November 1917 – 2007 Negentig jaar Russische revolutie

logo-idW-oud

 

NOVEMBER 1917 – 2007 NEGENTIG JAAR RUSSISCHE REVOLUTIE

In de nacht van 6 op 7 november 1917 werden door militaire operaties in het huidige Sint-Petersburg (de stad heette van1914 tot 1924 Petrograd en van 1924 tot 1991 Leningrad) de telegraaf- en telefoonkantoren, de staatsbank en de hoofdbruggen bezet en 24 uur later werd het Winterpaleis bestormd en werden de daar aanwezige ministers gevangen genomen.

In Petrogad werd op 10 november een proclamatie aangeplakt: ‘Het militair-revolutionaire comité verklaart generlei vergrijp tegen de openbare orde te willen dulden. Diefstal, roverij, aanranding, poging tot pogrom zullen streng worden gestraft. Het comité zal, in navolging van de Parijse Commune, alle plunderaars en ophitsers zonder mededogen uitroeien’.

In grote haast brachten de bolsjewiki onder leiding van Trotski een leger bijeen van soldaten, matrozen en arbeiders. De opstand van aanstaande officieren in het leger werd door de nieuwe regering de kop ingedrukt. De bolsjewiki traden dictatoriaal op, hadden geen afschuw van de onwettigheid en verafschuwden de democratische beginselen. Een coalitie met andere socialistische partijen was onmogelijk. De communistische was door de revolutie gesticht en de Russische communisten beschouwen hun eigen samenleving als een socialistische maatschappij op weg naar het communisme waarin volgens de ‘Grondslagen van het Marxisme-Leninisme’ de ‘innigste hope der mensheid, haar verlangen naar algemene welstand en overvloed, naar vrijheid en gelijkheid, naar vrede, naar broederschap en samenwerking tussen de mensen, in vervulling zal gaan’.

Deze volmaakte maatschappij werd in de voormalige Sovjetunie omstreeks het jaar 1980 verwacht.
De geschiedenis van Rusland kenmerkt zich door de ontwikkelde bovenlaag van de samenleving en de ongeletterde boeren. In de achttiende eeuw bereikte de positie van de boeren een dieptepunt. In 1861 werd de lijfeigenschap afgeschaft en de boerenbevolking ontving persoonlijke vrijheid, maar de boeren bleven tot de lagere stand behoren. De contacten met West-Europa speelden een belangrijke rol: Peter de Grote was het te doen om Europese technieken, in bestuur, in handel en nijverheid; Catherina de Grote en Alexander I zochten aansluiting bij de ideeën van de Verlichting. In 1825 heeft Nicolaas I een opstand van jonge hervormingsgezinde gardeofficieren onderdrukt. Tegen het einde van de negentiende eeuw valt de Russische elite in twee vijandige kampen uiteen door hun politieke tegenstelling. De intelligentsia verwerpt de bestaande orde, de bureaucratie handhaaft deze orde.

Door de bureaucratie werd de industrialisatie van Rusland bevorderd. Rusland is een agrarisch land en had economische betrekkingen met West-Europa. Rusland raakte in oorlog met Japan en door het gevolg van arbeidersstakingen, boerenoproeren werd de Russische bureaucratie aan de rand van de afgrond gebracht. Na de mislukte revolutie van 1905 volgde een nieuwe aanpak van het boerenvraagstuk: belastingverlichting, bevordering van landaankoop en bestrijding van het analfabetisme op het platteland. De Russische industrie was in staat zelfstandig verder te groeien. Toch echter bleek het niet mogelijk Rusland zonder al te veel problemen de moderne wereld binnen te leiden. Na de moord in 1911 op Peter Stolypin ging het Russische keizerrijk zienderogen achteruit. De onbekwame tsaar Nicolaas II was hiervoor de voornaamste oorzaak en de Eerste Wereldoorlog deed het Russische keizerrijk de das om. De oorlog veroorzaakte voor Rusland een negatief effect en door de invloed van de charlatan Raspoetin op de keizerlijke familie ontstond er een crisis bij de politieke leiders. De militaire bureaucratie verloor haar vertrouwen in de opperste leiding van de staat. In februari 1917 brak in Petrogad een broodoproer uit en de Februarirevolutie was een feit. De Russische monarchie viel en de liberale rechtervleugel van de intelligentsia had de Voorlopige Regering gevormd. De meerderheid van de socialistische intellectuelen waren niet revolutionair. Deze intellectuelen hadden meer een model van politiek systeem naar westerse democratische opvatting voor ogen. De liberalen waren voorstanders van voortzetting van de oorlog, maar de massa voelde daar niet veel voor en de voorstanders moesten dan ook het veld ruimen. De socialisten overleefden een oproer in de hoofdstad, maar zaten zonder uitvoerbare politiek. In oktober 1917 namen de bolsjewiki het bewind in handen. Lenin – hun leider – wist wat hij wilde. Hij wilde de macht en wist ook hoe hij het zou kunnen bereiken.

