Onze Vader: kome uw koninkrijk

logoIdW

 

ONZE VADER: KOME UW KONINKRIJK

Koninkrijk

God als Koning (Hebr. melekh) vinden wij in het ‘Oude Testament’ herhaaldelijk, vooral in de Psalmen.1 Ook in veel joodse gebeden werd en wordt God als Koning aangesproken.2 Het Griekse basileia, dat wordt vertaald met ‘koninkrijk’, komt eveneens uit het ‘Oude Testament’. Het is meestal de Griekse vertaling van Hebreeuws MALKOET. MALKOET is vooral de feitelijke uitoefening van het regeerambt. Je zou het voorlopig met ‘koningschap’ of ‘heerschappij’, of zelfs heel algemeen met ‘regering’ kunnen omschrijven.

Nu lijkt in het Hebreeuws de grammaticale vorm MALKOET, met de uitgang ‘oet’, een abstract begrip. Mogelijk daarom leest men in sommige commentaren dat ‘Uw koninkrijk’ in het Onze Vader niet moet worden opgevat als een locatie, maar als een manier van regeren. Wanneer echter het accent bij MALKOET uitsluitend wordt gelegd op de manier van regeren, dreigt het Koninkrijk van God op te gaan in een idee. Dat zou een verkeerde conclusie zijn. MALKOET is in het bijbelse Hebreeuws niet alleen de manier van regeren, maar ook het gebied waarover een vorst regeert en de periode waarin hij regeert.3

Die samenhang is niet toevallig. Plaatsen en tijden worden in de Schrift zelden primair gedefinieerd door een plek op de atlas of de kalender, maar allereerst benoemd en bepaald door de activiteit die er plaatsvindt. Maar dan kan ook, omgekeerd, het ‘Koninkrijk van God’, bijbels gesproken, niet worden losgemaakt van concrete plaatsen en actuele momenten waar het – zoals de bijbel dat uitdrukt – ‘geschiedt.’ Het gaat bij MALKOET dus nooit alleen over gedachten, maar altijd ook over werkelijke, concrete, ons mensen direct rakende zaken. Het Koninkrijk van God heeft een tijd en een plaats.

Die tijd en die plaats worden niet door ons gekozen, laat staan vastgesteld. Er zijn theologen geweest, vooral in de Middeleeuwen, die de kerk, zoals die op dat moment reilde en zeilde, zagen als het Koninkrijk van God op aarde. Daarmee werd het Koninkrijk van God, in haar veronderstelde zichtbaarheid, door ons bepaald en vastgelegd. Terecht hebben de reformatoren zich daartegen verzet.4 De Kerk heeft geen eigen identiteit los van haar roeping. Als ‘Koninkrijk van God op aarde’ wordt die kerk een koninkrijk zoals de koninkrijken van al de volkeren:5 absolutistisch, reddeloos ten prooi aan eigenwaan en machtswellust. Gelukkig beperken de omstandigheden vaak het effect; de uitvoerende macht van de christelijke kerk is tegenwoordig meestal klein. Maar de geschiedenis, van massale ketterverbranding tot modern religieus fundamentalisme, laat zien welk onheil dit soort religieuze aanmatiging kan veroorzaken.

Nabij

In het Koninkrijk van God gebeuren dingen die je ‘normaal’, dat wil zeggen overeenkomstig onze in deze wereld voorgeprogrammeerde verwachtingspatronen, niet zou verwachten. Wij mensen, collectief en individueel, kunnen in die geschiedenis worden betrokken. Wij kunnen er deel van uitmaken. Maar je kunt niet zeggen dat wij het Koninkrijk van God ‘hebben’ en er iets mee kunnen. En ook niet dat wij het moeten ‘oprichten,’ zoals de negentiende-eeuwse liberale theologie soms meende.

