Onze Vader: geheiligd worde uw Naam

logoIdW

 

ONZE VADER: GEHEILIGD WORDE UW NAAM

Worde

In de vorige aflevering is er al op gewezen dat vertaling hier lastig is. ‘Worde’ is bij ons een ‘aanvoegende wijs’ die ten onrechte louter als wens kan worden uitgelegd. De Griekse tekst heeft – zoals gebruikelijk in gebedsteksten – de gebiedende wijs van de Aoristus. Dat drukt het gezag uit van de aangesprokene en de zekerheid van hen die bidden. Zij vragen om iets dat God zeker doet. In de hemel wordt Gods naam zonder belemmering geheiligd. Vroege exegeten1 verwijzen al naar Jes. 6:3 en Openb. 4:8. Op aarde gaat dat helaas anders. Het gebed vraagt nu dat het heiligen van Gods naam ook openlijk, zichtbaar voor allen, op aarde zal plaatsvinden en dat de gemeente daaraan deel zal hebben.

Naam

“What’s in a name?” laat Shakespeare Julia zeggen tegen Romeo. “That which we call a rose by any other word would smell as sweet.”

Het wordt vaak geciteerd en het klinkt goed, maar zo simpel is het helaas niet.

Namen staan in een context. Er zit van alles aan vast. Namen roepen een hele geschiedenis op. Sommige vertellers kiezen de naam van een personage op grond van die context of doen een poging die naam in het verband van die context te verklaren. Daarvan heeft de bijbel ettelijke voorbeelden, bijv. de zonen van Naomi, Machlon (‘Kwakkeling’) en Kiljon (‘Zwakkeling’) in Ruth. 1:2. Ook de verklaring van de namen van de aartsvaders (Gen. 17:5, 32:28) en van de godsnaam (Ex. 3:14) pogen de context hoorbaar de maken. De etymologie onderstreept dan nog eens die context.

Namen, de één minder, de ander meer, hebben ook te maken met macht en gezag. ‘In naam van …’ is hetzelfde als ‘op gezag van …’. Iemand die naam heeft gemaakt heeft invloed en gezag. Zoals bij Shakespeare de namen Capulet en Mountague het hele drama van Romeo en Julia bepalen, zo bepalen ook bij ons namen dikwijls de feitelijke gang van zaken. We behoeven alleen maar te denken aan ‘Saddam Hussein’ of ‘Moammar Kadhafi’.

Naam, tenslotte, is ook presentie. Wanneer wij namen uitspreken zijn de genoemden bij wijze van spreken een ogenblik aanwezig. De beperkingen van ruimte en tijd vallen weg. Op dat moment doen zij met ons mee, met alles wat zij zijn, wat zij gedaan hebben en wat er van hen mag worden verwacht, ten goede of ten kwade.

Sjeem

Dat alles geldt eveneens, zelfs in versterkte mate, voor de bijbel. ‘Naam’ is de gebruikelijke vertaling van het Hebreeuws woord sjeem. Je sjeem, dat is je praktische, effectieve identiteit. Naam is ook in de bijbel faam, het is de roep die van je uitgaat, het gezag dat je hebt. Zonder naam ben je niets, hoor je nergens bij. Alles wat waardeloos is, alles wat weggedrukt wordt, mag dan ook in de bijbelse literatuur soms letterlijk geen naam hebben.

Bijbelse vertellers kunnen dit gebruiken als motief. Een mooi voorbeeld is het verhaal van de geboorte van Mozes in Exodus 2. Alles is in het begin van het boek Exodus – dat in het Hebreeuws nota bene het boek ‘Namen’ heet! – naamloos geworden. In de slavernij van ‘Egypte’ ligt de geschiedenis stil. De vader, de moeder, de zuster, zij blijven allen, tegen de in het ‘Oude Testament’ gebruikelijke manier van vertellen in, zonder naam. Tot helemaal aan het slot (Ex. 2:10) de eerste naam valt: Mozes. Daarmee, met die naam, wordt de geschiedenis opnieuw geopend en komt de bevrijding in zicht.

De Naam van God

In Exodus valt even verderop (3:13vv.) de naam van God: JHWH. Het is een naam waarvan wij niet weten hoe hij moet worden uitgesproken en waarvan wij evenmin weten wat hij betekent. ‘Ik ben die ik ben’ of ‘Ik zal zijn die ik zijn zal’ of (beter) ‘Ik geschied die ik geschied’, is een cirkelspreuk, een raadsel, een ‘naam’ die zich onttrekt aan nadere definitie. Deze God laat zich niet begripsmatig vastleggen.2 Alleen dit kan met zekerheid van Hem gezegd worden en het zal door het vervolg worden bevestigd: Hij die zijn mensen bevrijdt uit de slavernij van ‘Egypte’ is er, was er en zal er zijn in wat Hij doet: als Bevrijder, als Verlosser.

