De koers van de PvdA

logo-idW-oud

 

De koers van de PvdA

Moeten we nog iets met het beginselmanifest van de Partij van de Arbeid?

Op de laatste redactievergadering volgde een instemmend – en bij uitzondering eenstemmig – antwoord. Alsof iedereen besefte: dat zijn we aan de roots verplicht.

Nu gebeurt het ook niet iedere dag, dat de PvdA de kern van haar gedachtegoed hertaalt. Als ik het goed zie is het de tweede keer in haar 58-jarige geschiedenis, dat het beginselprogramma wordt gereviseerd. In 1977 gebeurde dat voor ‘t eerst.

De achtergrond

De aanleiding voor het nieuwe manifest van de PvdA moeten we zoeken in 2002, het jaar dat de kiezers de PvdA massaal de rug toekeerden.

Dat was de drive voor een commissie o.l.v. Mevr. Margreet de Boer zich te bezinnen op de politiek inhoudelijke koers (Vgl.De kaasstolp aan diggelen) In datzelfde jaar verscheen ook de dissertatie van bijzonder hoogleraar en columnist Bart Tromp. In zijn proefschrift beschrijft deze ‘luis in de pels van de PvdA’ de geschiedenis van de sociaal democratisch beginselprogramma’s van SDB, SDAP en PvdA. In 1977 had Tromp in de Haagse Post een vernietigend oordeel geveld over het destijds nieuwe beginselprogramma. De spinn off daarvan vormde de aanleiding voor zijn onderzoek. Hieronder een paar observaties daaruit.

Een van de vragen die steeds weer terugkomen is: wie vormen heden ten dage de achterban van de PvdA? Het industriële proletariaat van de jaren zestig is grotendeels verdwenen. En wat er nog van over is, wordt weggekaapt door ‘Nieuw Links’. Wie vormen dan wél de PvdA-aanhang – die trouwens door de factor Wouter Bos de partij in 2003 alweer groot maakte? Tromp laat zien, dat de SDAP reeds begin vorige eeuw discussieerde over de vraag hoe de aanhang van de partij kon worden verbreed naar kleine boeren en de nieuwe middenklasse. Ook toen al bestond de achterban uit heterogene groepen, die juist door de socialistische ideologie aaneengesmeed werden tot een sociale klasse met eigen belangen en visies. ‘Links heeft volgens Tromp dus nooit een vaste, objectieve achterban gehad, maar is steeds in staat geweest om op basis van beginselen een eigen achterban te creëren’. Zo Ido de Haan in een voortreffelijke bespreking van Tromps boek in NRC-Handelsblad (Boekenbijlage,11 oktober 2002).

Aandacht vraagt ook de zogenaamde Derde Weg. In een historische analyse maakt Tromp duidelijk dat in de westerse politiek de sociaal-democratie er lang van uit is gegaan dat het kapitalisme gebreideld kon worden door sociale wetgeving. De welvaart zou zo een ieder ten goede komen. Na de jaren zestig maakte deze consensus plaats voor een kritischer benadering van het kapitalisme. Terwijl er tegelijkertijd, door toedoen van die welvaart, in de samenleving een sterk neoliberale wind opstak. Sindsdien laveert de PvdA tussen de Scylla van het anti-kapitalisme en de Charibdys van het neoliberalisme. De derde weg?

En dan nog dit. Tromp voert een vurig pleidooi voor een partijbrede discussie over de beginselen. Niet iedereen is daarvoor reeds gewonnen. En zal ervoor gewonnen worden. Den Uyl noemde de beginseldiscussie in 1974 ‘een beetje negentiende eeuwse bezigheid’. En Wouter Bos gaf als kandidaat-partijleider aan het liever over ‘concrete problemen’ te hebben, onder het motto ‘alleen het resultaat telt’. Er was toch al een mission-statement? Na de – helaas- mislukte onderhandelingen met Balkenende c.s. en bij het zoeken naar een passende attitude in de oppositie is het er nu toch van gekomen.

De beginselen

Het tien pagina’s dunne manifest begint ermee kernachtig te verwoorden wat de partij beweegt. Daar lezen we behartigenswaardige zinnen: gezamenlijk inspanning werkt: Armoede is te bestrijden. Uitsluiting en onderdrukking zijn niet onvermijdelijk. Vrede is geen toevalligheid. Veiligheid valt te organiseren. Emancipatie is geen voorrecht voor enkelen. Werknemersrechten zijn niet vanzelf tot stand gekomen.

Vervolgens wordt de vraag opgeworpen: waar staan we? Levend in een wereld waar mondialisering en modernisering de toon zetten, staat de solidariteit onder druk. Vooral de heterogene middenklasse, zelf de voornaamste betaler van de solidariteit, blijkt heel gevoelig voor tegenspoed. Onder lager opgeleiden, waaronder veel nieuwkomers, zien we steeds hardnekkiger achterstanden. Naast het recht om vrij te zijn zet de PvdA voor iedereen de kans om iets van de vrijheid te maken. Dat maakt het verschil met het neo-liberalisme, zo stelt men. Daarnaast onderscheidt de sociaal-democratie zich ook van het neo-conservatisme. Zonder paternalisme of benepenheid verdedigt men een vrijzinnige (is dat nog een herkenbare kwalificatie anno 2004?) moraal waarin ruimte en waardering is voor verschillende levensbeschouwingen en culturen.

