Christus wandelt langs de straten

logoIdW

CHRISTUS WANDELT LANGS DE STRATEN

Het is merkwaardig dat het overlijden van iemand die je zo lang niet hebt gesproken je zo kan schokken. Een vriend? Ja, maar wel van heel lang geleden. Het is het soort vriendschap dat op een gegeven moment verwatert. Maar toch ook een vriendschap die ondergronds blijft woelen, zelfs voor onrust zorgt. Zo was het me toen ik in de krant over Arie Spijkerboers verscheiden las.

Die onrust moet me toch ook parten hebben gespeeld toen ik een paar maanden geleden in Arie’s ‘theologische autobiografie’ zat te lezen: Een rondje om de kerk, uit 2001. Mijn vrouw gaf het me enkele jaren geleden, denkend aan onze vriendschap van toen. ‘Wat moet ik ermee’, dacht ik eerst, en ik liet het liggen. Maar eindelijk pakte ik het toch op. Haast een willekeurige greep uit de boekenkast. We hadden kijkers in ons te koop staande huis, dan moet je weg wezen, met een boek erbij is dat wel zo aangenaam…

Geboeid las ik Arie’s onopgesmukte verhaal, en dat ik sommige van zijn herinneringen, zoals het verhaal over de actie ‘Kerk voor Israël’ in 1975, destijds op mijn manier heb meebeleefd, werkte eraan mee dat ik me betrokken voelde. ‘Ik moet Arie een brief schrijven’, dacht ik. ‘Ik vertel hem dat ik zijn boek lees en dat dit van alles bij mij oproept. En misschien vindt hij het leuk als ik hem vertel hoe het me sinds het begin van de jaren tachtig is verlopen’. Het kwam er niet van. Zoals er wel meer dingen zijn die je je voorneemt en die ‘er niet van komen’. Het spijt me, want wellicht had het Arie goed gedaan iets van zijn oude strijdmakker te horen.

Strijdmakker

Strijdmakker? Jawel, want in het voorjaar van 1972 stuurde ik hem een brief. Arie had een oproep doen uitgaan voor een ‘hervormd congres’ om kerkbreed te overleggen, door ieder die zich betrokken voelde, over de crisissituatie die op dat moment de hervormde kerk teisterde als gevolg van conflicten en ‘kwesties’. De kop van zijn artikel in Hervormd Nederland – DE NOOD AAN DE MAN, in kapitale letters – sprak boekdelen.

Nu had ik zelf met die hervormde kerk niet meer te maken dan een eenvoudig ouderlingschap, maar ik voelde me voldoende aangesproken om te reageren. Het tekent Arie’s openheid dat hij het uitvoerige epistel van die meneer uit Zutphen niet voor kennisgeving aannam of met een simpel bedankje antwoordde, maar het door mij geschrevene oppikte en mij uitnodigde om plaats te nemen in de voorbereidingsgroep, die verder bestond uit Rien den Boer, Hans de Knijff en Piet Hijmans. Het congres zelf werd overigens geen succes, al werd het druk bezocht, want de discussie liep van geen kant. Toch leverde het wel wat op, om te beginnen doordat de vijf initiatiefnemers samen het boek ‘Een staf om te gaan’ schreven, dat een jaar later bij Ten Have verscheen. Dat had wel enige uitstraling, geloof ik. Er werden op die bijeenkomst ook werkgroepen gevormd, en ik kan getuigen dat een van die werkgroepen nog jarenlang diverse initiatieven binnen de hervormde kerk ontplooide.

Eshel Hanassi

Een paar jaar later kwam ik Arie opnieuw tegen. Samen met Klaus Oppenheimer en Sam Gerssen had hij het initiatief genomen voor een hervormde actie die dertig jaar na het eind van de Tweede Wereldoorlog solidariteit met de in crisis verkerende staat Israël tot uiting bracht. Concreet in de vorm van een actie voor een vakschool in Eshel Hanassi in de Negev-woestijn. De hervormde synode nam het idee over en liet de uitvoering over aan de Generale Diakonale Raad, waar ik in die jaren de publiciteit verzorgde. Aldus had ik de eer de collectefolder te schrijven en de actie in goede banen te leiden. Dat slaagde in hechte samenwerking eigenlijk heel goed, want al was er in de publiciteit behoorlijk wat tegenwind, de meeste hervormde gemeenten deden mee en het beoogde miljoen werd, met hangen en wurgen weliswaar, gehaald. Arie heeft daarover smakelijk in ‘Een rondje om de kerk’ verteld.

