Bonn

Het verzet tegen het opkomend en zegevierend Nazidom van Hitler in de dertiger jaren

    • Op 31 januari 1931 hield Barth in de nieuwe aula van de universiteit van Berlijn voor 1400 mensen een actuele voordracht over “De nood van de protestantse kerk”. Die “nood” zag hij gezien de ontwikkelingen in de aanpassing van de Duitse kerk aan het “thans moderne spreken over lot, gezag, orde enz.” en in “het leggen van een band tussen het christen-zijn en het volk zijn.” “Wat het Duitse volk thans nodig heeft is het bestaan van een protestantse kerk”. Op de tegenvoordracht van Otto Dibelius (algemeen praeses van de Duitse Evangelische Kerk) repliceerde Barth dat hij zich geheel met een volledig protest tegen heel de kerk zou keren voorzover ze de taal van O. Dibelius zou spreken: “het verzadigde en zelfbewuste Laodiceanisme van de kerk”!

    • Barth herhaalde deze principiële voordracht in Bremen en Hamburg: de messen waren geslepen (theologischer door hem geformuleerd: “De verkondiging van de kerk van Christus is per se politiek: goed is de verkondiging als ze vóór het concrete gebod van God, verkeerd als ze voor de abstracte waarheid van een politieke ideologie opkomt.”
    • In 1931 wordt Barth steeds meer verontrust over de propaganda van de nationaal-socialisten en acht hij het moment gekomen om zelf een politieke keuze te doen: op 1 mei 1931 wordt hij lid van de Sozialistische Partei Deutschlands: “een praktische politieke beslissing voor de partij waarin de vereisten voor een gezonde politiek het best gewaarborgd waren.”
    • “Vanaf het moment dat in het wintersemester 1931 Von Papen (politieke aanhanger van Hitler) kanselier werd, ben ik in mijn studeerkamer tekeer gegaan; toen voorzag ik al het einde van dat alles en heb ik onheilspellende profetieën laten horen: dat loopt mis.”
    • In december 1931 schreef hij in het “Zofinger Zentralblatt” een artikel waarin hij het fascisme als een valse “religie” in strijd met het christendom beschouwde.
    • Op 30 januari 1933, toen Hitler met zijn nationaal-socialisten de macht in Berlijn in handen nam, wist Barth (die met griep op bed lag!) “in ieder geval meteen waar ik wel en niet moest gaan staan, en wel eenvoudig omdat ik zag dat het goede Duitse volk een valse God begon te aanbidden.”  (Hij las onmiddellijk “Mein Kampf” van Hitler wat alleen maar zijn afwijzing van het nieuwe regime bevestigde.)
    • Al` de dag na deze machtsovername van Hitler besloot Barth de uitgave van “Zwischen den Zeiten” te stoppen omdat zijn mederedacteur Gogarten zich onder de “Duitse Christenen” (aanvaarden Hitler als Führer van staat en kerk) vertoonde: Barth wilde geen twijfel laten bestaan dat hij zich van deze nieuwe theologie volledig distantieerde.
    • In maart 1933 wees hij de christenen er op om niet aan andere instanties dan de Openbaring (zoals “de menselijke existentie”, “orde”, “staat”, “volk” e.d.) voorrang te geven, omdat zij dan “andere goden” naast God zouden plaatsen (voordrachten in Denemarken enkele dagen na de – naar zijn mening – “door de nationaal-socialististen zelf gestichte Rijksdagbrand”).
    • In maart 1933 werd aan ambtenaren inclusief hoogleraren verboden lid van de Sozialistische Partei Deutschlands te zijn: de Pruisische minister van cultuurzaken wees Barth in een persoonlijk contact op de consequenties van dat verbod voor zijn professoraat: Barth wees die waarschuwing onmiddellijk van de hand.
    • Toen in juni 1933 de SPD werd opgeheven en de rector magnificus hem rechtstreeks vroeg of hij nog lid was, zei Barth dat met de minister “geregeld” te hebben (Barth had een correspondentie opgezet.).
    • In de zomer van 1933 richtte hij een werkgemeenschap met zijn studenten op over “de 14 stellingen van Düsseldorf” (mede door Barth opgesteld: de eerste stelling luidde: “De heilige christelijke kerk waarvan alleen Christus het hoofd is, is uit het Woord van God geboren: blijft in dat Woord van God en luistert niet naar de stem van een vreemde.”
    • Als eerste openbare protest-daad schreef hij in juni 1933 een nieuw geschrift “Theologische Existenz heute”: hij verzette zich daarin tegen de propaganda van de “Duitse Christenen” die na de machtsontplooiing van de nazi’s op gelijkschakeling van de kerk met de nationaal socialistische staat hadden aangedrongen: een nieuwe kerkorde met een door de staat aan te wijzen centrale Rijksbisschop!
