In vervoering

logo-idW-oud

 

IN VERVOERING

September 1944 ging ik voor het eerst naar de ‘middelbare’ school, nu ‘voortgezet onderwijs’ genoemd. Dat onderwijs genoot ik de eerste twee jaren aan het Amsterdams Lyceum. De school was niet geheel nieuw voor me, omdat drie zussen er al heen gingen.

In een andere eerste klas, een z.g. parallelklas, zat een lange forse jongen met een bol slaperig gezicht. Hij kreeg en vroeg weinig aandacht, bewoog zich stil en onopvallend. Ik kan me niet herinneren, dat hij een ster droeg. Een paar keer maakten we een praatje in een pauze. Toen bleek hij verdwenen, waarschijnlijk verplicht naar een joodse school te gaan. Na enige tijd kwam ik hem op straat tegen, niet ver van school. Meteen overviel hij me met de vraag, of ik eens bij hem thuis kon komen, na school. Ik kende hem nauwelijks, voelde er weinig voor. Maar omdat ik de indruk had, dat hij nogal alleen was ben ik erop ingegaan.

In een fraai pand in de buurt van het Concertgebouw zie ik ons nog in een ruime kamer. Daar stond hij middenin een emplacement van electrische treinen. Het imponeerde me, hoe hij een ontspannen demonstratie gaf. Treinen reden naar de verste hoeken, de bocht om, tunnels door. Als in vervoering dirigeerde hij het geheel, verbaasd keek ik toe. Het was niet zomaar een trein, het spoor was zo geconstrueerd, dat er vuistgrote wagons op konden rijden van bijna tien centimeter breed. Ik had al een keer een electrische trein in werking gezien, maar deze forse modellen waren geheel nieuw voor mij.

Veel praten deden we niet, maar dat was ook niet nodig. Urenlang zijn behendigheid tonend was hij duidelijk blij even het isolement te vergeten in een vluchtige ontmoeting. Daarna zag ik hem niet meer. Is hij als een van de laatsten nog weggevoerd in een trein, die niet te controleren was? Hoe het verder met hem is gegaan weet ik niet.

Op slag leek de hele bezettingstijd verdwenen bij de eerste diesviering op school, begin 1946. Toen jubelde ik het schoollied mee, de nu wat snorkerig aandoende woorden, zo te horen nog door rector C.P. Gunning zelf bedacht: “Hallo, op het feestelijk samenzijn, een krachtig fris lied, lyceisten, wij willen zien de zonneschijn, wij willen zijn idea-listen. Met stemmen van metaal en staal verklanken wij onze eigen tale, zolang nog onze gouden jeugd ons kennis schenkt en levensvreugd(e).”

Aan het slot van de viering deinde ik ontroerd mee op de wijs van een superhit van toen “I’m beginning to see the light”. Als beginnend lyceistje zong ik daarbij van een uitgedeeld blaadje woorden van een in tijdnood in elkaar gezet dieslied: “We vieren nu weer ons diesfeest/het is er sinds jaren niet geweest/we bouwen met alle kracht en vlijt/ aan de toekomst en een betere tijd.” Die eerste viering van de dies op het Amsterdams is me altijd bijgebleven als iets buitengewoons. Niet toevallig ben ik steeds weer geboeid, wanneer ik jazzmuziek opvang die het toch nog weer waagt te improviseren op die melodie van Ellington en Hodges. Een melodie, vrijwel versleten en toch niet helemaal vergeten bij veel ouderen. Dus spits ik nog steeds direct de oren zodra ik een flard van die deun hoor, zo simpel, vervoerend en bevrijdend.

Mans Miskotte