Katholiek ook nog

logoIdW

 

KATHOLIEK OOK NOG

Wij zijn ook katholiek heet het boek en het zwerft al een tijd op onze redactie rond. De ene redacteur heeft erin gelezen en hier en daar een regel onderstreept. De andere redacteur heeft het mee naar huis genomen en na een tijdje ongelezen teruggebracht en nu ligt het boek voor mijn neus. Wij zijn ook katholiek, geschreven door 25 auteurs ‘uit de volle breedte van de PKN’, zoals in het Woord Vooraf staat, met J. Kronenburg en R. de Reuver als eindredacteuren. De titel, een citaat van Melanchton, klinkt een beetje kinderlijk. De roomsen hoeven niet te denken dat zij alleen zich katholiek mogen noemen, wij mogen het ook. Je kunt de titel ook lezen alsof het boek ons wil bijbrengen dat wij van de Protestantse Kerk behalve missionair, herbergzaam, vloeibaar, doelgericht etc. etc. ook nog katholiek horen te zijn. Dat vergroot de leeshonger evenmin.

Maar gelukkig, bij lezing blijken de auteurs noch aan te sturen op een krachtmeting tussen de protestantse en de rooms-katholieke kerk noch een pleidooi te voeren voor weer een nieuwe theologische hobby: katholiek zijn. De auteurs beschouwen katholiciteit als een wezenskenmerk van de kerk van Christus en willen dat de Protestantse Kerk in Nederland zich ervan rekenschap geeft in hoeverre ze aan dat wezenskenmerk voldoet en dus in hoeverre ze werkelijk kerk van Christus is. Een kerk die katholiek, dat wil zeggen: algemeen is, houdt zich met de door veel auteurs aangehaalde definitie van Vincentius van Lerinum aan ‘wat overal, wat altijd en wat door allen geleerd is’. Ze sluit zich dus niet op in de eigen situatie in het hier en nu, maar heeft een besef van historie, van toekomst en van de waarde van andere vormen van kerkzijn. In veel bijdragen wordt van verschijnselen uit het kerkelijk leven in de Protestantse Kerk van nu onderzocht of ze bij de ‘katholieke’ traditie passen en bij de hoofdstromingen in de wereldkerk. Op het gebied van de liturgie, de omgang met de schrift en de door de Protestantse Kerk aangenomen belijdenisgeschriften krijgt de kerk een ruime voldoende. De katholiciteit van onze ambtstheologie en van de lokale gemeente wordt minder gunstig beoordeeld. Veel auteurs verlangen naar de herinvoering van het bisschopsambt en voor het kerkbegrip van Abraham Kuyper en zijn gereformeerde kerken bestaat weinig waardering.

Wat bij het ijken van de Protestantse praktijken aan de traditie en de wereldkerk niet helemaal bevredigt, is dat er weinig aandacht is voor de vraag hoe je eigenlijk vaststelt wat katholiek is. De vroege kerk en met name Augustinus zijn voor de meeste auteurs lichtende bakens en als je kunt aantonen dat jouw liturgie of kerkorde of belijdenis wortels heeft in de vroege kerk, ben je volgens hen al behoorlijk katholiek. Maar hoe zou een vrijzinnige theoloog hierover denken? Ik had graag een bijdrage gelezen waarin als katholiek werd aangemerkt wat redelijk is of wat door de meeste gelovigen voor zinvol wordt gehouden. Of waarin het ketterse en het katholieke op elkaar werden betrokken. Het betoog van zendingsman Van Laar gaat het verst in die richting. Je bent volgens hem katholiek als je bereid bent ‘de religieuze wereld van de armen binnen te gaan’ (182). Een radicaal standpunt dat je in het boek verder nergens tegenkomt, maar dat ook nergens wordt weersproken, misschien omdat wij gewend zijn om voor zendingsdoeleinden onze eigen identiteiten en belangen een kort poosje opzij te schuiven.

De naar mijn smaak wat al te bedaagde en beveiligde procedure van het ijken van je kerkelijke praktijk aan een hoofdstroom had ook vanuit een andere hoek aangevuld kunnen worden. Want behalve vrijzinnigen ontbreken onder de auteurs ‘uit de volle breedte van de PKN’ ook de meer dialectisch ingestelde theologen uit de school van Barth. Zij hadden, net als de auteurs die met hun ideeën over katholiciteit aansluiten bij de Wereldraad of de WARC (J. Kronenburg, E. van der Borght) het begrip katholiciteit ongetwijfeld teruggevoerd op de eenheid en eenvoud van God zelf. Maar anders dan Kronenburg c.s. hadden zij ruim baan gegeven aan het kritische potentieel dat met Gods eenheid is gegeven. Wij moeten één zijn zoals God één is, wij moeten één zijn omdat Christus één is – daartegenover blijft geen institutie of identiteit overeind! In de meeste bijdragen aan de bundel blijft katholiciteit een soort algemeen verbindendverklaring die aan een orthodoxie of orthopraxie wordt gehangen, terwijl we misschien zo heldhaftig zouden moeten zijn om te zeggen dat katholiciteit zelf orthodoxie en orthopraxie is. Van alle auteurs in Wij zijn ook katholiek komen zij die met zoveel woorden vaststellen dat katholiciteit een transcendent begrip is (M. Wisse, R. de Reuver) het dichtst bij deze opvatting, maar hoewel zij een lont in het kruitvat steken, komt de explosieve lading van het begrip katholiciteit ook bij hen niet tot ontploffing. Net als voor hun collega-auteurs is katholiciteit voor hen op één of andere manier schatplichtig aan een identiteit of een institutie (Wij zijn ook katholiek). Terwijl, radicaal opgevat, katholiciteit identiteit is en met identiteiten korte metten maakt.

Daarom staan in de bundel sympathieke pleidooien voor minder van dit en meer van dat binnen de gevestigde kaders van de Protestantse Kerk. Minder individualisme, pluriformiteit en sektarisme, minder nadruk op het protestantse in de Protestantse Kerk en meer openheid en kennis van traditie en wereldkerk. Maar daarom ontbreken in de bundel fundamentelere overwegingen. Een fundamentele doordenking bijvoorbeeld van de vraag wat de eis van katholicisme betekent voor de maatschappelijke behoefte aan sterke identiteiten (en in het verlengde daarvan voor het multiculti-debat of de verhouding tot de islam) of, meer gericht op de kerk, een doordenking van de vraag of katholiciteit en gemeenschapsvorming elkaar niet uitsluiten, of een gemeenschap zonder identiteit mogelijk is (met verwijzing naar de crisis waarin veel bovenlokale gemeenschappen zich bevinden – van de Verenigde Naties en het verenigde Europa, tot de Staat der Nederlanden en de Protestantse Kerk in Nederland) en in welke zin ‘kerk van Christus’ wel of niet een identiteit is. En ook moet er toch ooit iemand met een schets komen van de Protestantse Kerk in Nederland, waarin ze niet verschijnt als een verzameling lokale kerken met een gezamenlijke helpdesk of als een centraal expertisecentrum met lokale vestigingen, maar als een beweging waarvan het midden evenzeer in de lokale gemeenschap ligt als in de landelijke vergaderingen, omdat uit Gods eenheid volgt, dat Zijn midden overal is en zijn omtrek nergens. Zo’n schets zou je mogen verwachten in een bundel over katholiciteit. Maar dan heette die bundel niet Wij zijn ook katholiek, maar Wij zijn katholiek. Boem. Zonder ook.

Udo Doedens

Dr. J. Kronenburg, dr. R. de Reuver (eindred.), Wij zijn ook katholiek, Heerenveen 2007