    • In dat geschrift noemde hij de leer van de “Duitse Christenen” een dwaalleer, omdat “de Kerk het Evangelie heeft te verkondigen, ook in het Derde Rijk, maar niet onder de leiding van dat Rijk noch in de geest van dat Rijk (op 1 juli 1933 zond Barth een exemplaar van zijn nieuwe brochure rechtstreeks aan Adolf Hitler!). De brochure maakte grote indruk. Na een week moest een tweede druk verschijnen: op het moment van inbeslagneming door de politie waren al 3700 exemplaren in omloop!
    • Sinsdien werd Barth haast dagelijks betrokken (veel reizen, veel voordrachten en vergaderingen – te veel om hier ter sprake te brengen –) bij het verzet van medestanders tegen de “gelijkschakeling” en de nieuwe kerkorde (op 11 juli 1933 aangenomen en als Rijkswet erkend; op 20 juli 1933, een week later sloot Hitler ook met de katholieke kerk een concordaat!)
    • De daaropvolgende maanden werden, ook in de meeste landskerken, bepaald door de overwinning van de “Duitse Christenen”, inclusief de aanvaarding van de “onzalige” Ariër-paragraaf  (niet-Ariërs = Joden) en met niet-Ariërs gehuwde personen mochten niet meer in dienst van de kerk staan!).
    • Op 18 oktober 1933 nam hij afscheid van “Zwischen den Zeiten” omdat zijn mederedacteur Gogarten verklaard had dat de wet van God voor ons gelijk is aan de “wet van het Duitse volk” (Barth noemde dat “verraad aan het Evangelie”).
    • 22-23 Januari 1934 vond in Berlijn een topbespreking van de Duitse Evangelische Kerk plaats waar Barth bij de voorbereiding van een gesprek met Hitler op 25 januari opponeerde tegen een Nazi-freundlich memorandum: Barth zei: “Wij hebben een ander geloof, een andere Geest, een andere God!”  Dat sloeg in als een bom! Einde Evangelische Kirche! (bisschop Meiser).
    • In de plaats van “Zwischen den Zeiten” gaf Barth in april 1934 een nieuwe serie “Theologische Existenz heute” uit (in één jaar 14 nummers), maar in de nazomer van 1934 werden al die nummers in beslag genomen en op 10 oktober 1934 werd hem het verder uitgeven verboden!
    • Op 30 april 1934 werd hij voor een urenlang gedagvaard voor een verhoor en kreeg hij tijdelijk een “Staatsarrest” opgelegd.
    • Op 16 mei 1934 kwamen drie vertegenwoordigers van de Synode van de Evangelische Kirche in Duitsland (twee Lutheranen en één van de Gereformeerde Kerken (Barth!) in het hotel “Basler Hof” In Frankfurt bij elkaar om een basis-document ter bevestiging van de “Bekennende Kirche” te ontwerpen (terwijl de twee Lutheranen een middagdutje deden, zette Barth zes stellingen op papier die de twee anderen – na hun ontwaken – ongewijzigd aanvaardden!
    • Van 29-31 mei 1934 vond in Barmen deze eerste Belijdenis-Synode van de Duitse Evangelische Kerk plaats (180 deelnemers uit alle windstreken): de Synode benoemde een “Reichsbruderrat” en nam op de laatste dag unaniem het ontwerp van Barth aan: “de Verklaring van Barmen” (later genaamd: de zes thesen van Barmen”)
    • De tekst van these I luidt: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14, v.6). “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie niet door de deur de schaapskooi binnenkomt, maar op een andere plaats inklimt, die is een dief en een rover”, “Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden (Joh. 10 v. 1 en 9). Jezus Christus, zoals van Hem getuigd wordt in de Heilige Schrift, is het enige Woord van God, waar naar wij luisteren moeten, aan wie wij ons in leven en sterven moeten toevertrouwen en overgeven. Wij verwerpen de valse leer, als kon en moest de kerk als bron van haar verkondiging buiten en naast het ene Woord Gods nog andere gebeurtenissen en machten, gestalten en waarheden als Gods Openbaring erkennen.
    • Op de grondslag van Barmer These I volgen dan de vijf andere Thesen over:

      II. De onderworpenheid van het gehele leven van de christenen aan zijn Heer waarmee alle mogelijke geestelijke dualismen verworpen worden.

      III. De vrijheid der Kerk in weerwil van alle instanties en leringen van deze wereld  luistert alleen naar de geboden van haar Heer.

      IV. Het algemeen priesterschap, de volledige gelijkheid van alle christenen voor God en de verwerking van het op de kerk toegepaste “Führerprinzip”

      V. De boven alle staatswetten verheven onafhankelijkheid van het Woord van God.

      VI. De verantwoording die de kerk draagt ten aanzien van het volk, de onafhankelijkheid van haar boodschap met betrekking tot ideologieën en propaganda.

