Somberen over Barth

logo

Somberen over Karl Barth

Op de omslag staat in donker een portretfoto van Barth, met een hoed op. Ik kan niet zeggen dat hij opgewerkt of uitnodigend kijkt; eerder enigszins somber en bezorgd. Dat is in zekere zin ook de lijn die heenloopt door deze elf opstellen, die gebundeld zijn onder de titel “Terug tot Barth. Elf theologen over de actuele betekenis van Karl Barth.”

Laat ik vooropstellen dat ik het boek geboeid heb gelezen, terwijl ik eigenlijk ook niet goed weet wat ik ermee aan moet. De inhoud na herlezing overwegend zeg ik: het zijn autobiografische schetsen van elf theologen, over de leeservaring die ze in hun levenswerk (ze zijn geboren tussen 1938 en 1976) met Barth hebben opgedaan.

Het boek kent dus twee zwaartepunten: de theologie van Barth en zijn betekenis, zeg bruikbaarheid voor de situatie van vandaag. Dit is een formele typering. De spits van het boek loopt telkens weer uit op het advies (vanuit de ervaring van de schrijvers): verwerk Barth voor uw staan in de situatie van vandaag.

Iedere auteur doet dat uiteraard op zijn of haar eigen manier. Het boek geeft dus impressies van lees- en verwerkingservaringen. Er komen wel enkele thema’s uit Barths Kirchliche Dogmatik aan de orde. Zoals de bekende leer van Das Nichtige (drs. Nel van Doorn).

Het meest breed treffen we de Kirchliche Dogmatik aan in de bijdrage van drs. Wim Dekker. Hij stelt ook de meeste en meest kritische vragen aan Barth. Na de lovende introductie tot Barths theologische positie, hem voorgehouden door prof. Hasselaar, zou de lezer deze kritische vragen niet verwacht hebben. Ik vind dat Dekker ze terechtstelt, maar hoor in het tweede deel van zijn bijdrage een enigszins andere intonatie dan in het eerste deel.

Perspectief

Het Woord Vooraf is ondertekend door de beide redacteuren. Zij zetten daarmee de toon van de hele bundel. De overtuiging leeft en krijgt stem bij vooral voor het merendeel jeugdige theologen, dat we bij Barth te maken hebben met een schokkend en onvergetelijk nieuw begin van de theologie, waarin alle ‘oude’ theologie wordt opgeheven, in de dubbele zin van achtergelaten en hernomen vanuit een nieuw geopend perspectief, schrijven ze.

Een van de laatste zinnen van het Woord Vooraf luidt: “Barths theologie is als geen andere bij machte die kritische begeleiding en bemoediging te bieden. “Alle auteurs hebben iets of veel van deze begeleiding bij Barth gevonden. De meest kritische opmerkingen – naast de reeds genoemde van Dekker – trof ik aan bij Evert Jan de Wijer. Hij vraagt om meer aandacht voor de kerugmatische pluraliteit van het Woord Gods, meer nog in de Oude dan het Nieuwe Testament. Die grotere aandacht zou de actualiteit van de theologie van Karl Barth in niet geringe mate vernieuwen en verhogen!

Het opstel van Wessel ten Boom over de barthiaanse spiritualiteit is fijnzinnig geschreven, zoals we hem ook in zijn dissertatie over Augustinus hebben leren kennen.

At Polhuis beschrijft zijn eigen theologische zwerftochten van Barth af, ten slotte weer naar Barth toe. Iets beters kon hij niet vinden, zo is mijn conclusie. Boeiend is ook het artikel van Ad van Nieuwpoort over het novum van de bijbelse verkondiging: “De nieuwe wereld in de Bijbel”.

Ik kom nog even terug op de bijdrage van Wim Dekker. De kennis van God is in onze tijd meer problematisch dan ooit. Hij vraagt zich af: Is er wel een brug? Dan is zijn antwoord als winst van Barths theologie: Die brug is er en die brug is de sprekende God Zelf (blz.81). Als ik het goed zie, is dat de grondstelling van de meeste auteurs. Ik heb hier moeite mee: Hoe kan God ons radicale, eeuwige Tegenover zijn en tegelijk de Brug tussen Hem en ons?

Ik ben van mening dat hier de leer van de Schrift, en daarmee van de openbaring in het geding is. Op blz. 86 zegt Dekker terecht dat hij met de schriftleer van Barth in de rug nog wel eens goed wil kijken naar al die verhalen over historische onbetrouwbaarheid.

Impuls

Dit boek is een roep om een herwaardering van Barth; ruim gezegd, vijftig jaar na dato. Ik meen dat we de impuls van Barths theologie goed kunnen gebruiken, na alles wat er in de jaren zestig en later in Nederland op de markt is gebracht. Het spijt me dat de auteurs niet kritischer hebben nagedacht over Christus als het begin van de werken Gods bij Barth. Daardoor is onderbelicht gebleven dat het deel hebben aan het heil bij hem ‘slechts’ een explicatie is van de christologie, en geen eigen applicatie door de Heilige Geest.

Dr. W.H. Velema

Reformatorisch Dagblad, 19 november 2003