Het ‘Nieuwe Testament’ formuleert die ingehouden presentie van het Koninkrijk Gods op een bijzondere manier: het Koninkrijk van God is nabijgekomen.6 ‘Nabij’, dat wil zeggen: het is onder ons werkzaam aanwezig. Het is niet massief en grijpbaar, maar wel ervaren wij ervan onmiskenbare symptomen. De bijbel spreekt dan over ‘tekenen.’ Een ‘teken’7 is een zichtbaar, voor de goede verstaander herkenbaar deel van een groter complex van concrete gebeurtenissen. Alles wat goed is en schoon, iedere weldaad ons bewezen, ieder blijk van mensenliefde, maar ook ieder kwaad dat aan zichzelf kapot gaat en iedere tiran die roemloos in het stof bijt, is een symptoom, een ‘teken’ dat het Koninkrijk van God ‘nabij’ is. Wie het teken ziet, weet dat er meer komt. Een teken is een voorschot op komende dingen. Het vertroost, geeft moed.

Kome

‘Kome’ (Grieks eltheto) is, zoals eerder al gezegd, geen aanvoegende wijs die een wens uitdrukt, maar een gebiedende wijs. In de gebiedende wijs bidt de gemeente ‘Maranatha!’, “Onze Heer, kom!”.8 Zo bidt ze ook in imperatieven om zijn Koninkrijk. Dat rijk moet en zal komen! Daaraan bestaat geen twijfel. Alle antieke commentaren wijzen er terecht op dat de komst van Gods Rijk vast staat en niet afhankelijk is van onze activiteiten, ook niet van ons gebed. De macht van deze gebiedende wijs ligt dan ook niet bij de bidder, maar bij degene tot wie wordt gebeden.

Dat is de teneur van het hele ‘Onze Vader’ en daarmee van alle gebeden. Het messiaanse gebed doet niets anders en hoeft niet anders te doen dan deze God in vertrouwen houden aan zijn Woord. De verhoring is zeker. Je zou je kunnen afvragen waarom wij er nog om bidden als het Koninkrijk in ieder geval komt. Alle antieke commentatoren geven hetzelfde antwoord: wij bidden dat het, al is het nog maar in voorlopigheid, ook in onze tijd, in onze wereld, in ons maatschappelijke en particuliere leven, zal komen, herkenbare gestalte zal aannemen.

In het ‘Onze Vader’ bidden wij dat de goddelijke regeermacht, die een einde maakt aan de corrupte en gewelddadige regeermachten van deze wereld, zal komen. Deze tweede bede is daarmee zonder twijfel de meest direct politieke van de zes.9 Het gebed vraagt in grote verzekerdheid om de ondergang van de machten van deze wereld, het onmenselijke geweld van kanonnen en paragrafen.

Volgorde

Merkwaardig is dat Tertullianus (± 160 – 230), de eerste die een ons compleet overgeleverd commentaar schreef op het ‘Onze Vader’,10 de volgorde van de tweede en de derde bede (‘Koninkrijk’ en ‘Wil’) omdraait. Nu ontbreekt in de parallelle tekst van Lukas (11:2) de bede over Gods Wil geheel. Ik vermoed dat dit de aanleiding is geweest voor die omkering. Tertullianus wil laten zien dat Matteüs niet iets anders zegt dan Lukas.11 Ook Augustinus vindt dat het gebed over Gods Wil in zekere zin een herhaling is van het gebed over Zijn Naam en Zijn Koninkrijk.12 De ‘Naam’ bepaalt tot Wie wij spreken; dat gaat voorop. Het ‘Koninkrijk’ gaat over alles wat Hij als Koning doet en doen zal; dat sluit deze passage af. Theologisch is de omkering bij Tertullianus dus verklaarbaar. Gods wil is een aspect van zijn Koningschap. Het is goed dat vast te houden. Er kan echter voor Matteüs een bijzondere reden zijn de wil van God nog eens apart te noemen. Bij de bespreking van de derde bede kom ik daarop terug.

