Mijn ouders en Berkhof

logo-idW-oud

 

MIJN OUDERS EN BERKHOF

Diep heb ik nagedacht over de velen, die mij hebben geïnspireerd op het gebied van theologie en geloof en telkens kom ik vooral terecht bij mijn ouders. Dat is misschien niet de bedoeling voor deze bijdrage in In de Waagschaal. Ik leg het even uit. Mijn moeder kwam uit het onderwijs (bij huwelijk ontslagen in de 20er jjaren) en heeft veel van haar vrije tijd gestoken in vernieuwing van de zondagschool met name door de “West – Hill” methode. Mijn Vader heeft door ziekte en zorg in het gezin, waarin hij opgroeide op zijn 13e jaar besloten te gaan werken. Daar is mijn bewondering voor hem begonnen. Hij werd jongste bediende bij een gerennommeerd handelshuis in Rotterdam, waar hij werd gestimuleerd om zich in de avonduren verder te gaan ontwikkelen en waar hij in de loop van de jaren is opgeklommen en een van de directeuren werd. Zijn hobby was de theologie en de kerk had zijn onvoorwaardelijke toewijding. Op zijn vele zakenreizen, vooral naar de V.S. informeerde hij altijd naar de kerkelijke situatie in de plaatsen, waar hij kwam en met veel van zijn zakenrelaties had hij daardoor een persoonlijk contakt, wat bleek uit de vele brieven, die mijn moeder ontving na zijn plotselinge overlijden op 61 jarige leeftijd. Hij las “In de Waagschaal” en dus ook Miskotte, Noordmans, Buskes en uit zijn boekenkast haalde ik later veel over Kierkegaard, Augustinus en meer wat ik later voor mijn studie in Leiden nodig had. Wat ik heb “meegenomen” was zijn verwondering en het plezier., waarmee hij met deze grote mannen bezig was. Die verwondering was het ook, die mij ertoe bracht theologie te gaan studeren. Zijn warme belangstelling ( ook voor ons, zijn kinderen) en de vanzelfsprekendheid van zijn geloof zijn me tot de dag van vandaag bijgebleven.

Nu sla ik een periode over en beland bij het rectorium van mijn semester (het 16e) van het theologisch seminarium, toen nog in het Eykmanhuis. Dr. J.M. de Jong met zijn critische blik, zijn oprechte verbazing over een bepaald soort orthodoxie, die in ons semester een grote plaats innam en zijn pleidooi voor de literatuur als een noodzakelijk aanvulling op de theologie. Dr. H. Berkhof met zijn aanstekelijke vrolijkheid, zijn onvoorstelbare geheugen voor mensen en zijn heldere theologie. Je wist je gekend en je werd bevestigd en na een ontmoeting met hem, ook veel later, leek het alsof je een beetje groter was geworden. Zijn onverwoestbaar optimisme gold altijd ook de kerk en hij bewees dat door veel en meeslepend te blijven preken. Dat realiseer ik me als ik me eraan erger dat op zichzelf goedbedoelende vernieuwers de neiging hebben om eerst vrijwel alles wat er op het kerkelijk erf gebeurt integraal af te wijzen. Alsof dat voor vernieuwing onontbeerlijk is. Ik kan ettelijke voorbeelden noemen van bloeiend en inspirerend kerkelijk leven en ik neem aan dat menige lezer van dit blad dat ook kan. Ook dat sterkt mijn geloof en voedt mijn hoop.

I.C.Visser – Schroot