Over het ware geluk
OVER HET WARE GELUK
In nr. 6 van deze jaargang heb ik geschetst hoe Barth de geschiedenis tijdens de oorlog bekeek. Je ziet een wirwar van gebeurtenissen en daarin staan grote letters kriskras door elkaar. Bij het licht van het evangelie kun je proberen van die letters woorden te maken. Barth: ‘We zien niet alles, maar ook niet niks, net genoeg om in wat er gebeurt de regerende God te zien’.
Ik doe een poging om wat Barth in de oorlog deed, nu voor onze tijd, voor onze cultuur te doen. (Cultuur in de betekenis van: de manier waarop we vorm geven aan ons leven.) Ik heb al eerder over deze dingen geschreven, maar het lukte me niet alles goed met elkaar in verband te brengen. Ik hoop dat dat in dit artikel wel lukt.
Ik begin, in navolging van Barth, bij de christelijke gemeente. Zij bestaat uit mensen bij wie Jezus ‘zijn naam in het hart en in het geweten geschreven heeft’. Deze mensen zijn niet beter dan andere, maar ze weten dat ze het eigendom van Jezus zijn, dat ze hem mogen danken en dienen, en dat ze niet van hem afkomen, als ze dat al zouden willen. Deze gemeente is er, is er altijd geweest en zal er ook altijd zijn. De vraag is nu hoe ze zich in onze cultuur moet gedragen.
De Mammon heeft natuurlijk altijd al veel macht uitgeoefend, maar lijkt nu wel oppermachtig. De paarse kabinetten dachten dat openbare nutsbedrijven en dito diensten beter zouden gaan functioneren als je er winst op kon maken. Dat kan wel waar zijn voor de telefoon, maar het is niet waar voor het openbaar vervoer. De privatisering van de post is zeer nadelig voor mensen die bij TNT werken en de gewone man die tegen zessen een brief op de bus doet is duurder uit. Commercialisering van de gezondheidszorg is uitermate bedenkelijk: die kan betekenen dat rijke mensen sneller en beter zorg krijgen dan mensen met het minimumloon. Ook bij de komst van de ICT speelde Mammon een grote rol. Je weet hoe dat gaat: de natuurwetenschap ontrafelt de geheimen van de materie, de techniek maakt daar gebruik van en de industrie komt met producten die als absoluut noodzakelijk worden voorgesteld. De aandeelhouders van bedrijven die deze producten maken wrijven zich uiteraard in de handen. (Ik heb geen principiële bezwaren tegen ICT, al is er van communicatie pas sprake als je anders uit een gesprek van aangezicht tot aangezicht komt dan je erin gaat. Een man die bij het KNMI de verandering van het klimaat bestudeert zei me eens dat hij zijn werk niet zonder computers doen kon, maar hij zei er ook bij: ‘Je moet zo’n PC niet je huiskamer in halen’. Dat is precies wat ik bedoel: selectief gebruik maken van de ICT.) Over de veertig, vijftig jaar geleden binnengekomen televisie zou ik een analoog verhaal kunnen vertellen. Het NOS-journaal belemmert je kijk op politiek. Maar Buitenhof is een uitstekende rubriek.
Nu Dalrymple. Zijn boodschap is dat volmaakt, blijvend geluk onmogelijk is. Terwijl onze cultuur ervan uit gaat dat je recht hebt op zulk geluk. Hoe denken de mensen dat dan te bereiken? De apostelen leggen ons na aan het hart het belang van de ander zwaarder te laten wegen dan ons eigen belang. Maar in onze cultuur moet je dat omdraaien: je moet voor jezelf opkomen, en de ander, ja, dat zien we dan wel. Je kunt dat horen aan wat we zeggen. Het is heel goed authentiek te zijn en dan heeft authentiek de klank van zelfontplooiing: je moet de mogelijkheden die je in je hebt gebruiken en daarbij je gevoelens niet vergeten. Een woord als plichtsbetrachting komt al in de buurt van: je bent toch geen dief van je eigen portemonnaie? Hoe denkt men dat geluk dan te bereiken? Ik zou zeggen: door veel te beleven, veel intens te beleven. Bijvoorbeeld door verre reizen, een concert met felle lichtflitsen en oorverdovende muziek, internationale voetbalwedstrijden (met een paar rellen als toegift), of wat dan ook. – In ieder geval bevordert de Mammon de jacht op geluk: hoe meer geld, hoe meer kans op geluk.
Ik ga nu proberen woorden te vormen van al die letters die door elkaar staan. Ik kom tot: onze cultuur is bezig Gods oordeel over zich te halen. Met andere woorden: we zullen moeten oogsten wat we gezaaid hebben. Wat voor een oordeel? Ik denk aan de man die zei dat er in de 21ste eeuw grote oorlogen gevoerd zullen worden om grondstoffen te bemachtigen. Zoiets zou het oordeel kunnen zijn.
Als je gelooft dat Gods oordeel over je komt moet je je bekeren. Bekeren tot de vergeving van zonden bij Jezus Christus, wel te verstaan. De christelijke gemeente moet zich niet verbeelden dat dat oordeel haar niet zal treffen: we maken deel uit van onze cultuur en doen eraan mee. We kunnen wel tegenbewegingen maken: zuinig zijn op energie; plichtsbetrachting en andere deugden in ere houden; vrijgevigheid is echt niet verboden. Voorzover ik kan zien zijn er al van die tegenbewegingen in de christelijke gemeente. Buiten haar overigens ook.
Nu de kern van de zaak. We leven vanuit ons hart en wat ons voor God onmogelijk maakt komt uit ons hart. ( Zie Psalm 14:1, Marcus 7:22.) Je kunt niet alle zonden tegelijk hebben, maar je kunt wel nagaan welke zonden je het meest ‘liggen’ en je meenemen onze cultuur in. Het is in ieder geval zaak geen verstoppertje met God te spelen en tegenover Hem onder woorden te brengen wat er door je hart spookt. Dan hoor je Psalm 103:11 ‘Zoals de hoge he-mel de aarde overspant, zo welft zich zijn trouw over wie hem vrezen’. Die prachtige hemelkoepel geeft je een diep besef van dankbaarheid, van geluk. Geluk om de vergeving van zonden, om de weg die je heus wel gewezen wordt, om mensen die van je houden en niet te vergeten om de ‘kleine’ dingen, zoals een zingende merel.
Hebben al die mensen die op geluk jagen dan ongelijk? Nee, dat hebben ze niet. Ik denk dat ik hen wel kan begrijpen. Ze zoeken alleen in de verkeerde richting. Je kunt geluk niet opeisen en volmaakt, blijvend geluk is onmogelijk. Soms moet je ook geduchte klappen incasseren. – Echt geluk valt je zomaar toe. Je hebt er niet voor gevochten, het wordt je zomaar in de schoot geworpen en dat is je ware. Misschien kunnen leden van de christelijke gemeente hier en daar mensen op weg helpen naar het ware geluk. Dan zijn ze bezig met de eigenlijke tegenbeweging.
Wie denkt dat ik in dit artikel bezig ben met de vraag wat het dan inhoudt om in onze tijd Jezus Christus te belijden heeft mij goed begrepen.
A.A. Spijkerboer