De mens Arie Spijkerboer

Toch gaat het me niet om ‘wapenfeiten’. Hoe heb ik Arie Spijkerboer leren kennen? Wat heeft hij voor mij betekend? Ik bedenk me dat ik hem vooral als ‘actievoerder’ heb meegemaakt. Actie binnen de hervormde kerk, actie voor Israël. Ongetwijfeld ter wille van de zaak van Christus. Dat brengt mij op iets anders. Van wijlen Joop Rinzema leerde ik dat Paulus’ devies was: Christus wandelt langs de straten. Ik ben geen theoloog en kan die stelling niet helemaal beoordelen, maar ben geneigd te zeggen: voor Arie gold hetzelfde. Christus in verband gebracht met de maatschappelijke werkelijkheid, de straat. Als volgeling van Christus hoor je dan ook op straat te vinden te zijn. Ik geloof dat dit voor Arie werkelijk, letterlijk zo was. ‘Ik wil graag erbij zijn als er iets gebeurt in Amsterdam’, zei hij. In de hoofdstad voelde hij zich senang. In hem school naast de theoloog de journalist die graag het actuele gebeuren verslaat of er commentaar op geeft. Denkend aan Arie Spijkerboer denk ik aan Antoine Bodar – rare associatie misschien. Geen van beiden officieel woordvoerder van hun kerk, wel pogend het geloofsgoed en de kerkelijke traditie te verhelderen, het gesprek met de cultuur aan te gaan, met affiniteit voor de media die zich aandienen. In Arie’s geval de krant, het tijdschrift, het boek, de radio. Zoals Antoine Bodar mediapriester wordt genoemd, zou je Arie Spijkerboer mediapredikant kunnen noemen.

Zoals de mens is, is het werk dat hij of zij doet. Openheid, openhartigheid, directheid, kwetsbaarheid, het gesprek aangaan, het zijn trefwoorden die Arie Spijkerboers maatschappelijke optreden kenmerkten, maar ook het contact van mens tot mens. ‘Ik heet Arie, dat praat makkelijker’ waren zijn eerste woorden bij de allereerste ontmoeting in wat hij ‘ons conspiratiecentrum’ noemde. Veel bellen (‘Arie hier’), veel schrijven. Dat deed ik zelf trouwens ook. Ook over de dingen van de dag. ‘Snap jij wat de Gereformeerde Bond bedoelt met religie van de belijdenis? Ik niet!’. Zomaar op een kaartje, naar aanleiding van een verklaring van GB-zijde. Hij had behoefte om te delen. Opmerkelijk openhartig was hij, ook over teleurstellingen. ‘Ik heb ’s avonds gehuild, en dat doe ik niet vaak’. ‘We moeten zien dat we die lui lozen’. Dat was weer echt de actievoerder in hem. Openhartig was hij ook in de kritiek. ‘Wat jij schrijft is wel scherp, maar als lezer heb je toch telkens de neiging uit het raam te kijken’. ‘Van Miskotte heb ik geleerd dat het negatieve uit het positieve moet blijken. Formuleer positief!’ Leerzaam was het om te zien hoe hij bij de eindredactie van mijn hoofdstuk voor ‘ons boekje’ de tekst fileerde op overdrijvingen die samenhingen met mijn emotionaliteit, een teveel aan betrokkenheid. De inhoud bleef intact, de verwoording kon beter, gewoner, toegankelijker, opener.

De Kadt

In 1980 heb ik hem thuis bezocht, voor het eerst en voor het laatst. Hij gaf mij zijn proefschrift De Nieuwe Kern en Karl Barth cadeau, inclusief de achttien stellingen. In de slotstelling pleitte hij voor eerherstel van het hemd, ter wille van de noodzakelijke energiebesparing. Maar ook was er een stelling waarin stond dat al wie direct of indirect bijdroeg aan liquidatie van de staat Isra‘l brak met Jezus Christus. Arie vertelde dat hij het boek aan Jacques de Kadt, de man achter ‘De Nieuwe Kern’, had aangeboden. Het gesprek duurde kort. ‘Hij zat steeds maar naar mijn boek te kijken. Ik wil het zo graag gaan lezen, zei hij’. Dat was wel weer leuk.

Laatste contact: ik had in In de Waagschaal gereageerd op een artikel van hem – ik zou niet meer weten waarover – waarin de uitdrukking ‘een slag in de lucht’ voorkwam. Over die term was ik gevallen. Gek dat mij wel de uitdrukking is bijgebleven, maar niet het verband waarin.

Arie belde mij daags na verschijning op. In ons gesprek bleek dat wij onder ‘een slag in de lucht’ verschillende dingen verstonden. Typerend, echt Arie: niet opzouten, niet verzwijgen, niet laten zitten, maar bellen. Erop af.

Daan van der Waals

Auteur is communicatieadviseur en journalist