Samen op weg in de PKN – Fusiebesluit geen afsluiting maar begin

logo-idW-oud

 

SAMEN OP WEG IN DE PKN – Fusiebesluit geen afsluiting maar begin

Aan het eind van het vorig jaar hebben de synoden van de drie SoW-kerken definitief tot fusie van deze kerken besloten. Het zou verkeerd zijn om dit besluit op te vatten als een afsluiting van het SoW-proces. Een aantal kerken en gemeenten heeft te kennen gegeven straks niet met de PKN in zee te gaan. Maar ook inhoudelijk zal een fusie hopelijk niet het einde zijn van het SoW-proces.

Organisatorische eenheid is nooit doel op zichzelf geweest. Van meet af aan is het bij SoW erom gegaan, dat de kerken zouden komen tot een vernieuwd verstaan van hun roeping in de snel veranderende wereld om hen heen. Elementair voor SoW is dus, dat men met elkaar daarover aan de

praat raakt. Als daarmee geen voorgang wordt geboekt, stelt kerkelijke vereniging niets voor.

Gedeelde verlegenheid

Destijds werd in de ‘Verklaring van overeenstemming inzake het samen kerk zijn’ (1987) geconstateerd, dat ‘moeilijke vragen, waarvoor beide kerken zich gesteld zien, een krachtig motief vormen om deze in een proces van eenwording gezamenlijk te benaderen’ Duidelijk wordt gemaakt waar die moeilijke vragen liggen. ’Hebben wij ook maar een schaduw van een antwoord op de vragen van de jeugd, hebben wij énige voorstelling hoe wij als kerk in de toekomst dienstbaar zullen zijn aan een vrijwel volledig geseculariseerd volk, hebben wij enige remedie tegen de verkilling en zinledigheid, die het leven van zovelen zijn gaan bepalen op een wijze en in een omvang, als tot nu toe noch in Europa, nog in ons land gekend zijn?’ Wellicht vindt men die stijl nogal ouderwets-rhetorisch, maar dat neemt niet weg dat die vragen ook vandaag de dag gesteld en nog vermeerderd kunnen worden.

Er heerst over het algemeen bij christenen in de gevestigde kerken een diepe verlegenheid als het over deze dingen gaat. Kerk en wereld raken steeds verder van elkaar verwijderd, ook in het leven van kerkmensen. Velen hebben het gevoel dat de kerk/gemeente in een soort ballingschap leeft in een wereld die aan het evangelie geen boodschap meer heeft. De noodzaak om tot een nieuwe kijk te komen op de roeping van de kerk in de huidige wereld is nog uiterst actueel. Weliswaar is de theologische bezinning op de roeping van de kerk in de huidige wereld voortgegaan, maar daardoor is de diepe verlegenheid in vele gemeenten niet opgeheven. Er is niet zoiets als een nieuwe gemeenschappelijke visie en bezieling ontstaan.

Daarom wordt de houding die door gemeenten in allerlei zaken wordt aangenomen, veelal onbewust nog heel sterk door het verleden bepaald. Daarbij doet zich niet zelden een verschil tussen Hervormd en Gereformeerd gelden. Het is goed om dit te onderkennen, maar niet om daarmee te volstaan. Men zal in de gemeenten een open gesprek moeten aandurven over de waarde of onwaarde van de eigen traditie, voorzover die nog verschillende houdingen bepaalt. Men moet niet bang zijn, dat SoW daarmee wordt ondergraven. Maar waar te beginnen? Bij wijze van voorbeeld stip ik een mogelijk thema aan.

De kerk en haar roeping in de wereld – de erfenis

Veel christenen zien voor de relatie tussen kerk en wereld de christelijke organisatie als van wezenlijk belang. Met name in de Gereformeerde Kerk is die band tussen kerk en christelijke organisatie vanouds algemeen een vanzelfspekende zaak. Die relatie ligt in het Gereformeerde denken verankerd en gaat terug op Abraham Kuyper. De christelijke organisatie is dan een eigensoortige gestalte van de kerk, een relatief zelfstandige voorzetting daarvan in de wereld. Er wordt in principe een christelijke tegencultuur ontworpen, om een bolwerk tegen de wereld te vormen en deze van daaruit te beïnvloeden. Ook veel Hervormden hebbben zich de jaren door in dat model wel kunnen vinden. Men is nu in Gereformeerde kring heel wat terughoudender geworden als het b.v.om partijkeuze gaat, maar het ligt nog altijd in dezelfde lijn, als men het vanzelfsprekend vindt, dat een kerkdienst met de christelijke school wordt belegd of op zondag voor de VU wordt gecollecteerd. Zo werken oude concepten nog in het heden door, zonder dat men zich er vaak van bewust is, dat het om een erfenis gaat, die niet ieder lid van de PKN zal delen.