Vervolgens wordt onder het kopje ‘wat willen wij’ dit vertrekpunt doorvertaald in algemene beleidspunten. Dat behelst het grootste deel van de brochure, maar laat zich niet makkelijk samenvatten. Enkele kernzaken:

internationale solidariteit betekent armoedebestrijding en emancipatie van kwetsbare groepen

we dienen te streven naar een wereld waarin recht sterker is dan macht. Multilaterale kaders moeten worden versterkt.

Iedere macht vereist tegenmacht

Publieke voorzieningen moeten uitblinken door toegankelijkheid en kwaliteit. Van de burgers mag op haar beurt verantwoordelijkheid, zorgvuldigheid en het vermijden van oneigenlijk gebruik worden verwacht.

Het principe ‘sterkste schouders, zwaarste lasten’

Immigratiebeleid vergt selectieve migratie, stevige integratie en een inspanning van alle burgers. Geen enkele maatschappij heeft een ongelimiteerd absorptievermogen.

Geen macht zonder verantwoording

Enkele opmerkingen

Een sterk punt van dit manifest vind ik dat het op de verschillende beleidsterreinen duidelijk maakt hoe belangrijk het democratisch principe – hier vertaald als ‘macht vereist tegenmacht’ – eigenlijk is. Dat vertaalt zich door in internationaal beleid. Dat wordt sterk beklemtoond waar het gaat om burgerschap: het geeft Nederlanders niet alleen iets, het vraagt ook iets van hen. Maar genoemd principe stelt ook eisen aan de overheid. Ik citeer: “Steeds meer politieke macht wordt zonder directe betrokkenheid van de vertegenwoordigende democratie uitgeoefend: door ambtenaren, door beroepsorganisaties en belangengroepen, door woningbouwcorporaties en schoolbesturen, door niet-gouvernementele organisaties. Hoewel dit soms een manifestatie is van de moderne burger…moet diezelfde burger te allen tijde de zekerheid hebben dat de eisen van evenredige belangenbehartiging en openbaarheid gewaarborgd zijn”. Dat principe houd ik erin: macht vereist tegenmacht.

Dan moet me iets van het hart. Ik heb me gestoord aan het aantal keren dat het woord ‘fatsoen’ in dit manifest valt. Ik denk dat de Edmund Burke-stichting er met vreugde kennis van zou nemen. Acht keer op tien luttele pagina’s. Sinds ‘fatsoen moet je doen’ en Balkenende’s interventie in hatehype rond de bondscoach is het weer overal onderwerp van gesprek. En het is goed en belangrijk dat het weer op de agenda staat. Een welkome omslag in de ‘alles moet kunnen’mentaliteit. Daarom deel ik ook de strekking van wat ik op blz. 8 in het manifest lees:’in het onderwijs kunnen kinderen beginselen van burgerschap worden bijgebracht’.

Maar toch bekruipt me ook een onbehaaglijk gevoel. Is een fatsoenlijk bestaan nu werkelijk het ‘kritisch gesichtertes Minimum’ waar mensen van op aan moeten kunnen (zo blz. 5)? En wat is dat dan? Is dat niet een volstrekt uitwendig criterium? Waarom lees ik nergens iets over een menswaardig bestaan, alsof we nog nooit van de rechten van de mens – en daar horen, zij het wat implicieter, toch ook de plichten bij – hebben gehoord? Wreekt zich dan ook hier wat Max Weber al aan het begin van de vorige eeuw zei: we zijn begonnen aan het tijdperk van het geseculariseerd polytheïsme?

Dat de ene God, die ooit borg stond voor de geestelijke samenhang van de maatschappij, is versplinterd in de vele politiek geneutraliseerde huisgoden. Dat in een pluralistische maatschappij vele waardemaatstaven en een groot aantal halfreligieuze zinduidingen bestaan.

Vallen we daarom van geestelijke armoe terug op een negentiende eeuws fatsoensbegrip?

Dan nog twee dingen.

Eerst een vraag: positioneert de PvdA zich in dit manifest bewust (weer) niet ten opzichte van klein/nieuw/echt * – doorhalen wat niet van toepassing is – links? Maakt men liever alleen front tegenover het neo-liberalisme en neo-conservatisme? Doet dat recht aan de verschillen en vragen die er ook bij grensgangers tussen de partijen leven. Of lees ik eroverheen?

En dan mijn laatste punt. Toen men mij het concept-manifest op verzoek toestuurde, kreeg ik het verkiezingsprogramma 2002-2006 er ongevraagd bij. Alsof men zelf ook wel aanvoelt: de beginselen moeten in beleid worden geconcretiseerd. En we weten allemaal: het is na – laten we zeggen – 1989 geen eenvoudige zaak meer sociaal-democraat te zijn. En toch…..

Met de woorden van H. Richard Niebuhr: the great christian revolutions came not by the discovery of something that was not known before. They happen when somebody takes radically something that was always there.

Wie nog wil reageren en meepraten, haaste zich. 1 Augustus dienen de reactie’s op de beginselen binnen te zijn, op het partijcongres in december wordt het definitief vastgesteld. En dan weer voor de volgende dertig jaar?

P.A. Verbaan