Straatevangelisatie
STRAATEVANGELISATIE
Het is een zaterdag in de zomer van 1966. Ik ben vijf jaar oud. Op het pleintje, niet ver van ons huis in een middenstandsbuurt in Voorburg verzamelt zich een groepje mensen. Ze beginnen liedjes over Jezus te zingen. Een man met een wat ongelukkig gezicht neemt het woord. ‘U zult het wel vreemd vinden dat wij hier op straat over Jezus vertellen en niet in een kerk’, begint hij. Ik vind het niet vreemd en ik begrijp ook niet waarom het vreemd zou zijn. Waarom zou je alleen in een kerk over Jezus vertellen? Het groepje mensen dat blijft staan vindt het ook niet vreemd.
Ik sta vooraan en geniet. Ik geniet van de liedjes over Jezus, waar ik mee meezing, van de vrolijkheid in de straat en ook van één van de meisjes die staat te zingen. Zij is minstens tien jaar ouder dan ik, maar ik word helemaal verliefd op haar. Ze woont aan het pleintje en in de week er na praat ik af en toe met haar. Mijn liefde moet overduidelijk zijn geweest. Zij heeft iets schichtigs als ik met haar praat, alsof ze een geheim heeft of zich erg schaamt.
Ze vertelt dat zij op een volgende zaterdag een paar kilometer verderop zullen zingen. Ik besluit om daar op mijn step naar toe te gaan. Weliswaar moet ik daarvoor een zeer drukke straat oversteken, maar dat heb ik er wel voor over. Ze zingen weer dezelfde liedjes, maar dit keer blijven er veel minder mensen staan. Het is ook niet het beschutte pleintje bij ons thuis, maar grote stoep langs een straat met veel auto’s en trams. Het waait er hard en de stemmen vervliegen in de wind.
Ben ik de zaterdag daarop hen nog verder gaan zoeken? Ik heb een herinnering dat ik nog veel verder op mijn step Voorburg in gegaan ben, maar niemand heb kunnen vinden en tenslotte maar weer naar huis ben gegaan. Maar misschien haal ik ook herinneringen door elkaar. Ook van de rest van mijn verliefdheid herinner ik me niet veel. De zomer erop verhuisden we.
Elk jaar vertel ik aan zo’n tachtig kinderen uit de buurt op het plein bij de openbare school het verhaal van Sint Maarten die zijn mantel deelt. Dit jaar vertel ik ook het tweede deel van het verhaal, dat Sint Maarten ‘s nachts een droom krijgt en daarin Jezus ziet, gekleed in een deel van zijn mantel. De kinderen vinden alles prachtig, de stageaires van de opleiding voor crècheleidster die meewerken mimen de verschijning van Jezus zonder enige gene, maar ik schaam me en moet veel moeite doen om het verhaal helemaal en vol vuur te vertellen.
Buiten de beschutting van kerk of huiskamer over Christus spreken is moeilijk. Je weet dat er weinig bij je publiek zal resoneren van de woorden die voor jou belangrijk zijn. Je kunt alleen jezelf en je eigen liefde laten zien. Dat is eng en schaamtevol.
Coen Wessel