Onze Vader: verzoeking

logoIdW

 

ONZE VADER: VERZOEKING

Twee beden of één bede?

“En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de Boze.”1Is dit één bede, of zijn het er twee? De meeste klassieke commentaren staan op het eerstgenoemde standpunt. Wanneer zij af en toe daarvan afwijken, beschouwen zij desniettemin het tweede deel van deze bede als een inhoudelijke variant op het eerste deel.2 Daarbij speelt het feit dat het tweede deel bij Lucas ontbreekt natuurlijk een rol; Lucas kan niet incompleet zijn. Maar de samenhang is ook op inhoudelijke gronden goed te verdedigen.

In de eerste plaats is formulering in twee parallelle zinsdelen zeer gebruikelijk in de literatuur van de bijbel. De Psalmen staan er vol mee. De specifieke vorm daarvan in de zesde bede: “en niet … maar,” is in de bijbel evenmin ongebruikelijk. In het ‘Nieuwe Testament’ zijn Markus 11:23 (“hij twijfelt niet … maar gelooft”) en Rom. 12:2 (“wordt niet gelijkvormig … maar wordt veranderd”) goede voorbeelden. Een bijna perfecte parallel vinden wij in het apokriefe gebed van Esther: “O HEER, geef uw scepter niet over aan die nietswaardigen (i.c. de heidenen) en laat hen niet meewarig lachen over onze val, maar keer hun plannen tegen hen zelf.” De pointe van de constructie ligt voor de hand. Steeds wordt een omstandigheid die in het eerste lid negatief is geformuleerd, in het tweede lid positief herformuleerd.

Dat geldt mijns inziens ook voor deze laatste bede van het Onze Vader: de verzoeking wordt vervangen door haar tegendeel, verlossing. De twee delen leggen elkaar uit. Augustinus formuleert het heel precies: ‘door ons te bevrijden van het kwaad brengt Hij ons niet in verzoeking en door ons niet te leiden in verzoeking bevrijdt Hij ons van het kwaad.’3 Deze wederzijdse betrokkenheid heeft consequenties voor de exegese. De betekenis van ‘niet leiden’ wordt gekleurd door het werkwoord ‘verlossen,’ en de ‘verzoeking’ heeft kennelijk te maken met ‘de Boze’ (of ‘het kwaad’).

Verzoeking of beproeving

Aan de verschillen in de vertalingen is al te zien dat het Griekse woord peirasmos een probleem oplevert. De meest gangbare vertaling in het Nederlands is die van de Statenvertaling: “en leid ons niet in verzoeking“.4 Een oude rooms-katholieke vertaling luidt: “en leid ons niet in bekoring.” Dat gaat duidelijk terug op de tekst van de Vulgata: et ne inducas nos in temptationem. ‘Bekoring’ vinden wij daarom vooral in vertalingen van de Vulgata.5 Sommige moderne vertalers horen in peirasmos meer het element van beproeving en vertalen: “en breng ons niet in beproeving“.6 De Groot Nieuws Bijbel (1996) gaat hierin het verst: “en stel ons niet op de proef.”

‘Bekoring’ (in kerkelijk Latijn tentatio) werd op den duur steeds meer moralistisch ingevuld en ging lijken op ‘verleiding’. Hetzelfde kan – misschien iets minder nadrukkelijk – gelden voor ‘verzoeking.’ Bij ‘beproeving’ denken wij in de eerste plaats aan een soort examen. Geen van deze drie woorden geeft echter het Grieks of het overeenkomstige Hebreeuws nauwkeurig weer. Een ander, beter Nederlands woord is er evenmin.

Dergelijke situaties doen zich bij vertalen vaker voor. Je kunt bij vertaalwerk nu eenmaal niet werken met de simplistische formule ‘hoe zeggen wij dat nou?’ Het probleem is immers dat wij wat daar staat juist niet zeggen… ‘Betekenis’ hangt samen met de relatie tot andere woorden. Om een tekst te begrijpen en zo goed en zo kwaad als dat gaat te kunnen vertalen moet je de context kennen. Wat leert ons de context van peirasmos en verwante woorden?7 Allereerst dat peirasmos de situatie is van iemand die in het nauw is gebracht. Soms zo erg dat er geen doorkomen meer aan is. Tenzij er, zoals in het ‘slavenhuis’ Egypte, of bij het ‘offer van Abraham’ dat niet doorgaat (zie hieronder), een uitweg, onverwacht en ongedacht, door God zelf wordt geopend.

Bij peirasmos komt vaak de vraag op hoe mensen zich in die benauwde omstandigheden gedragen.8 Dan ligt ‘beproeving’ als vertaling voor de hand. Gedrag volgt in de bijbel echter niet uit de menselijk vrije wil. Het gezag (de God) waaraan mensen zijn onderworpen is beslissend. Er is in de peirasmos geen ruimte voor afstandelijk moraliseren. Daarom zet ‘op de proef stellen,’ in de zin van ‘kijken of wij het wel goed doen,’ ons als vertaling mijns inziens op het verkeerde been.

In dit verband moeten wij iets zeggen over Genesis 22, het verhaal van Abraham die op Gods bevel zijn zoon moet gaan offeren. Het lijkt er op dat God zelf Abraham hier bewust in het nauw brengt om eens te kijken wat hij zal doen. Maar is dat exegetisch niet wat kort door de bocht? Er staat toch niet voor niets dat ‘de Godheid’ (Elohiem) Abraham verzoekt (vs. 1), maar de ‘bode van JHWH’ het offer van de zoon definitief uitsluit (vs. 11 v.)? Wie is die ‘godheid’? Wie brengt mensen er toe hun zonen te offeren? Als je niet beter wist zou je kunnen denken dat het JHWH was. Maar waar het in Genesis 22 ten slotte om gaat is dat JHWH uit dit soort onmenselijke, heidense praktijken juist een uitweg biedt. Het verhaal is bijna paradigmatisch voor de bede uit het Onze Vader: de verzoeking is niets anders dan de donkere keerzijde van de verlossing.

