Een Odysseus uit Bagdad

logo-idW-oud

 

EEN ODYSSEUS UIT BAGDAD

Vorig jaar is van de (vooral vanwege zijn kleine novelle ‘Oscar et la dame Rose’) door mij bewonderde schrijver Eric-Emmanuel Schmitt ‘Ulysse from Bagdad’ uitgekomen. Dit boek gaat over een intelligente student uit Irak, over zijn jeugd tijdens de dictatuur van Saddam Hoessein, de inval van de Amerikanen, zijn besluit om na de dood van zijn vader en vanwege de schrijnende armoede, een poging te doen om Londen te bereiken. Er komen in deze tijd meer boeken uit die de vaak rampzalige ondernemingen van vluchtelingen beschrijven, maar Schmitt geeft er een wat lichtere toets aan omdat hij de jongen vergelijkt met Odysseus op weg naar huis. Hij gebruikt elementen uit dat verhaal en laat dan zijn fantasie de vrije loop.

Zonder lichtpunten is overigens de beschrijving van de armoede en onzekerheid van het gezin in Bagdad. Het embargo van de VN in de jaren voorafgaande aan de Amerikaanse inval maakte voor de gewone burger de armoede bijna ondragelijk. Inmiddels laat Saddam Hoessein een nieuw paleis bouwen. De jongen vertelt dat op de dag van zijn geboorte (‘na vier dochters was ik voor mijn ouders met mijn piepkleine geslacht een bron van hoop op een dynastie’) Saddam Hoessein bij zichzelf een grijze haar ontdekt. De verschrikte kapper krijgt onder bedreiging de opdracht om de zwartste verf te gebruiken en te zorgen dat het niet weer kan gebeuren. De jongen krijgt de naam Saad wat hoop betekent maar in het Engels: triest. Zijn leven pendelt tussen deze twee betekenissen, zodat hij ook Saad Saad heet.

Hij herinnert zich dat er in zijn leven als kind drie autoriteiten waren: de president, God en zijn familie. ‘Ik was ervan overtuigd,’ zegt hij, ‘dat de president omdat er overal portretten van hem hingen, ons bij alles observeerde.’ Verdwijningen waren enerzijds monsterlijk en anderzijds normaal. God was de concurrent van Saddam, maar je wist nooit precies wie de belangrijkste was. God kwam in het dagelijkse leven zelden tussenbeide. Hij was flegmatieker en ook ouder.

De erudiete vader van de jongen, bibliothecaris, heeft in zijn kelder een geheime boekerij aangelegd van verboden boeken, waardoor zijn zoon de smaak te pakken krijgt van de literatuur, of van de vrijheid (wat hetzelfde is). De vader is trots op de cultuur van zijn land en spreekt zijn gezin en vooral de zoon in bloemrijke homerische taal toe. ‘We waren arm,’ zegt de jongen, ‘maar wel op een vrolijke manier.’ Later wordt de situatie grimmiger. Er wordt een oom opgepakt en gefolterd, alleen omdat hij verdacht was, de echtgenoten van zijn zusters sneuvelen en zijn vriendin Leila komt om (althans dat krijgt hij te horen) in het ingestorte huis van haar ouders. Tenslotte wordt zijn vader bij vergissing door een Amerikaan doodgeschoten en dan besluit Saad, omdat hij meent zijn moeder uit de verte beter te kunnen helpen, Irak te ontvluchten. Dat is niet eenvoudig. Wat een geluk moet het zijn, denkt Saad, om ergens geboren te worden waar je niet opnieuw hoeft te beginnen, waar je eens en vooral begint op grond waar je kan groeien, niet in een gat waar je jezelf 20 jaar later uit moet trekken.

Eerst overweegt hij om zich aan te sluiten bij een groep terroristen. Hij ziet ervan af nadat zijn vader hem is verschenen (zijn geweten, zijn opvoeding?). Gedurende zijn vlucht en alle wederwaardigheden van zijn gevaarlijke ondernemingen blijkt die vader telkens te verschijnen, die hem op zijn gebruikelijke plechtige manier aanspreekt en hem vragen stelt en raad geeft. Het doet denken aan de goden, die met hun commentaar de tocht van Odysseus begeleiden. De jongen bereikt Egypte als bijrijder in een vrachtwagen vol aardewerk, dat naar later blijkt grote hoeveelheden drugs bevat. De andere chauffeurs laten hem geheel gedrogeerd achter in een buitenwijk van Caïro. Zijn verwachting van een menswaardige behandeling bij het bureau van de vreemdelingendienst blijkt te hoog gespannen. Hij moet maanden wachten en sluit vriendschap met andere wachtenden. Vooral met een Liberiaan, Boub, die hem aan een baan helpt als gigolo in een decadente nachtclub en later met hem de plannen maakt voor de oversteek naar Sicilië en het daarvoor benodigde geld steelt. De overvol geladen boot moet uitwijken naar Malta als de Italiaanse kustwacht hen ontdekt. Veel later gaan ze eindelijk op weg naar Sicilië, maar lijden schipbreuk waarbij Boub, die niet kan zwemmen, verdrinkt.

Het verhaal van Odysseus komt weer tot leven als Saad meer dood dan levend aanspoelt op het strand en wordt gevonden en opgenomen door een beeldschone Siciliaanse, bij wie hij enige tijd blijft. Op zijn reis door Frankrijk ontmoet hij leden van een organisatie, die zich illegaal inzetten voor het lot van vluchtelingen. Zij brengen hem onder andere bij een zonderlinge kluizenaar, die graven van slachtoffers uit de eerste wereldoorlog bewaakt en verzorgt. Het is een dramatische tocht, maar soms is er licht omdat hij op zijn reis ook mensen ontmoet die hem als een mens, of bijna als een mens behandelen. Zelfs zijn geliefde Leila vindt hij (zonder dat hij het wist nog in leven) terug op het strand van Normandië, maar zij wordt opgepakt en teruggestuurd naar Bagdad. Als hij tenslotte in Londen aankomt vergelijkt hij nog een keer zijn lot met dat van Odysseus: ‘Hij kwam thuis – ik ben steeds verder van huis. Hij kwam op een plek die hij liefhad, ik kom in een chaos. Hij wist zijn plaats, ik blijf zoeken. Overal een vreemde – hoor ik eigenlijk wel bij het soort mens?’

In Londen vindt hij bij een ver familielid een onderdak met drie bedden waar zes mensen om beurten slapen, en een voorlopige baan. In het laatste gesprek met zijn vader ontvouwt hij zijn plannen: een (valse?) verblijfsvergunning, zijn rechtenstudie afmaken en Leila uit Bagdad over laten komen Het gesprek eindigt met het woord van zijn naam: hoop.

Een vlucht vol tragiek en drama maar ook niet zonder hoop. Dat hij dat element erin zou brengen geeft de schrijver al aan met de keuze van de titel. De tragiek mag het niet winnen. Uit de inleiding waarin hij als het ware terugkijkt op zijn reis nog het volgende: ‘Telkens als ik George Bush zie op de TV merk ik de totale afwezigheid van twijfel en dat is wat bij mij ontbreekt. Hij heeft Amerika gewoon zelf uitgevonden. Geweldig, die ijdelheid, die de verantwoordelijkheid opeist voor datgene wat men gewoon heeft gekregen. Daar ben ik jaloers op.’ ‘Soms ben ik Saad–hoop en soms Saad–triest. Maar in de ogen van de meeste mensen ben ik niets….’.

Ik vind dit een heel bijzonder boek en zeer de moeite waard.

I.C. Visser – Schroot