Was Karl Barth marxist?

logo

In de National-Zeitung van 9 maart heeft Hans Ott gewezen op een bin­nenkort verschijnend boek van de Berlijnse docent in de theologie F. W. Marquardt. Ik had een uitnodiging gekregen om advies over dit boek uit te brengen en daarom was ik in de gelegenheid het al als manuscript te lezen. Het heeft als titel „Theologie en Socialisme” en als on­dertitel „Het voorbeeld van Karl Barth”.) Het boek onderscheidt zich door de uit­zonderlijke beweeglijkheid en nauwkeu­righeid, waarmee het zijn onderwerp aan­vat en verwerkt. Het is een uitleg van het levenswerk van Karl Barth. Maar de­ze uitleg wordt niet gegeven in de vorm van een schildering van het geheel van Barths theologie en de schrijver maakt er een dwarsdoorsnede doorheen: hij laat, zoals Hans Ott terecht zegt, zien, dat Barths hele levenswerk een ondubbel­zinnige politieke component heeft, met dien verstande, dat hij positief positie kiest voor het socialisme. Marquardts boek is een prestatie van de eerste orde. Er is in Berlijn een Kirchliche Hochschule (KiHo genaamd), die evenwel de rang van een theologische faculteit heeft. Marquardt wilde met zijn boek in aanmerking komen voor een plaats als docent aan deze KiHo, maar dit werd hem om onbegrijpelijke redenen ge­weigerd door het College, dat de benoe­mingen doet, zij het dan met een meer­derheid van één stem. Daarover ontstond in kringen, die tot oordelen bevoegd zijn een grote verontwaardiging, die tegen­woordig zorgt voor vette koppen in de theologische en kerkelijke bladen van West-Duitsland. Marquardt zal nu een plaats vinden bij de Vrije Universiteit die wel geen theologische faculteit heeft, maar waaraan wel bij de filosofische vakken college gegeven wordt in gods­dienstwetenschap. Helmut Gollwitzer heeft daar een leerstoel en hij geeft er voor een groot gehoor college over evangelische theologie. Hij is de leermees­ter van Marquardt en het schijnt, dat het Neen tegen Marquardt aan de KiHo in de grond van de zaak op Gollwitzer was ge­munt, wiens assistent Marquardt is. Waarom? Omdat ook Gollwitzer een theologie voorstaat, waarin het politieke socialisme is geïntegreerd, zoals het ook bij Marquardt het geval is. Maar let wel: alleen geïntegreerd. Noch bij Gollwitzer noch bij Karl Barth is het socia­lisme de eigenlijke dominant. Het is een neventhema, dat meedoet en wel zeer noodzakelijk meedoet, maar het hoofdthema is en blijft de theologie. Er ligt bij Marquardt een interpretatie ter tafel, die wij niet eenvoudig over kunnen nemen, doordat hij Karl Barth gewoonweg als een verkapte Marxist voorstelt. Ook in de bespreking van Hans Ott is deze these te vinden: Karl Barth zou oorspronkelijk helemaal geen theologie hebben willen beoefenen, maar hij zou geïnspireerd geweest zijn door een revolutionair socialisme en pas na­derhand van daaruit tot de theologie geko­men zijn, doordat hij in de bijbelse bood­schap van het Koninkrijk Gods een legi­timering van zijn radicale politieke han­delen gevonden zou hebben. Dat is niet waar. Ik heb van het begin af aan, en ge­durende de hele tijd, dat Barth als pre­dikant in Safenwil werkte, zeer nauw theologisch met hem samengewerkt, en ik weet uit dit meeleven en uit deze sa­menwerking hoe Barfhs theologische ont­wikkeling verlopen is. Barth moest zondag aan zondag preken en is daardoor in een crisis gebracht, omdat hij bij de studie van de bijbel stiet op een door de theo­logie tot toen toe niet geziene werkelijk­heid Gods (ik onderstreep: op een nieuwe werkelijkheid van God, niet al­leen op een Gods-begrip, een werke­lijkheid die bevreemdend en dreigend, maar ook ongehoord gelukkig makend en bevrijdend uit de woorden der profe­ten en apostelen voor hem aan de dag trad. Deze ontmoeting met de onbekende, maar levende God zal van nu af aan Karl Barth ten diepste bewegen, ja schok­ken. Hij aarzelt niet deze ontmoeting de „zaak”, de „beweging” te noemen, waarin hij gekomen is. Hij wendt zich af van de gangbare bijbeluitleg en ver­diept zich in de teksten tot die over deze hem onbekende en verborgen God be­ginnen te spreken. Het is de God die in beweging naar de wereld toe is en die alles nieuw wil maken. En het zijn tegelijk de mensen, die zo ver van God zijn, dat ze zich buigen voor de machten en heren, die in de wereld heersen, en die daar toch tegen in opstand zouden willen komen, die in het gezichtsveld van de Bijbel voor Barths ogen zichtbaar wor­den. Zij ontmoeten zijn door de Bijbel gescherpte ogen ook in de gestalte van de arbeiders en de kleine boeren uit zijn ge­meente. Hij gaat er mee door om ’s zon­dags voor hen te preken, maar ‘hij kan niet anders dan ook in het alledaagse leven naast hen gaan staan en de nood en het verlangen naar verandering van de omstandigheden met hen delen. Hij was altijd al socialist, maar nu wordt hij sociaal-democraat, en hij neemt politiek cursuswerk op zich en houdt voordrach­ten.