Op 16 april 1917 kwam Lenin uit Zwitserland in Petrogad aan. In zijn tien stellingen maakte hij bekend waarin hij de ontwikkeling van de revolutie voorzag: stichting van een nieuwe Internationale, organisatie van een sovjetrepubliek, instelling van de dictatuur van het proletariaat enz. Op 9 augustus werd Lenin naar Finland overgebracht, waar hij ondergedoken bleef in Helsingfors. De Voorlopige Regering beschuldigde Lenin van onoorbare relaties met de Duitse regering en enkele bolsjewistische kopstukken werden gearresteerd. De bolsjewiki herstelden echter snel van de klap en Lenin schreef in een brief aan het Centraal Comité van zijn partij, dat de bolsjewiki nu de macht moesten grijpen. ‘De geschiedenis zal het ons niet vergeven als wij nu de macht niet grijpen’, schreef hij. In een tweede brief schreef Lenin over de Grote Opstand van het Proletariaat: ‘Wij moeten, zonder een minuut te verliezen, het hoofdkwartier van de opstandige troepen inrichten, onze krachten verdelen, betrouwbare regimenten naar de gewichtigste punten dirigeren, het Alexandra-theater omsingelen, de Peter- en Paulvesting bezetten, de generale staf en de regering arresteren.

Wij moeten de gewapende arbeiders mobiliseren, hen oproepen tot een verbitterde laatste strijd, onmiddellijk het telegraafkantoor en het telefoonkantoor bezetten, het hoofdkwartier van de opstand bij de telefooncentrale onderbrengen, door de telefoon daarmee alle fabrieken verbinden, alle regimenten, alle punten waar gevochten wordt, enz.’. Maar de leiders reageren in het geheel niet op deze brieven en dan stuurt Lenin een stroom van dergelijke brieven aan het Centrale Comité. Als er niets gebeurt dreigt Lenin zelfs met uittreden en met zelfstandige acties. Op 17 september vertrekt Lenin uit Finland en op 7 oktober duikt hij in Petrograd onder. Op 10 en 16 oktober is hij aanwezig op vergaderingen van het Centrale Comité, waar in principe tot opstand werd besloten. Lenin betoogde, dat de revolutionaire beweging zich in de Westeuropese landen snel ontwikkelde en dat een Russische revolutionaire regering ook een machtige impuls zou geven aan de revolutionaire beweging buiten Rusland. De bolsjewiken zouden volgens Lenin een revolutionaire oorlog moeten gaan voeren: ‘dan worden wij een oorlogspartij, dan zullen wij de oorlog werkelijk revolutionair gaan voeren. Wij zullen de kapitalisten al hun brood en al hun schoenen afnemen. We zullen ze de korsten laten eten, we zullen ze bastschoenen laten dragen. Wij zullen alle brood en alle schoeisel naar het front sturen. En zo zullen wij Pieter verdedigen’: Kameraad Kamenev wierp hem tegen, dat de berichten er op wijzen dat de soldaten niet meer willen vechten. Hierop had Lenin geen antwoord en riep toen geagiteerd: ‘Eén gek kan meer vragen stellen dan tien wijzen kunnen beantwoorden’. In deze was Trotski het met Lenin eens. Door zijn partij tot de partij van de vrede te maken veroverde Lenin de macht. De bolsjewiki wierpen de Voorlopige Regering omver en proclameerde op 25 oktober het Militair-Revolutionair Comité (25 oktober 1917 is in de tegenwoordige jaartelling 7 november). De partij van de bolsjewiki, die zich spoedig communisten zullen gaan noemen, was een marxistische partij. Een groot deel van de intelligentsia was het met haar leiders niet eens en in de ogen van veel orthodoxe Russische marxisten was de tijd voor het socialisme nog niet rijp. Met marxistische termen rechtvaardigen de bolsjewiki hun revolutie door haar in een wereldhistorisch kader te plaatsen. Zij hoopten op een wereldrevolutie.

