Gordel van God

logo-idW-oud

Gordel van God

De schrijver van bovengenoemd boek maakt een wandeling door Nederland, niet zomaar in het wildeweg, maar dwars door de Bible Belt. Die ‘belt’ loopt van Zuid-West naar Noord-Oost, van het Zeeuwse Walcheren tot de in de Kop van Overijssel. Maar Willem Oosterbeek, journalist en atheïst en auteur van deze voettocht langs ’s Heeren wegen, gaat in omgekeerde richting, hij start in Staphorst en eindigt in Oostkapelle. De zwartekousenkerk roept bij veel buitenstaanders negatieve beelden op. Een buitenstaander is Oosterbeek niet helemaal. Hij werd in een streng Gereformeerd gezin geboren, groeide er op en verliet het ouderlijk huis om in Amsterdam te studeren. Daar was het gedaan met kerkelijkheid en geloof. Maar over de vijftig krijgt hij opnieuw belangstelling voor zijn geestelijke wortels. Nu is streng Gereformeerd nog wat anders dan Gereformeerde Gemeente of Christelijk Gereformeerd of Oud Gereformeerd. Maar het ligt er wel tegen aan, want het een is uit het ander voortgekomen, een repeterende breuk. Oosterbeek neemt de tijd voor zijn onderzoek, hij wandelt van het ene naar het andere dorp. De zwartekousenkerken bloeien het best in afzondering, een steedse omgeving is dodelijk. Daar is de klem weg, daar zijn ontelbaar veel mogelijkheden aan de sociale controle te ontsnappen. Lopend over de Veluwe, door de Betuwe en langs de wateren van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden heeft Oosterbeek kunnen nadenken over wat hij meemaakt in kerkdiensten, in gesprekjes met voorbijgangers en soms bij mensen thuis. Dat laatste is niet al te vaak gebeurd, het is niet makkelijk ergens binnen te komen en dan ook echt iets te horen over wat zich in de boezem van een gemeente en in iemands hart afspeelt. “Er is al zoveel negatiefs over de zwartekousenkerk geschreven, bijvoorbeeld over mensen die hun kinderen liever laten sterven dan ze in te enten; wij houden de media graag buiten de deur.”

Een kerkdienst blijft openbaar. Je kunt overal naar binnen, wel passend gekleed; dat is bij de ene gemeente net verschillend van de andere. Oosterbeek zag er soms even te zwart uit, dan weer kende hij de berijming van Datheen niet uit het hoofd. Nooit werd hij na afloop op de koffie gevraagd. Jij hoort niet bij ons, zo werd hij aangekeken. In de huiskamerbijeenkomsten van de reformatorisch gelovigen, waar preken worden gelezen, kwam hij er natuurlijk helemaal niet in.

Hoe komt Nederland aan zo’n wonderlijke veeg over de kaart? De geleerden weten het niet, er zijn allerlei gissingen, sommigen zeggen dat uit de tachtigjarige oorlog stamt, anderen dat het manifest is geworden in negentiende eeuw. Wel is duidelijk dat de intensiteit nog toeneemt. Veel dorpen hebben de oude kerk in het midden met aan de rand een groot nieuw kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente. De ‘refo’s’ zijn springlevend, hoewel de uitverkiezing in hun vaandel staat en berusting de praktijk is. Wie er wel en wie er niet in de hemel komt, staat ‘van den beginne’ vast. Maar een bekering is nodig als bewijs dat je aan de goede kant zit. Die bekering houdt in dat je een persoonlijke omgang met God hebt.

Ik ben twee jaar consulent geweest van een gemeente van de Gereformeerde Bond. Een belevenis. Het was daar beslist geen zwartekousenkerk, wel werd er niet-ritmisch gezongen en bij het gebed in de dienst stonden de ouderlingen. Maar men wilde beslist in de PKN blijven. Er werd stevig gepreekt, niet dreigend en scheldend.

De preken in de Bible Belt, zo hoor ik van Oosterbeek, gaan helemaal niet over de teksten die zijn voorgelezen, ja twee à drie minuten, maar dan komt de boosheid van de wereld ter sprake, zoals elke week, en het verschil met de kerk waarvan men is afgescheiden. Wat dat betreft kan het soms zo op de spits gedreven zijn dat de spikkeltjes op een stropdas aanleiding voor een scheuring werd. Oosterbeek haast zich af en toe na de dienst naar de uitgang om buiten diep adem te halen. Zelf herinner ik me een dienst in Garderen waar niet werd gezongen maar bezwerend werd gegalmd en dat ik ’s middags toen ‘ze’ weer in de kerk zaten, ben gaan hardlopen om dat geluid kwijt te raken.

Maar er moet ook zeker iets ‘positiefs’ verteld worden: Rien Bogerd, statenlid in Flevoland en gemeentesecretaris van Urk, heeft het over de collectes die in zijn woonplaats gehouden worden en die ‘meer opbrengen dan waar ook in Nederland’: “Op tweede kerstdag worden er een paar melkbussen op straat gezet. Binnen een uur zit daar zomaar honderdduizend euro in. Ook bij de vergadering van B&W en de huwelijksplechtigheden wordt gebeden; dat vind je nergens in Nederland. Wat nooit wordt vermeld is dat zestig procent van de zeventienduizend koppen tellende bevolking van Urk jonger is dan vijfentwintig jaar We hebben veel meer jeugd dan elders; de jongelui die ontsporen maken nog niet één procent uit van de hele groep. Ook op kerkelijk en sociaal gebied zijn veel jongeren actief.”

