de vraag, waarin eigenlijk de geschiedenis van God met de wereld bestaat. De geschiedenis van het christelijke Westen wordt dan al spoedig het raam, waarin de zich onder Gods voorzie­nigheid staande wereldgeschiedenis zich afspeelt.

Wat ons land betreft, kan men denken aan wat in het program van de CHU staat: ‘Het constitutionele koningschap, opgedragen aan het Huis van Oranje, is de vrucht van de leiding Gods met ons volk’. Mr. Beernink zegt dan ook, dat de constitutionele monarchie onder leiding van Oranje een vaststaand gegeven is, dat de CHU niet in. discussie stelt. De geschiedenis van het Westen en de pro­gramma’s van de christelijke politieke partijen krijgen in deze ge­dachtengang een heel bijzondere, ja zelfs christelijke kwaliteit. Maar zo wordt deze visie op de werkelijkheid der wereldgeschiedenis, zo­als Barth haar bedoelt, verengd. De overtuiging, dat bepaalde maat­schappelijke en politieke structuren christelijk zijn, omdat ze onder Gods voorzienigheid tot stand kwamen – denk aan de beschouwing van Colijn over Indië – brengt een conservatisme met zich mee, dat vrijwel altijd uiterst reactionair is. Als onze westerse maatschappe­lijke en politieke structuren christelijk zijn, kunnen andere nieuwe structuren onmogelijk christelijk zijn. De zogenaamde christelijke politiek kiest altijd voor de westerse structuren, ook en vooral daar waar andere structuren opkomen, aan de andere kant van het IJze­ren Gordijn bijvoorbeeld.

Barth protesteert tegen een zich principieel vastleggen op de oude westerse ordeningen. Waarlijk niet, omdat hij de nieuwe ordeningen zo goed en christelijk vindt. Hij kent de goede kanten van de oude ordeningen. Hij weet ook, dat een revolutie zich zelden zonder nieuw onrecht voltrekt. Maar hij weigert de zaak van de politieke re­actie als de zaak van God te beschouwen. Een principiële keuze voor de oude ordeningen is voor hem onmogelijk, omdat de oude maat­schappij niet de werkelijkheid der wereldgeschiedenis van God met de wereld is, maar op zijn best een beeld van deze werkelijkheid, dat men niet in de absolute zin au serieux mag nemen. De nieuwe werkelijkheid kan men ook in de nieuwe maatschappelijke ordenin­gen ontdekken in de vorm van politieke beslissingen. Dit betekent echter evenmin een zich principieel vastleggen op de gestalte van de nieuwe maatschappij. Dan zou men opnieuw een beeld van de werkelijkheid voor de werkelijkheid zelf houden.

Daarom: geen reactionaire krampachtigheid, maar altijd politieke beslissingen vóór de mensen.

De christelijke gemeente kan eigenlijk alleen maar vóór de mens en nooit tegen de mens kiezen, omdat God in Jezus Christus vóór de mens gekozen heeft. Zo wordt de ware humaniteit ontdekt en zo kunnen politieke beslissingen worden genomen, die zeer wezenlijk op de humaniteit betrokken zijn.

Politieke beslissingen vanuit de overtuiging, dat de geschiedenis van het Westen de werkelijkheid der wereldgeschiedenis is, worden zo gemakkelijk beslissingen tegen de mens, omdat zij beslissingen zijn voor beelden en abstracties van de geschiedenis van God met de mens. Vele politieke beslissingen van het Westen na de oorlog zijn zulke beslissingen voor beelden der wereldgeschiedenis en daarom tegen de mens.

Barth denkt aan het probleem van Duitsland en het vraagstuk der hereniging. Werkelijke beslissingen voor de mens zijn alleen zulke beslissingen, die tot heil van de mens dienen. Een beslissing voor de hereniging op lange termijn en dus een afzien van kleine stappen in de richting van de hereniging, is een beslissing tegen de mens, omdat de mensen die herenigd moeten worden, omdat zij bij elkaar horen, over 20 of 30 jaar allemaal dood zijn. Dat bedoelde Barth, toen hij in :1948 in Hongarije zei: ‘De christelijke gemeente heeft geen systemen en is daarom ook niet in systemen geïnteresseerd. Zij kent geen politieke voorstanders en geen politieke tegenstan­ders, zij kent altijd en overal slechts mensen’. Het gaat er om, zicht­[haar te maken, dat God voor de mensen is en daarom tegen alles, wat de mens bedreigt. Het gaat erom, te midden van de wisseling der politieke structuren, onder alle omstandigheden de zaak te re­presenteren van de mens, die door God aangenomen werd. Heeft men ook maar één mens geholpen, die onder het communisme zucht, door een extreme vijandschap tegen het communisme als enige mo­gelijkheid te proclameren en te practiseren? Dus geen verenging van onze visie op de wereld.