    • Barth gaf de Kerk met deze thesen niet alleen het geloofsfundament voor het verzet tegen het nationaal-socialisme, maar ook voor het verwerpen van de “natuurlijke theologie”! In die zomer schreef hij dan ook de befaamde brochure “Nein!” tegen de “aanknopings-leer van Brunner!
    • Op 14 oktober 1934 werd een samenkomst van de gemeenten in Düsseldorf waar Barth zou spreken waar al 30.000 mensen bijeengekomen waren, op staande voet door de politie verboden.
    • Op 19-20 oktober 1934 bevestigde de tweede Synode van de Bekennende Kirche (dus niet de hele Duitse Evangelische Kerk) de Verklaring van Barmen (Barth werd tot lid van de Rijksbroederschap – 22 personen – benoemd).
    • Begin november 1934 kwam het bericht dat Hitler enkele medestanders van Barth wilde spreken, maar zover kwam het in de praktijk nog niet door het uiteenvallen van de Bekennende Kirche.
    • Want in die maand ontstaat in de Bekennende Kirche verwarring doordat een paar regionale kerkleiders (“Karl Barth is het grootste gevaar voor de Duitse Evangelische Kerk”) een soepeler verhouding tegenover Hitler bepleitten (bisschoppen in Beieren en Wurttemberg). In de nacht van 20-21 november werd dan ook de Reichsbruderrat van de Bekennende Kirche die zich aan de Verklaring van Barmen hield, vervangen en “Barmen” opzij gelegd. Het einde van de Kerk van Christus in Hitler-Duitsland was duidelijk nabij!
    • Intussen had Barth op 7 november 1934 de van hem verlangde eed van trouw aan de Führer geweigerd in de voorgeschreven vorm af te leggen (op 19 augustus na de dood van Hindenburg op 2 augustus werden de ambten van kanselier en Führer tot één ambt verenigd en bekleedde Hitler zelf voortaan dat nieuwe ambt). Barth wist van het eerste ogenblik af dat hij daarmee in statu confessionis zou verkeren (wegens de belijdenis die eedsaflegging weigeren). Hij stelde een toevoeging aan de tekst van de eed voor: “in zoverre ik dat als protestants christen verantwoorden kan”.
    • Toen op 22 november 1934 bisschop Marahrens (die bij de opkomst van dit nationaal-socialisme openlijk verklaard had dat de wereldbeschouwing van het nationaal-socialisme voor iedere protestantse christen bindend was) aan het hoofd van het nieuwe beleidsorgaan van de Evangelische Kerk werd geplaatst, stapte Barth meteen uit de Reichsbruderrat (volgens Barth bestond het nieuwe beleid in feite erin “om in plaats van gewoon te geloven alleen maar de staat van Hitler welgevallig te zijn”).
    • Op 26 november 1934 werd hij door de rector van de Universiteit meteen geschorst.
    • Op 10 december 1934 hield hij een prediking die groot opzien baarde door zijn duidelijk getuigenis: “Jezus Christus was een jood” (sommige toehoorders verlieten de kerk). Aan een toehoorster voegde hij daaraan toe: “Dat men in het geloof in Christus die zelf een Jood was en die voor heidenen en joden gestorven is, aan de verachting en mishandeling van de joden die tegenwoordig aan de orde van de dag is, eenvoudig niet mee mag doen.
    • Op 20 december 1934 nam de tuchtkamer bij de regering in Keulen het besluit tot zijn ontslag (op de terechtzitting las hij de beroemde passage uit de apologie van Socrates voor (“maar ik zal God meer dan u, Atheners, gehoorzamen”).
    • Op 14 maart 1935 ging Barth – nadat hem op 1 maart 1935 een spreekverbod was opgelegd – nog in hoger beroep bij het Pruisisch Hoog Administratief Gerechtshof van Berlijn: tot ieders verrassing werd echter op 14 juni 1935 het vonnis van Keulen vernietigd en werd hem slechts een geldboete (eenvijfde van zijn salaris) opgelegd.
    • Dat hogere rechtsoordeel mocht hem echter niet meer baten, want vlak voor deze rechtsbeslissing had de Pruisische minister voor Cultuur hem op 12 juni 1935 op grond van een ander berucht artikel van de wet tot herstel van de ambtelijke rechtspositie op staande voet gepensioneerd!
    • Zo kwam in juni 1935 een dramatisch eind aan zijn turbulent professoraat en verblijf in Duitsland! Maar hoe verliep dat professoraat zelf theologisch inhoudelijk?

Pagina's: 1 2 3