Amsterdams peil
AMSTERDAMS PEIL
Niets dan goeds over mijn vorige standplaats. Toch maakte ik niet eerder mee dat een ouder, vriendelijk echtpaar mij na afloop van een serie preken over Prediker attendeerde op een film waarin zij deze prediker in moderne tijden hadden ontwaard: la grande belezza. Omdat zij er al geweest waren, durfde ik nu ook Cinecenter binnen: één van die vele plaatsen in Amsterdam waar ik altijd vrees geweigerd te worden wegens stuitend gebrek aan hipheid. Tegenwoordig moeten het vooral mannen met baarden zijn, en moeilijke brillen.
De film dringt nu ook door naar breder publiek en allerwegen zijn vergelijkingen gemaakt met de films van Fellini met Marcello Mastroianni. Niet ten onrechte werd in recensies opgemerkt dat de eigenlijke hoofdrol door Rome zelf wordt gespeeld, dat oogverblindend wordt geregistreerd. Niet licht zal ik de prachtige openingsscne vergeten waarin een toerist daadwerkelijk sterft bij het zien van zoveel schoonheid. Helemaal meegenomen werd ik door de hoofdrolspeler die inderdaad de overrompelende uitstraling heeft van Mastroianni. Hij speelt een journalist op leeftijd, ooit de schrijver van een alom bejubeld boek maar tot een tweede is het nooit gekomen. Koning van het nachtleven is hij geworden. Met een superieure verveling gaat hij van feest naar feest. Hij maakt alles mee maar wordt door niets en niemand meer wezenlijk geraakt.
Voor la grande belezza, de werkelijke schoonheid, moet hij terug naar zijn jeugd toen hij niet durfde wat hij eigenlijk had moeten doen, ingaan op de avances van het meisje van zijn dromen dat altijd van hem is blijven houden. Als onverbeterlijke romanticus kom ik daar helemaal in mee, al is het niet deze verhaallijn die mij het meest interesseert. Als gebruikelijk zit een select gezelschap op het dakterras van het appartement van de schrijver met uitzicht op het Colosseum. Voortreffelijke wijn wordt met veel elegantie gedronken. Bon mots wisselen elkaar in hoog tempo af en één vrouw in het bijzonder is die avond zeer op dreef. Niets is bestand tegen het wapen van haar ironie dat zij tot in de perfectie beheerst. In een monoloog, die in mijn herinnering minuten duurde, laat de schrijver weinig van haar heel. Hij weet wat er in haar leven allemaal misging en laat niets ongenoemd. Uiteindelijk vraagt hij haar op zachte toon om het hele verzamelde gezelschap op het dakterras te zien als wat zij ten diepste zijn: mislukkelingen. En met mislukkelingen moet je compassie hebben. Die moeten in liefde worden aangezien. Aan een kardinaal die pas werkelijk tot leven komt als hij het over de bereiding van eten kan hebben, vraagt hij om een woord van hoop. Daar heeft de kardinaal echter steeds geen tijd voor of een andere gesprekspartner neemt hem weer in beslag.
Ik wil niet meteen beweren dat mijn preken over Prediker de pointe misten, maar aan deze film las ik af waar het in dit boek ten diepste over gaat: over verlangen, zelfs misschien wat heimwee. En zeker over een beetje mededogen met de mens die in die tussentijd leven moet.
Evert Jan de Wijer