In de NHK is de keuze voor de christelijke organisatie nooit algemeen geweest. Men moet dat verstaan in het licht van haar geschiedenis. Het ontstaan van de NHK is verweven met het ontstaan van de Nederlandse natie. De NHK heeft heel lang vastgehouden aan een in de historie gelegde relatie tussen kerk en volk, kerk en natie. Aan de specifieke plaats en verantwoordelijkheid temidden van het volksleven wilde ook een hernieuwde NHK na WO II vasthouden. Zij wilde temidden van het volk staan om voor mensen en machten te getuigen van wat ons volk tot vrede zou dienen. Daarom kon men ook niet algemeen voor de christelijke organisatie kiezen: de kerk zou niet meer ‘temidden’ van het volk staan, maar zichzelf tot partij maken in het maatschappelijk strijdgewoel van belangen. De kerk moest vrij zijn om temidden van de conflicten een eigensoortig woord te spreken in hoger opdracht, niet bepaald door de belangen van een bepaalde bevolkingsgroep. Het ging erom, de lijn tussen kerk en wereld vloeiend te houden, in gesprek te blijven, in plaats van het geharnaste isolement waarin Kuyper zijn kracht meende te vinden. De kerk moest desnoods gewoon onderduiken in de geseculariseerde maatschappij. Het apostolaat ontwikkelde aan Hervormde zijde een eigen theologie. Het ging er om, dat gemeenteleden in de sfeer van werk en ontspanning christenen trachtten te zijn, kritisch, solidair en opbouwend. Met het oog daarop werd op allerlei niveau’s vormingswerk opgezet, dat veel heeft betekend.

Er is sedertdien veel gebeurd en het élan van weleer is weggeëbd. Van een specifiek Hervormde kijk op de verhouding tussen kerk en wereld lijkt eigenlijk niet veel meer over.

Tussen de specifiek Gereformeerde en Hervormde erfenis bestaat dus tot op bepaalde punten een tegenstelling. Maar is het niet overdreven om die nog eens breed uit te meten? Is het b.v. nog denkbaar, dat kerkeraden in PKN-gemeenten zich zouden bemoeien met de partij- of schoolkeuze van de gemeenteleden? Nu, ik ben er nog niet zo zeker van, dat straks nog niet gewoonte getrouw in sommige PKN-gemeenten een predikant of ouderling op doopbezoek langs-de- neus-weg zal informeren, of men zijn kinderen zeker wel naar de Christelijke school stuurt?

Het is misschien ook wel wat naief om ‘vrijheid-blijheid’ als hoogste wijsheid te beschouwen. Men kan er de ogen niet voor sluiten, dat deze ‘vrijheid-blijheid’ in menige gemeente ook een vorm is van onverschilligheid. Voorts gebiedt de eerlijkheid om toe te geven, dat kerkelijke fusies vaak mede worden ingegeven door zakelijke zorgen. Waar die dringen komen tegenstellingen ongelegen en zal men daar zo min mogelijk nadruk op leggen. En men heeft het individualistisch klimaat in de samenleving mee… Dat lijkt natuurlijk heel vredelievend, maar is het dat ook? Tenslotte: onze Gereformeerde en Hervormde voorouders dachten er niet aan om het geloof louter te beschouwen als een privé-aangelegenheid. Zij beseften dat de kerk er niet voor zichzelf is maar een roeping heeft in de wereld. Als wij die overtuiging delen, moeten we de antwoorden uit het (voor velen nog recente) verleden ernstig nemen en evalueren, ook al is onze situatie een andere.

Evaluatie van een wederzijdse erfenis

Het is van belang in te zien, dat noch de Gereformeerde noch de Hervormde erfenis passen op de situatie waar we nu mee te maken hebben.We hebben in de jaren die nu achter ons liggen gezien, hoe de ‘confessionele’ politieke partij ophield confessioneel te zijn ten faveure van een brede volkspartij, hoe het christelijk onderwijs worstelde met haar identiteit (hoe christelijk is een school met overwegend buitenkerkelijke of soms zelfs Islamitische kinderen?)We hebben gezien hoe de christelijke universiteit een gewone universiteit werd met een staf van allerlei geestelijke pluimage. We hebben gezien hoe ‘Trouw ‘- in het verleden huisorgaan van een belangrijk protestants-christelijke volksdeel – zich transformeerde tot een gewone krant met algemene aandacht voor religieus leven. Kortom: de christelijke organisatie is al lang niet meer het bolwerk van belijdende christenen, vanwaaruit de parolen aan de achterban worden afgegeven en de ongelovige wereld wordt weerstaan. De secularisatie is aan de christelijke organisatie niet voorbijgegaan, maar heeft die gedwongen tot een diepgaande heroriëntatie die nog in volle gang is.