Hoe we ons precies de communistische maatschappij moeten voorstellen, is een vraag waarop we van de leiders maar een vaag antwoord hebben gekregen. Marx beschouwde het opstellen van utopieën als een nutteloos tijdverdrijf. Hij heeft gezegd, dat de communistische samenleving niet bij volksbesluit zal worden ingevoerd, maar door ontwikkelingen uit de ten dode opgeschreven samenleving. Men moet niet zijn tijd verdoen met beschouwingen over de vorm van de nieuwe samenleving. Over de inrichting van een communistische samenleving hebben Marx en Engels bitter weinig gezegd.

Zo ook Lenin. In zijn pamflet ‘Staat en Revolutie’ van 30 november 1917 schreef hij: ‘Het is voorzeker aangenamer en nuttiger de ervaringen van de revoluties door te maken dan in het schrijven erover’. Lenin was toen voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen, Kerenski was gevlucht, zijn ministers zaten achter slot en grendel, de Sovjets hadden zich van het bevind meester gemaakt en de revolutie was in het grootste deel van Europees Rusland aan het zegevieren.

Na de dood van Lenin in 1924, trad Stalin op als de grote leider en leraar van de communistische beweging en ook hij heeft zijn gedachten over de toekomstige communistische maatschappij zorgvuldig voor zich gehouden. Desgevraagd een karakteristiek te geven over de communistische samenleving zei hij: ‘Dat het een maatschappij zal zijn: a. waarin geen particulier eigendom en middelen van productie zal bestaan, maar de eigendom publiek, collectief, zal zijn; b. waarin geen klassen en geen staatsmacht zal bestaan, maar werkers van de industrie en landbouw zullen zijn, die zich economisch zullen besturen als een vrije associatie van werkers; c. waarin de economie, volgens plan, georganiseerd zal zijn op de hoogste techniek, zowel in de industrie als in de landbouw; d. waarin geen tegenstelling tussen stad en platteland, tussen industrie en landbouw zal bestaan; e. waarin de producten zullen worden verdeeld volgens het beginsel van de oude Franse communisten ‘van ieder naar zijn eigen vermogen, aan ieder naar zijn behoeften’; f. waarin wetenschap en kunst in voldoende gunstige omstandigheden zullen verkeren om tot volle bloei te komen; g. waarin de persoonlijkheid, vrij van zorgen om het stuk brood en van de noodzaak zich aan ‘de machtigen dezer aarde’ aan te passen, werkelijk vrij zal zijn, enzovoorts. Het is duidelijk dat we van een dergelijke maatschappij nog ver verwijderd zijn’.

De Russische burgers hebben het dertig jaar lang met deze opsomming en de terreur van Stalin moeten doen. De Russische partij-ideologen hebben ‘het communistisch manifest van ons tijdperk’ geclaimd, hetgeen impliciet betekent dat de Sovjetunie de leider is van alle socialistische landen over de communistische beweging.

Aan de stalinisatie maakte Chroesjtsjov een einde in 1956 op het twintigste partijcongres in zijn befaamde ‘geheime’ rede. Na Chroesjtsjov zijn ook Brezjnev c.s.. leiders van de Russische communistische partij die zich het heden en de toekomst van de Sovjetunie voorstellen als die van een autoritair geregeerde verzorgingsstaat, waarin machtsuitoefening inherent is aan de menselijke samenleving. Een samenleving waar geen plaats was voor andersdenkenden.

Gorbatsjov kwam aan de macht in een periode dat het land een diepe malaise doormaakte en hij introduceerde de begrippen ‘glasnost’ (openheid) en ‘perestrojka’ (hervorming).

In augustus 1991 proberen communisten van de oude garde het nieuwe beleid terug te draaien, maar door optreden van Jeltsin mislukt dit. In december 1991 wordt de Sovjetunie officieel opgeheven.

Henk Wolzak