In dit verband stelt Hans Ruh het probleem van de oorlog aan de orde. Luther was met dat probleem veel te vlot klaar en dat geldt, toch eigenlijk van de christenheid in het algemeen. De christelijke gemeente heeft de wereld, zoals ze feitelijk is, de zogenaamde we­reldgeschiedenis, veel te veel gezien als de werkelijkheid van de we­reldgeschiedenis. Ze was ervan overtuigd, dat de oorlog tot de ge­stalte van deze wereld behoort, omdat ze niet geloofde in het be­gin van de nieuwe werkelijkheid der wereld in de geschiedenis van God met de wereld. Omdat ze dit geloof miste, miste ze ook de moed tot politieke beslissingen voor deze nieuwe werkelijkheid. De overtuiging, dat oorlog in deze wereld thuis hoort, is een gevolg van een reactionaire wereldvisie, omdat ze een gegeven van de oude we­reldorde principieel tot de werkelijkheid van het wereldgebeuren re­kent. Daarom heeft de christelijke gemeente de ogen gesloten voor de reeds beginnende werkelijkheid van de vrede ‘in de met God ver­zoende wereld.

Er is echter niet alleen een reactionaire verenging van onze visie op de wereld, er is ook een revolutionaire verenging.

Be christelijke gemeente moet niet alleen de reactionaire krampach­tigheid kwijt, maar ook de revolutionaire. Zij moet de Heilige Geest niet vereenzelvigen met de geest van een komende nieuwe wereld­tijd en de openbaring van God niet met de daden van de laatste so­ciale revolutie. Ook de revolutie, die in 1917 in Rusland begonnen is, is niet de werkelijkheid der wereldgeschiedenis.

Volgens Ruh houdt de conceptie van Hromadka zich niet helemaal vrij van deze vereenzelviging. Een principiële onherroepelijkheid en onomkeerbaarheid is er in de zogenaamde wereldgeschiedenis niet. Onherroepelijk en onomkeerbaar is alleen de wereldgeschiedenis als de geschiedenis van God met de verzoende wereld.

We kunnen over onze politieke beslissingen ook spreken in samen­hang met Barth’s waardering van het verleden.

Het verleden van politieke machten en fenomenen, van volken en staten, wordt in de regel als norm voor onze politieke beslissingen beschouwd. Men meent zich niet aan het verleden te kunnen ont­trekken. Het verleden overschaduwt het heden en de toekomst. Wat we nodig hebben? Een oproep tot politieke beslissingen, die getui­gen van onze bevrijding van het verleden door het evangelie. Noch een schuldbelijdenis, noch een oproep tot een nieuw begin op grond van deze afgelegde schuldbelijdenis zijn echte bijbelse motieven voor onze politieke beslissingen. De christelijke gemeente wordt op­geroepen, de mensheid als de door Christus met God verzoende en de door Christus van het verderf geredde mensheid toe te spreken en te beïnvloeden, als de wereld, die God in Christus lief heeft en die daarom op haar beurt God in Christus lief heeft. Dan wordt er een scheiding aangebracht tussen verleden en toekomst. Dan wordt het verleden onvoorwaardelijk als verleden geproclameerd.

De invloed van dit inzicht op de politieke beslissingen is tot op dit ogenblik uiterst gering. De gemeente zingt liever van het voorbije verleden dan dat ze dit verleden in concrete politieke beslissingen ach­ter zich laat. Het in politiek opzicht rekening houden met het ver­leden van het verleden – omdat het in Christus voluit verleden is ­wordt als irreëel beschouwd. Wanneer. wij rekening houden met de beginnende nieuwe werkelijkheid der verzoende wereld, is het dat echter niet. Daarom kon Barth in 1944 oproepen tot gebed voor het Duitse volk. Die oproep was in hoge mate reëel, reëler dan de plannen kort na 1944 ontworpen door de real-politici, die, gedragen door haat tegen het Duitse volk, vergaten een constructieve nieuwe politieke ordening te ontwerpen.

