Herbronning van de ethiek

logoIdW

 

HERBRONNING VAN DE ETHIEK

Een pleidooi vanwege de explosief toegenomen middelen

U, lezer, lezeres van dit blad bent waarschijnlijk ‘bemiddeld’. De gemiddelde westerse mens is bemiddeld – zij het lang niet iedereen. We beschikken over vele middelen. Geld is er maar één van. U en ik hebben het druk met onze ‘middelen’, onze mobiliteitsmiddelen (wat kan alleen zo’n klein mobiel niet allemaal!), onze communicatiemiddelen, al onze apparaten (de computer is daarvan het voorbeeld), onze genees-‘middelen’, de psychologische middelen, ‘mindfullness’ bijvoorbeeld, een training (een middel!) en/of een therapie (ook een middel). Maar ook rituelen zijn middelen. De kerk heeft er ‘succes’ mee.1 De Islam brengt bovendien een vorm van religiositeit onze samenleving in, waarin het ritueel de praktische vorm is van alle religieuze plichten. De religiositeit wordt zo zelf een middel. We herkennen het ook in de eigen geschiedenis in de totalitaire visie die ook binnen het Christendom nog steeds sterk vertegenwoordigd is.2 Wat is voor deze religiositeit het doel? Macht, als bewijs van een almachtige mono-theos? Vanaf de 19de eeuw konden we gaan denken, dat we deze dreiging tenminste in de westerse wereld hadden bedwongen. Maar het religieus fundamentalisme in de Islam en binnen de Christenheid confronteert ons er opnieuw in alle hevigheid mee. Ethische bezinning is de enige manier om de sluitende en daardoor totalitaire en ideologische systematiek van deze uiterst aantrekkelijke religiositeit te openen voor kritiek, ook en juist historische kritiek. Deze gesloten ideologische midddelen-systematiek bedreigt elke religie en maakt elke religie bedreigend.

Middelen beïnvloeden ons dagelijks leven. Het verkrijgen ervan is een belangrijk doel; middelen worden doelen. Die middelen, de technische, de communicatieve en psychotechnische, groeien ons boven het hoofd. Want wat doen we met al die middelen? En nagaan wat je doet, heet ethiek. De huidige problemen van elke ‘westerse’ maatschappij, multiculturaliteit en credietcrisis, stellen de ethiek van bemiddelde mensen ter discussie. We hebben een andere ethiek3 nodig. Die moeten we zoeken. Binnen de kerk dient dit zoeken te beginnen met een opnieuw raadplegen van de bronnen. Die bronnen zijn TeNaKh (het Hebreeuwse Oude Testament), de Goednieuwsboodschap (het Griekse Nieuwe Testament) en ook de liturgische traditie: ook dat is een zelfstandige bron, want het is ondenkbaar dat de Torah geschreven kon worden zonder dat de Judeese gemeenschap Pesach vierde en dat er een evangelie geschreven kon worden zonder dat er Paasfeest gevierd werd.

Om deze bronnen tot spreken te brengen, is er de hermeneutiek. Om die bronnen zich te laten uitspreken over de ethiek, dient de hermeneutiek twee thema’s uiterst consequent te nemen:

1. Wie TeNaKh leest, leest het verslag van een intern discours van de Judeese gemeenschappen, zowel die in en rond Jeruzalem als die in de diaspora, over hun voorgeschiedenis en toekomstverwachting. Ook de Goednieuwsboodschap is in wezen een intern judees discours. Wij, westerse mensen van de 21 eeuw, komen dus heel andere mensen in deze teksten tegen: Judeeërs van toen – onder hen Jezus van Nazareth.

2. Wie deze bronnen leest en de liturgische traditie nagaat, komt in een specifiek tijdvak van onze geschiedenis nl. de periode van 300 v.Chr tot 300 na Chr. De voorstellingswereld van die periode is de context van deze bronnen. Mensen met die voorstellingswereld zijn ook daarom heel andere mensen4 dan wij nu.

In hun intern discours is Pesach/Pasen het opschrift boven hun voorgeschiedenis. Daarin houdt Israël zichzelf voor, dat zijn voortbestaan naar hun visie niet op rechten berust die aan de natuur en de historie ontleend worden, maar berust op de ‘onmogelijke’ (Pesach-) bevrijding, precies uit het dictaat van deze ‘rechten’, die op hun beurt kunnen worden herleid tot de survival of the fittest (of dit model werkelijk de evolutie kan verklaren is de vraag, het staat wel model voor de mensengeschiedenis! – maar dit terzijde.) Met dit – profetische (!) – geschiedverhaal begint dan ook de ordening van het samenleven naar de tien woorden en de uitwerking daarvan. Want ethiek wordt ontleend aan de verhalen en die ethiek oriënteert de praxis van de geboden; alleen zo wordt de geschiedenis een Pinkstertijd. Door Pasen ook zelf te vieren erkent de kerk deze profetische visie op Israëls voorgeschiedenis en voortbestaan. Die erkenning heeft gevolgen voor de kerk zelf bij de beantwoording van de ethische vragen: allereerst dezelfde scherpe zelfkritiek op de eigen handel en wandel – tot en met veroordeling en ondergang – en dan ook dezelfde volhardende opstanding tegen de fatalistische moraal van het haalbare en tegen het religieus legitimeren van alles wat de geschiedenis brengt.