Veel exegeten verwijzen terecht in het ‘Nieuwe Testament’ naar Jakobus (1:13), die zegt dat God niemand ‘verzoekt’ in de zin van verleidt tot kwaad. Verder worden peirasmos en verwante woorden vooral gebruikt voor de benarde situatie waarin de vroege Messiaanse gemeente verkeert. De peirasmos is verschrikkelijk, maar nooit bovenmenselijk en de verlossing, de uittocht uit de verdrukking, is zeker.9

Zo staat het ook in de perikoop van Gethsemane (Matt. 26:41), waar Jezus tegen zijn leerlingen zegt: “Waakt en bidt dat je niet in peirasmos komt…” Alleen de Geest is tegen de peirasmos bestand. Het element van ‘op de proef stellen’ is ook hier mijns inziens secundair. Primair is de uitzichtloze toestand, waaruit als het dan toch gebeurt, net als in Genesis 22, JHWH/God uitkomst zal bieden.

Daarom kies ik in het Onze Vader ten slotte voor ‘verzoeking’ (in de zin van aanvechting) en niet voor ‘beproeving.’ Het blijft echter nodig in de uitlegging duidelijk te maken dat ‘verzoeking’ niet hetzelfde is als ‘verleiding.’ Er wordt geen beroep gedaan op onze morele standvastigheid, maar op de trouw van JHWH.

Leidt God ons in verzoeking?

Zoals uit het bovenstaande blijkt is het bijbelse antwoord op deze vraag negatief. Toch lijkt in deze laatste bede van het Onze Vader die mogelijkheid op zijn minst te bestaan. Vroege exegeten hebben dat gezien. Tertullianus en Cyprianus komen zelfs met een enigszins gewijzigde tekst: “laat niet toe dat wij in verzoeking worden gebracht.” Augustinus kent deze lezing en accepteert hem als de juiste interpretatie van de tekst.10

Hier wordt belangrijk dat wij de twee delen van de bede bij elkaar houden. ‘Leidt ons niet in verzoeking’ is de negatieve keerzijde van ‘verlos ons van de Boze.’ Wij leven in een wereld die door mensen is uitgeleverd aan kwaadaardige machten, die ons manipuleren en misleiden. Dat zijn de machten die de goede schepping in de peirasmos brengen. Wanneer de gemeente daarin wordt meegesleurd, zal God haar leiden:11 haar niet leiden in, maar leiden uit de peirasmos.

Verlos ons van de Boze

Het Griekse werkwoord en het daarachter liggende Hebreeuws wordt hier met ‘verlossen’ vertaald, in de zin van ‘wegrukken’.12 ‘Redden’ kan desnoods ook, maar in de context van Matteüs is ‘verlossen’ (‘los maken’) krachtiger.13 Aan het kruis (Mt. 27:43) bespot men Jezus met een toespeling op Psalm 22:5 “Hij vertrouwt op God, laat die hem nu verlossen…” De peirasmos van het Onze Vader tekent het Evangelie in de geschiedenis van het lijden en sterven van Jezus. De vertaling moet dat verband niet verduisteren.

‘De Boze’ en ‘het kwaad’ kan grammaticaal beide. ‘Het kwaad’ klinkt echter bij ons nogal abstract, terwijl het in de bijbel om concrete, kwaadaardige handelingen gaat. Onze abstracte nomina zijn in het ‘Nieuwe Testament’ dikwijls personen. Een goede parallel bij Matteüs biedt 13:19, in de gelijkenis van de zaaier, waar ‘de Boze’ het zaad dat langs de weg is gevallen weg graait. Daarom zou ik de voorkeur geven aan ‘de Boze.’ Dat is directer en concreter.

Rochus Zuurmond

Auteur is emeritus predikant (PKN) en was hoogleraar Bijbelse Theologie aan de UvA

1 Vertaling van het NBG (1952).

2 Al bij Tertullianus, De Oratione VIII. Uitvoerig bij Augustinus in zijn Enchiridion I,30,116.

3 Augustinus, Sermo 57.

4 Ook bij Vissering, in de Leidse Vertaling, bij Brouwer, in de NBG, de Oecumenische vertaling en de HSV.

5 Bij Mourentorf, Canisius en in een aantal door de Vulgata beïnvloede Diatessaronteksten.

6 Willibrord, NBV, Naardense bijbel.

7 In Deut. 4:34, 7:19, 29:3, Sir. 33:1.

8 Ook God kan – volstrekt ten onrechte – worden ‘verzocht.’ Zie Ex. 17 en de toespelingen daarop o.a. in Deut. 6:16, Ps. 78:41, 95:9, 106:14, SapSal 1:2, Hebr. 3:8.

9 1Cor. 10:13, 1Pet. 4:12, 2Pet. 2:9. Jac. 1:12, Openb. 3:10.

10 De dono perseverantiae VI,12.

11 Psalm 23.

12 Ruomai, vaak voor hetsil. Zie LXX Esth. 4/slot en Ps. 71:4 en vgl. Ps. 31:16. 51:16, 59:3. 120:2, 142:7, 144:7. Zie in het ‘Nieuwe Testament’ ook Rom. 7:24, 2Cor 1:10, Col. 1:13.

13 ‘Redden’ zou ik zoveel mogelijk willen reserveren voor Grieks sooizein Hebr. yasha.