Barmer thesen beïnvloed door Barth

Barmer Thesen beïnvloed door Barth

Wie Gods genade belijdt, zal niet zwijgen over de realiteit van de eeuwige straf

Binnen de gereformeerde gezindte klinken de laatste tijd meer dan eens positieve woorden over de zogenaamde Barmer Thesen. Dr. P. de Vries wijst op de fundamenteel andere structuur van de gereformeerde belijdenis. De Barmer Thesen zijn in 1934 door lutherse en gereformeerde theologen in Duitsland opgesteld als reactie op het zogenaamde Duitse christendom. Het Duitse christendom omhelsde het nationaal-socialisme. Niet de inhoud van de Bijbel, maar de geschiedenis van het Arische ras werd maatgevend. Los van de Schrift meende men over Gods hand en voorzienigheid te kunnen spreken. De Barmer Thesen zijn een vlammend protest tegen deze ontwikkeling en in dat licht kan er een positieve betekenis aan worden toegekend.

Zondeval

Dat neemt niet weg dat de wijze waarop de Barmer Thesen zich tegen het Duitse christendom keren, laat zien dat het hier om een andere theologie gaat dan die wij in de gereformeerde belijdenisgeschriften vinden. In de eerste these lezen we dat Jezus Christus het ene Woord Gods is dat wij horen. De inhoud van de openbaring wordt beperkt tot de heilsopenbaring in Christus.

Op de achtergrond van deze formulering staat de theologie van Karl Barth. Voor Barth is Christus niet alleen het middelpunt maar ook het uitgangspunt van alle openbaring en spreken over God. Dat hangt samen met het feit dat hij niet van een staat der rechtheid en een historische zondeval wil weten. De gereformeerde belijdenis heeft een geheel andere structuur. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt heel nadrukkelijk over twee wegen van Godskennis gesproken. De kennis van God uit de werken van Zijn handen en de kennis van God uit Zijn Woord zijn twee wegen van openbaring. De noodzaak van kennis van God uit Zijn Woord heeft te maken met de zondeval.

Oordeel

In de gereformeerde belijdenis vinden we niet alleen het onderscheid tussen de openbaring van God in Zijn Woord en in de werken Zijner handen, maar ook het onderscheid tussen Wet en Evangelie. In de Barmer Thesen wordt over de aanklagende functie van de wet gezwegen. De inhoud van het Woord wordt tot het Evangelie en de Wet als regel van dankbaarheid versmald. Het uitgangspunt van de Barmer Thesen is niet de toorn van God over de van Hem afgevallen mens, maar wat daar de reële
aanzegging van de vergeving van zonden wordt genoemd. Echter als wij over God spreken, moeten wij niet direct spreken over God als een verzoend Vader in Christus, maar over God als een verterend vuur bij Wie niemand wonen kan. De relatie van God tot de mens moet niet allereerst vanuit Christus als Zaligmaker worden gezien, maar vanuit de verbroken relatie tussen God en mens ten gevolge van de zondeval.

In de theologie van Barth betekent “Christus alleen” dat we over God en Zijn relatie tot de mens en de wereld alleen vanuit het Middelaarswerk van Christus kunnen spreken. Daarom hebben de heiligheid van God en de eeuwige straf geen wezenlijke plaats in de theologie van Barth. Over de eeuwige straf kan hooguit als mogelijkheid worden  gesproken. In de gereformeerde theologie betekent “Christus alleen” daarentegen dat de gevallen zondaar alleen door Christus tot God kan naderen en dat er buiten Hem geen behoud is, maar enkel oordeel en rampzaligheid.

Noodzaak

Wie de theologie achter de Barmer Thesen omarmt zal moeite hebben met artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en meer nog met de zondagsafdelingen 2 tot en met 6 van de Heidelbergse Catechismus. Ernstiger nog: die zal geen recht laten wedervaren aan de openingshoofdstukken van de brief van Paulus aan de Romeinen waarin over de toorn van God over de zonde en de verdoemelijkheid van de mens voor God wordt gesproken als de achtergrond van de noodzaak om door Christus’ bloed met God te worden verzoend. Wie het Evangelie van Gods genade belijdt, zal niet kunnen zwijgen over de realiteit van de eeuwige straf. In de kerken wordt steeds minder gehoord over de werkelijkheid van ,,zondaren in de handen van een toornend God”, om de titel van een preek van Jonathan Edwards te citeren. De toenemende waardering voor de Barmer Thesen is daarvan niet los te zien.

Concluderend moet gesteld worden dat de theologie achter de Barmer Thesen zich niet laat verenigen met de boodschap van de gereformeerde belijdenisgeschriften. Kohlbrugge betuigt in een van zijn catechismuspreken dat mensen dáár tot bekering komen waar zij wegzinken voor Gods heilige wet en zo zicht krijgen op het Lam van God. Daarom sluit ik mij aan bij de woorden van Kohlbrugge op zijn sterfbed: ,,De Heidelberger, de eenvoudige Heidelberger houd daaraan vast, mijn kinderen.”

Dr. P. de Vries, de auteur is hersteld hervormd predikant te Elspeet.

22 april 2005

© Reformatorisch Dagblad