Hoe staat het met de Hervormde erfenis, de volkskerk? In de loop van de jaren is het nationale steeds meer op de achtergrond geraakt. Dat er juist een bijzondere belangstelling van de kerk voor het nationale zou moeten bestaan strookt niet met de manier waarop gelovige mensen in de wereld van vandaag leven. Mensen van vandaag leven binnen internationale en mondiale kaders (ICT!). In de kerk hebben zending en oecumene ons de ogen geopend voor wijder perspectief en wijder verantwoordelijkheid. Er is brede aandacht ontstaan voor de ellende van de armen en ontrechten elders in de wereld.

Ook om andere redenen is de volkskerkgedachte uitgediend. De NHK staat niet meer ‘temidden van het Nederlandse volk’ vanwaaruit zij zich tot overheid en volk placht te richten. De NHK is bezig een marginale minderheid te worden in een grote en verwarrende wereld waarin ze niet meer kan rekenen op algemene aandacht voor wat ze te zeggen heeft. Zij ‘levert een bijdrage in het openbaar debat’, zoals het tegenwoordig heet, maar dan wel op heel bescheiden wijze.

Opnieuw: de christelijke organisatie

Moet de christelijke organisatie niet én door Gereformeerden én Hervormden nog eens grondig bekeken worden? Het zou kunnen zijn, dat die in onze geseculariseerde tijd voor ons een nieuwe kans was om mensen te bereiken en een goede invloed uit te oefenen. Dat laatste zou met name wel eens het geval kunnen zijn in de situatie waarin zich thans onze maatschappij bevindt, waarin mensen met verschillende religieuze en culturele achtergrond tegen elkaar worden opgezet. Het zou dan echter wel een heel andere christelijke organisatie moeten worden dan in het verleden. Geen bolwerk ter verdediging van de belangen van de eigen groep, afwijzend tegenover anderdenkenden, gelijkhebberig tegenover medechristenen, gericht op machtsvorming om de wereld te veroveren, maar open en dienend, gericht op het welzijn van allen, bereid om zoveel mogelijk met andersdenkenden dingen samen te doen. Maar die openheid en bescheidenheid kunnen op zich nog alleen maar een nieuwe strategie zijn in een ontkerstende wereld. Tegelijk zou de christelijke organisatie veel beslister voor keuzes moeten gaan waartoe christelijk geloof inspireert. Zij zou dus niet minder maar meer eigen stijl moeten vertonen.

De hamvraag is natuurlijk, hoe beide kan samengaan. Dat is in ieder geval uitgesloten, als men op de oude wijze tussen geloof en practijk een reeks ‘principes’ schuift waaraan ieder zich moet conformeren. Daarvoor moet een bewegelijke, dienstbare dialoog met de eigen tijd komen, geïnspireerd door een voordurende geloofsorëntatie aan de hand van schrift en traditie.

Het doel kan niet zijn, om zoals voorheen op schier alle terreinen des levens christelijke organisaties in stand te houden, als een soort christelijke tegencultuur. Het zal eerder moeten gaan om organisaties die een alternatieve , messiaanse levensstijl in de practijk trachten te brengen. Om die reden moet worden gevreesd dat een christelijke politieke partij niet in staat is om hieraan te voldoen, omdat ze per definitie erop gericht is, macht te verwerven ten koste van organisaties van andersdenkenden.

Het zou kunnen zijn, dat de toekomstige christelijke organisatie veel zou kunnen hebben aan de geschiedenis van de vormingscentra die vanuit de NKH destijds zijn opgezet, van het recreatiewerk zoals het in verschillende centra gestalte kreeg, het industriepastoraat, het Open Deurwerk. Ontzuilde openheid en een nieuwe evangelische inspiratie gingen hier samen. Dat kan dus, het is bewezen.

Wanneer de gemeente niet met een bepaalde ‘zuil’ is geliëerd kan ze zich een ‘low profile’ permitteren en zich naar buiten toe veel vrijer en bewegelijker bewegen in het maatschappelijk veld. Zij kan argelozer in allerlei organisaties van culturele en maatschappelijke aard participeren. Ze hoeft niet alles uit eigen keuken te bereiden, ze dient wel wat pittige kruiden van zichzelf toe te voegen.

J. Verheul