In u

Bij de drie de eerst beden gaat het over dingen waarvan wij nu, verzekerd dat ze zullen gebeuren, vragen dat ze ook onder en in ons een plaats zullen vinden. Wie is die ‘ons’? Is dat de Messiaanse gemeente? Of ziet het wijder? Betreft het alleen het innerlijk van mensen of heeft het ook maatschappelijke kanten? In veel commentaren, antieke zowel als moderne, krijgt men de indruk dat deze beden verinnerlijkt worden opgevat. In dat verband wordt dikwijls Luk 17:20v. aangehaald: “Het Koninkrijk van God komt niet met waarnemingen,13 niet dat men zegt: ‘Zie, hier!’ of ‘Daar!’ Want, zie, het Koninkrijk van God is in u (meervoud).”

Dat lijkt op verinnerlijking. Wanneer het Griekse woord dat hier wordt vertaald met ‘in’ (entos) verbonden is met een enkelvoud, slaat het inderdaad allereerst op het innerlijk van een individu.14 Maar, zoals hier, verbonden met een meervoud, heeft ‘in’ betrekking op de hele groep als zodanig. ‘In u’ is dus ‘te midden van jullie’.15 De NBV biedt hier een goede parafrase: “Het Koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.” Het is ‘nabij.’ Je kunt bij wat je doet van deze realiteit uitgaan.16

Rochus Zuurmond

Auteur is emeritus predikant (PKN) en was hoogleraar Bijbelse Theologie aan de UvA

1 Ps. 5:3, 10:16, 24:7-10, 29:10 etc., maar ook Jes. 52:7. Zie ook de zg. ‘psalmen van troonsbestijging’: 47, 93, 96-99.

2 O.a. in het Achttiengebed (11e beracha), in het gebed Avinoe Malkenoe en in de vaak voorkomende titel ‘Koning der wereld.’

3 MALKOET in alle betekenissen herhaaldelijk in Ester en Daniël. Malkoet als gebied bijv.: Jer. 10:7, Ezra 1:1. Als periode bijv.: Jer. 49:34, 52:31. Als ‘regering’ bijv. Num. 24:7, 1Sam. 20:31 en passim in de Psalmen (bijv. 145:12v.). De term ‘Koninkrijk van God (JHWH)’ komt in het ‘Oude Testament’ alleen voor in 1Kron. 28:5 en 2Kron. 13:8.

4 Zie bijv. Calvijn in Institutie IV,2.

5 Naar 1Sam. 8:20. Vgl. Joh. 18:36.

6 Matt. 3:2, 4:17, 10:7. Mar. 1:15. Luk. 10:9-11. Hierover ook Niet te Geloven, pag. 103v.

7 Hebr. oth, Grieks sèmeion. Zie van de talloze voorbeelden Ex. 3:12, 1Sam. 2:34, Jes. 7:14, Jer. 44:29 (51:29 LXX), Luc. 2:12, Joh. 2:12 etc.

8 Je kunt deze Aramese woorden (1Cor. 16:22) ook vertalen: ‘Onze Heer is gekomen’ (maran atha i.p.v. marana tha), maar om allerlei redenen, waaronder de structuur van bijbelse gebeden, is dat minder waarschijnlijk.

9 Het slot in vs. 13, is m.i. één bede en niet – zoals sommigen aannemen – twee. Ik kom daarop bij de bespreking van de laatste bede terug.

10 De Oriatione, meerdere malen uitgegeven en vertaald, ook in het Nederlands.

11 Een vergissing lijkt mij bij een akribische auteur als de jurist Tertullianus uitgesloten.

12 Ostendens ergo Lucas tertiam petitionem duarum superiorum esse quodammodo repetitionem.” Enchiridion XXX,116.

13 Gedacht wordt aan astrologische waarnemingen en soortgelijke occulte uitpluizerij.

14 Psalm 39(LXX 38):4 en 109 (LXX 108):22 zijn goede voorbeelden.

15 Zoals bij het Hebreeuwse equivalent in Ex. 17:7, Deut. 1:42, Micha 3:11, etc.

16 Matth. 26:31-46.