Dit alles schildert Marquardt uitvoe­rig. Hij heeft alleen de accenten in zover­re verschoven, dat hij de praktijk en het handelen de voorrang geeft boven het theologische inzicht. Maar ook zo blijft Marquardts boek een grootse prestatie. Het is immers niet alleen socialisme, dat daarin geschilderd wordt, maar Barths le­venswerk komt door zijn gerichtheid op de politieke praktijk, waar ‘het Marquardt om gaat, in het licht van een nieuwe concreetheid, actualiteit en relevantie. Hierover nog een paar aanwijzingen. Barth was tijdens zijn leven een vijand van alle ideologie zonder meer. Alleen il daarom kan er geen sprake van zijn, dat hij als Marxist beschouwd wordt. Het kan er wel zo uitzien, alsof Barth als jong predikant ideologisch socialist geweest is, toen lid van de partij geworden is en zich in de klassenstrijd gestort heeft om het tot volksvertegenwoordiger of tot redacteur van een krant te brengen — deze posities zijn hem beide aangebo­den — maar hij is op deze mogelijkheid niet ingegaan. Dat men de wereld in haar nood niet alleen zien, maar ook ver­anderen moet, dat ‘heeft hij niet van Karl Marx geleerd, maar als predikant in een industriegemeente.

Verder: Barth heeft inderdaad de algeme­ne staking van 1928 in zijn gemeente beleefd en hij was het er mee eens. Maar toen de vraag gesteld werd of de sociaal­democratie zich bij de 3de Internationa­le moest aansluiten, heeft Barth als gedelegeerde naar het partijcongres in Bern tegen gestemd. Hij is echter la­ter in Duitsland in de Hitlertijd opnieuw lid geworden van de sociaal-democra­tische partij.

Tenslotte een woord van Barth zelf. Toen ‘hij in het jaar 1933 een einde maakte aan het door hem met enige vrienden gestich­te tijdschrift „Zwischen den Zeiten” ge­beurde dat niet om politieke, maar om zuiver theologische redenen. Hij waar­schuwde er uitdrukkelijk voor om alleen als socialistisch politicus gezien te worden. Hij schrijft: „Sommigen zullen er zin in hebben om telkens opnieuw beschou­wingen te houden van deze inhoud, dat achter mijn theologisch oordeel als be­slissende factor toch alleen mijn politieke denken over de gebeurtenissen van deze jaren staat. Ik waarschuw. Natuurlijk heb ik daar mijn eigen gedachten over. Maar als ik werkelijk vanuit dat gezichtspunt te interpreteren zou zijn, dan had mijn theologische verwantschap met het Marx­isme toch ook in die beruchte 14 jaren op de een of andere manier zichtbaar moeten worden, dan zouden ook in dit jaar 1933 mijn politiek voor het grootste deel heel anders dan ik gerichte toe­hoorders iets van dit causale verband van mijn theologie gemerkt moeten hebben en zich dienovereenkomstig ge­dragen moeten hebben. Men doet, wan­neer men dat wil, in Göttingen, Mun­ster en Bonn navraag naar wat ik in deze jaren gedaan en niet gedaan heb, en dan – – maar pas dan zette men, wanneer men dat kan en wil, het praten over mijn politieke achtergronden voort”.

E. Thurneysen

National Zeitung, 16 maart 1972.

(In de Waagschaal, nieuwe jaargang 1, nr. 8. 10 juni 1972)