God heeft een naam, een eigennaam: JHWH. Maar die Naam is geen eigenschap van een vooraf door ons min of meer gedefinieerd ‘Wezen.’ In het ‘Oude Testament’ is JHWH zelf dan ook praktisch identiek met zijn Naam.3 In de joodse traditie worden de letters JHWH, o.a. bij de voorlezing van bijbelse teksten, uitgesproken als hasjeem (Hebreeuws) of sjemaa (Aramees): ‘de Naam.’ Dat is heel trefzeker. ‘God’ is een macht die wordt betuigd en verschijnt in het ‘Oude’ en ‘Nieuwe Testament’. Misschien is het daarom beter te zeggen dat God niet zozeer een naam heeft, als wel dat Hij een naam is, een Naam die dan ook alleen wordt gekend dankzij het verhaal van zijn daden.4

Heilig

Het bijbelse begrip ‘heilig’ heeft heel weinig te maken met morele kwaliteiten. JHWH of mensen of dingen zijn heilig omdat ze exceptioneel zijn, anders dan anders. Niet ‘anders’ omwille van een door ons bedachte en gekoesterde identiteit, maar anders en apart gezet om niet ten prooi te vallen aan terreur van onze zogenaamde onvermijdelijkheden en vanzelfsprekendheden. JHWH is ‘heilig’ betekent: deze God is anders, anders dan je denkt, anders dan je durft vermoeden. In het oudtestamentische Hebreeuws wordt die betekenis afgeleid uit de context. In het nieuwtestamentisch Grieks wordt dit ondersteund door de etymologie. ‘Heilig’ (Grieks hagios) is letterlijk: apart gezet en apart gehouden, omheind door een haag of een heg. Nogmaals: niet vanwege splendid isolation, maar omdat Hij en zijn dienst geen vermenging met andere machten – de commercie bijvoorbeeld – verdragen.

Wat ‘heiligen van de Naam van JHWH’ is, spreekt het ‘Oude Testament’ o.a. uit in Ezechiël 36:22-23. “Daarom (namelijk omdat Ik Israël hun afgoderij vergeef, vs. 17-21) zeg tegen het huis van Israël: Dit spreekt de HEER. Ik doe dit niet omwille van jullie, huis van Israël, maar voor Mijn heilige Naam, die jullie bezoedeld hebben onder de volken waarheen jullie gingen. Ik zal Mijn grote Naam heiligen, (de Naam) die is bezoedeld onder de volken, (de Naam) die jullie in hun midden hebben bezoedeld. En de volken zullen weten dat Ik de HEER ben, wanneer ik geheiligd zal worden in jullie, voor hun ogen.”

Ontheiligen, het tegengestelde van heiligen van de Naam van JHWH, is kennelijk het ‘bezoedelen’5 van de Naam. Gods Naam wordt bezoedeld, wanneer Israël in handel en wandel van andere goden/machten een gezag aanvaardt dat hen niet toekomt. Israël voert – zegt Ezechiël – de pretentie ‘wij zijn van JHWH’, ‘JHWH is onze God’. Israël loochent dat echter in de praktijk door bedenkelijke compromissen te sluiten met andere machten. Niet omwille van hun religieuze pretenties zal JHWH Israël bevrijden uit verdrukking en ballingschap, integendeel, alleen omwille van Zijn Naam, zijn gezag onder de volken.

Wanneer mensen Zijn Naam heiligen, dan heiligt JHWH Zijn Naam in en door hen. De Naam van JHWH wordt dus, tegen alles in, door Hem zelf geheiligd, daarin dat Hij zijn volk voorgaat in een exodus, een uittocht uit de overmacht van onmenselijke goden. ‘Sola gratia’, ‘door genade alleen’, zouden de Reformatoren – en velen voor en na hen – zeggen. Om de heiliging van Gods Naam wordt gebeden vanuit die zekerheid.

IJdel gebruik van de Naam

Ook in de Tien Woorden is de Naam van JHWH in het geding. Het ‘derde gebod’ luidt: “Gij zult de Naam van JHWH, uw God, niet ijdel gebruiken” (lett. ‘opheffen’, ‘aanheffen’). Die naam werd terecht aangeheven in de liturgie van de tempel, waar JHWH werd gedankt en geëerd. Maar die naam werd soms ook gebruikt voor nietswaardige, ‘ijdele’ zaken. ‘IJdel’ slaat hier vooral op magische praktijken. Een god representeert macht. Door de naam van de godheid, onder voorgeschreven condities, aan te roepen, veronderstelde men de macht van die godheid te kunnen inzetten voor eigenbelang. Met de naam van JHWH is dat echter onmogelijk. Er is geen menselijk belang dat ook niet Zijn belang is. Magisch gebruik van Zijn naam valt inderdaad onder ‘bezoedeling’ van de Naam.

Waar wij niet direct aan moeten denken is vloeken, het woordje ‘God’ of ‘Christus’ gebruiken als krachtterm of spontane verwoording van een uitzonderlijke ervaring. Dat verschijnsel is eigen aan veel talen. Het ontbreekt zelfs in de bijbel niet. Het woord ‘God’ (Hebr. ‘Elohiem’) kan worden gebruikt om een superlatief aan te duiden: Nineve is een ‘godsgrote’ stad (Jona 3:1).6 De Naam van God wordt niet ontheiligd door een losse term in de mond van iemand die zijn taal niet helemaal onder controle heeft. Ontheiligd en bezoedeld wordt de Naam, wanneer hij wordt gebruikt ten gerieve van privé of collectief eigenbelang, bijvoorbeeld door machtspolitiek te verkopen onder het etiket ‘christelijk.’

Rochus Zuurmond

Auteur is emeritus predikant (PKN) en was hoogleraar Bijbelse Theologie aan de UvA

1 Tertullianus (De Oratione), Hieronymus (Hom. XIX,6-10).

2 Hierover ook Niet te Geloven, pag. 28-39.

3 Herhaaldelijk in parallellisme in de Psalmen, bijv. 18:50, 44:9, 66:4, 74:18, 148:1-5, etc. Met ‘heiligen’ ook in Jes. 29:23.

4 Rom. 1:20.

5 Hebr. chalal, Gr. bebèloô.

6 Ook Amos 4:11 (‘godsomkering’). In Gen 1:2 kun je bij ‘de geest van God’ ook denken aan ‘een godswind.’