Het begrip ‘Messias’ (= gezalfde = christos) is het opschrift boven hun voortbestaan en toekomstverwachting. De invulling van dit begrip is eveneens het werk van Israëls profeten. In het tijdvak vanaf 300 v. Chr. heeft dat zeker tot 150 na Chr. geleid tot een reeks van messiaanse bewegingen binnen de Judeese gemeenschappen. Zij hebben onderling de accenten zeer verschillend gelegd, maar hebben dezelfde thema’s: vrede voor Israël als een priesterlijke Torahgemeenschap, waarin (sociale) gerechtigheid heerst. Een onderzoeker treft dan ook ‘Jezus’ aan. Hij is het gezicht van dit hele tijdvak geworden, deze hele ‘kairos’, dit messiaanse tijdvak van onze geschiedenis. Jezus van Nazareth heeft deze messiasverwachtingen op een voor de Judeeërs van toen onverwacht unieke manier ingevuld. De wijze waarop hij het koningschap invulde (en als opgestane invult), waarop hij zijn priesterdienst vervulde (en vervult, zie daarover de brief aan de Hebreeën) en als profeet opkwam voor gerechtigheid aan kanslozen, verachten en ongelovigen (en nog altijd inspireert), bracht zijn leerlingen onder wie Saulus/Paulus tot de overtuiging dat Hij dé Messias is. Dat onderricht, dat optreden en die levensweg maken een bepaalde ethiek zichtbaar en navolgbaar.

Wie als christen Paasfeest viert gedenkt Jezus die het Joodse Pesach viert en laat zich zo in met de Joodse Torahgemeenschap van dat tijdvak. En dat bijzondere tijdvak heeft als context de voorstellingswereld van die periode. Van die voorstellingswereld zijn wij door een diepe kloof gescheiden. Het besef daarvan is nog veel te weinig doorgedrongen zowel bij Christenen als Islamieten. Kenmerkend is dat elk mens zelf een gemeenschap is van zelfstandig levende en met wil en inzicht bezielde organen en volledig omringd wordt door net zulke zelfstandig levende en bezielde organismen. Deze oude voorstellingswereld is geen bijkomstigheid in de bronnen, de teksten van TeNaKh en Goednieuwsboodschap (en ook niet in de Koran) en in de liturgie, net zomin als de huidige voorstellingswereld voor ons bestaan een bijkomstigheid is. Die oude voorstellingswereld is constitutief voor de kerk, omdat ze constitutief is voor Jezus. Dat we deze voorstellingswereld niet zonder meer als achterhaald terzijde moeten te schuiven, is precies vanwege de ethiek. En die ethiek spreekt vooral uit de verhalen; de interpretatie van de geboden is afhankelijk van de bijbelse verhalen.5 En wat en hoe er verteld wordt is niet om het even. Daarom kunnen de versies van die verhalen in de Koran niet zomaar de Hebreeuwse en Griekse teksten vervangen, want daarmee verandert hun ethiek. (wordt vervolgd)

Bert Kooij

Auteur is emeritus predikant (PKN)

1 Zo stond in een artikel in Volzin van 17-9-2011 over het citypastoraat in de Domklerk te Utrecht de uitspraak: “Wij hebben succes met onze middelen”.

2 O.a. binnen de Rooms Katholieke Kerk, maar de ‘tea-party-beweging’ in de Verenigde Staten doet hetzelfde.

3 In TROUW/DE VERDIEPING van 8-8-2011 vroeg Arjo Klamer deze zomer aandacht voor Aristoteles’ Ethica, die begint met de uitspraak, dat elke menselijke vaardigheid of handeling gericht is op iets goeds.

4 Het is de filosoof Lévinas geweest, die ons midden vorige eeuw indringend opgeroepen heeft om ons op het anders zijn van de ander te richten: de ander : “die mijn spiegel breekt”. Nu aan het begin van de 21e eeuw lijkt deze oproep verklonken.

5 Dat maken vele evangelieverhalen duidelijk.