het verhaal van het arendsjong
HET VERHAAL VAN HET ARENDSJONG
Klas 4 vwo luistert met interesse. De tekst die voor ons ligt is een gelijkenis. Mijn taak als docent Nederlandse taal en literatuur is het om aandacht te vragen voor literaire begrippen. Onze lessenreeks gaat over technische zaken als open plekken en personages en hun rollen en perspectief. Deze jonge mensen vormen een publiek van diverse pluimage. Er zijn er die lijden aan – wat Daniel Pennac noemt – schoolpijn; er zijn er bij wie – nog zonder zelfbesef – van tijd tot tijd de genialiteit oplicht; maar hier, in deze lessenreeks, krijgen we allen dezelfde kost.
De gelijkenis is het verhaal van een arendskuiken. A.P. Brink geeft deze geschiedenis weer in het slothoofdstuk van zijn roman Bidsprinkaan. Na een korte setting lees ik het verhaal voor:
“Hy onthou die storie wat sy ma hom lankal vertel het, ‘n storie wat die wind van baie ver af aangewaai het. Van die arendkuiken wat in ’n agterplaas grootgemaak is saam met die hoenders en begin glo het hy is ook ’n hoender. Totdat daar eendag ’n man aangekom het wat hom weggedra het berg toe en hom op die hoogste krans in die lug opgegooi en gesê het: “Vlieg, arend, vlieg!” En toe het die arend sy groot vlerke oopgesprei en begin vlieg, ver, ver oor die wêreld, naderhand net ’n stippel in die uitspansel, in die wegte in.”
De Zuid-Afrikaanse taal zorgt voor couleur locale, zeker, en op de een of andere manier geven we er het verhaal (dat Brink op het donkere continent vond) ook meer krediet door.
Open plekken. Hoe komt dat arendsjong op de boerderij terecht? Waarom brengt men de arend op het erf groot tussen de kippen? Hoe zal dat gegaan zijn met zijn aanpassing? Waarom doet het arendskuiken er goed aan te integreren en niet zijn eigenheid uit te spelen? We proeven interpretaties. Een leerling noemt het begrip pikorde. Hiërarchische verhoudingen die maken dat de een wel wat mag zeggen en dat de ander er verstandig aan doet zijn mond te houden. “Die arendkuiken” komt als personage dichterbij. Wat eerst een verre en vreemde geschiedenis leek, begint zich naar onze situatie te vertalen.
Dan een brutale formulering. “Zou er in een klas onder de kippen ook een arend kunnen schuilen?” Het valt doodstil. Haast hoorbaar in de stilte is van iedere leerling het verlangen de vleugelen groots open te spreiden en eindelijk te beginnen, te beginnen met een eigen meeslepende vlucht!
Aan dit moment vol verlangen in de waarheid te kunnen leven, moest ik weer denken bij het lezen van de afgewogen artikelen van Michiel Pronk en Arie Spijkerboer (“zodat we leven in de vrijheid”) in IdW van 13 december 2008; artikelen met perspectieven die ertoe doen.
André van Dijk
A.P. Brink: Bidsprinkaan. ’n ware storie [Kaapstad Human & Rousseau 2005]