In Wezep wordt elke zaterdag een disco gehouden voor refo-jongeren. Maar er is geen muziek, met muziek zouden ze niet mogen komen. Een paar honderd verzamelen zich; geen naveltruitjes, geen piercings of tatoeages, maar meisjes in lange of iets kortere –net boven de knie- rok. Om half twaalf wordt de tent gesloten, zodat iedereen om twaalf uur weer thuis kan zijn: de zondag begint. Maar volgens de Van der Hoefs uit Kootwijkerbroek gaat veel jeugd uit de hoek van de Gereformeerde Gemeente zich in het weekend behoorlijk te buiten aan de drank; “Ze hebben liever dat hun kinderen tot zondagmorgen vijf uur in de kroeg of disco zitten, dan dat ze met een hervormde trouwen.”

Peter Gielissen maakte eind jaren negentig een documentaire over de bevindelijk gereformeerden in Opheusden. Het blijkt nu opnieuw dat het zeer veel moeite kost ergens binnen te komen, het lukt ook eigenlijk niet.. Wel bij een zware dominee. “Nee bezoek is eigenlijk niet het goede woord, het was meer een audiëntie”, schrijft Oosterbeek; maar wat hij waardeert is de zorg voor elkaar. De mensen zijn vaak niet verzekerd. Als een van hen iets overkomt, zorgen ze er met elkaar voor. “Een belangrijk nadeel vind ik de vroege indoctrinatie. De kinderen worden al op zeer jonge leeftijd bang gemaakt. Als ze vier zijn, horen ze dat ze verdoemd zijn. Op een enkele geroepene na. Dat levert grote somberheid op.”

In Meerkerk gaat een man nader in op een ‘bekeringservaring’, hij zag een keer een flauw licht: “deze belevingen kwamen uit mijn hart. Dat is heel iets anders dan bij de geleerde mensen waar alles uit het verstand komt.” Daarmee raakt hij de kern van het bevindelijk gereformeerd geloof, want vooral de emotie telt, niet het intellect. Het gaat om de persoonlijk gevoelde relatie met het opperwezen. Die relatie is uniek en is een kwestie van geloven. Die man vertelt trouwens ook nog van een zeer aardse ervaring; als jongen zat hij een keer in een samenkomst van een conventikel in het gehucht Pinkeveer, achter een volumineuze boerin, twee uur lang. “Zij verspreidde een speciale geur; ik vond dat zeer erotisch en de genade kwam er die zondag bekaaid af.”

In Ottoland leeft de herinnering nog dat bij de Doleantie de gegeoede burgers meegingen en dat alleen ‘rommel’ achterbleef in de Hervormde kerk, dit in tegenspraak met Kuypers ‘de kleine luiden’.

Dordrecht. Een stad. In de Grote kerk staat een maquette van het gebouw waar de Synode van Dordt werd gehouden. Je ziet de banken vol stijf geklede mannen met hoge zwarte hoeden. Daar werd geformuleerd dat de mens geneigd is tot alle kwaad.en gelukkig ook dat Jezus onze verlosser is. De Dordtse leerregels, de Heildelbergese catechismus en de Nederlandse geloofsbelijdenis, ze vormen de hoeksteen van het bevindelijk gereformeerde geloof.

In Capelle aan de IJssel, een dorp opgeslokt door de verstedelijking, vertelt een man aan Oosterbeek dat wie niet tijdens zijn leven een bekeringsmoment doormaakt tot zijn laatste adem in onzekerheid blijft over de uitverkiezing: ben ik verdoemd of niet? Een vraag die wat in de lucht blijft hangen met de Euromast, Erasmusbrug en Van Brienenoordbrug op de achtergrond. Een vraag die verbleken moet bij het kruis van Golgotha op de voorgrond.

De eilanden op.Wandelend van Goes naar Middelburg stelt Oosterbeek zich de vraag :of je bevindelijk bent of niet, of je er gevoelig voor bent, het moet toch aan je karakter liggen? Net als geloven. “De een is nu eenmaal eerder geneigd iets voor waar aan te nemen dan de ander.”

In Oostkapelle op Walcheren eindigt Oosterbeeks tocht. Hij krijgt gezelschap van Chris Wisse die het laatste eindje meewandelt: “De samenleving was vroeger nog doordesemd van de Reformatie. Vooral aan het begin van de vorige eeuw was Nederland een door en door gekerstende samenleving. Daar is weinig meer van over. De Bijbel is zo waardevol voor onze maatschappij. Maar Nederland heeft geen ruggegraat meer, geen waarden en normen.”

Willem Oosterbeek is niet tot geloof gekomen, hij geeft het aan het eind van zijn boek ruiterlijk toe. Hij is ook geen Siebelink die van binnenuit schrijft. Het blijft bij hem deels gissen wat er zich achter de gordijntjes en de gesloten gezichten afspeelt. Een oud-orthopedagoge uit de Hoekse Waard zegt me: “Geborneerdheid en frustratie troef, veel levens worden in de knop gebroken. Huisartsen knappen regelmatig af. En het gaat maar door, dat is hun kracht.”

S.L.Schoch

Gordel van God – een voetocht langs ’s Heerenwegen

Uitgeverij Inmerc ISBN90 6611 674 9

terug naar inhoudsopgave

volgende artikel