Nog is het zo. De politieke beslissingen van de volken rondom Duitsland ten opzichte van Duitsland worden vrijwel geheel be­paald door de schuld van Duitsland in het verleden, de politieke beslissingen van het communisme door het feodale en asociale ver­leden van de kerk, de politieke beslissingen van de meeste chris­tenen in de socialistische staten van het Oosten door het stalinisti­sche verleden. Zijn het reële beslissingen? Nauwelijks!

‘De christelijke gemeente moet oproepen tot politieke beslissingen niet tégen, maar vanuit en vóór de nieuwe werkelijkheid der wereld. Dit is geen oproep tot een politieke utopie, maar tot ernst maken met de werkelijkheid der verzoende wereld. De politieke beslissin­gen, kunnen tenslotte ook gezien worden in samenhang met het be­grip solidariteit. Omdat Jezus Christus de Heiland der wereld is, is de gemeente, wanneer zij haar Heer volgt, solidair met de wereld, die immers de in Christus met God verzoende wereld is. Voor de mensen in deze verzoende wereld bestaat er geen andere mogelijk­heid dan solidair te leven en in solidariteit politieke beslissingen te nemen. De gemeente moet in de wereld zich manifesteren als de plaats, waar mensen exemplarisch doen waartoe de wereld niet in staat is: in plaats van bruggen afbreken bruggen bouwen en brug­gen gebruiken.

Alleen voor beslissingen voor deze bruggenbouw is er een belofte, omdat zij beslissingen zijn in gehoorzaamheid aan de beslissing van God voor de verzoende wereld. In dit verband moet men de funda­mentele politieke beslissing van Barth sinds het einde van de we­reldoorlog zien, om haar recht te verstaan. Barth’s ceterum censeo ‘niet meedoen aan de controverse tussen Oost en West’ vindt hier haar theologische motivering. Dit parool van Barth wordt op het ogenblik niet meer als zo irreëel beschouwd als dat enkele jaren geleden het geval was. Zelfs de real-politici zijn langzamerhand met deze gedachte vertrouwd geraakt. De gedachte van de wereld­wijde solidariteit als de enige mogelijkheid van menselijke existentie is tegenwoordig niet zo revolutionair meer als in de tijd, toen Barth in de Münster van Bern deze controverse tussen Oost en West wei­gerde als een echte, noodzakelijke en interessante tegenstelling te er­kennen. Zij was daarom geen echte controverse voor hem, omdat voor hem noch de’ zaak van het Westen noch de zaak van het Oosten de zaak van God is. De zaak van God is zijn Rijk, dat reeds gekomen is en dat komt. De zaak van God is daarom het tegendeel van deze controverse, nI. de werkelijkheid van de verzoende wereld. Omdat Gods zaak deze werkelijkheid is, is het voor ons mogelijk, deze con­troverse tussen Oost en West ook in politiek opzichtaf te wijzen. Als christenen moeten we boven de tegenstelling Oost-West uit.

In 1963 schreef Barth aan een theoloog in Japan over de vrede in de wereld.

Kiezen voor de nieuwe werkelijkheid der wereldgeschiedenis betekent ook een politieke keuze voor de vrede, niet als een utopie, maar als een zeer reële politieke beslissing.

Barth schrijft: ‘Wat de wereld mist, is het inzicht en het bewustzijn van de menselijke verantwoordelijkheid tegenover het feit dat de vrede niet een schoon idee is, maar de werkelijkheid, die God zelf midden in de wereldgeschiedenis in het leven geroepen en zichtbaar gemaakt heeft. Wat de wereld nodig heeft, is het revolutionaire in­zicht, dat zij door de liefde, waarmee God haar in Christus heeft liefgehad, bevrijd is van de rampzalige noodzakelijkheid, haar heil in bepaalde nationale, politieke, economische of morele principes, idealen en systemen (van het Oosten of van het Westen) en daarom onvermijdelijk in de koude of hete oorlog te zoeken. De wereld is bevrijd tot een leven van de mensen met God als hun Vader en met de medemensen als hun broeders en zo bevrijd tot een leven, dat de oorlog in iedere vorm overbodig maakt, opheft en uitbant.

De wereld moet tot het inzicht komen, dat ze door de liefde van God in Jezus Christus een reeds bevrijde wereld is.

J. J. Buskes

In de Waagschaal, jaargang 22, 15 april-13 mei 1967

(het eerste artikel ook in Woord en Dienst, 1969

Pagina's: 1 2 3