Religieus misnoegen

logo-idW-oud

 

RELIGIEUS MISNOEGEN –

…het is bij beter te sterven dan te leven (Jona 4:3 en 8)

Tweemaal worden deze woorden aan Jona in de mond gelegd; hoewel één keer erg genoeg zou zijn. Hoe komt de profeet aan deze levensmoeheid? Hoe kan een mens, binnen het verbond, in deze “walg” verstrikt raken? In vers 3 is het een reactie op… de goedertierenheid en het berouw van God! Denk het u in, dat een mens het leven niet meer áán kan, omdat hij al te handtastelijk met de genade en barmhartigheid Gods in aanraking gekomen is. Dat lijkt toch al te zot.

Wij zouden ons kunnen voorstellen, dat ons de lust en de moed om nog een stap verder te gaan ontzinkt, vanwege de verborgenheid Gods: omdat we geen verbindingslijn meer zien tussen de dingen van het leven en de genadige bemoeienis van God. We zouden het ons kunnen voorstellen dat je in het moeras van een diepe vertwijfeling wegzakt, wanneer lot en leven nergens meer doorzichtig zijn tot op het Hart des Heren.

Maar hoe ter wereld is het mogelijk, dat Jona aan sterven de voorkeur geeft boven leven, juist omdat hij de werkingen van het Hart mocht aanschouwen? Eerlijk gezegd, begrijp ik hier wel iets van; en u begrijpt er ook wel iets van, vermoed ik. Of hebt u nooit de vermoeienis gekend, alleen omdat de wereldstad bestaan blijft? Hebt u ook niet ergens een behoefte aan vernietiging, aan destructie?

Het kan zijn, dat dit een demonische trek is, die sommigen vreemd is. Maar ik heb in die tijd, dat de oorlog en het oorlogsgeweld over de aarde gingen, een heimelijk verlangen naar ontbinding niet kunnen onderdrukken. En ook in de tijd erna, als de dreigingen donker boven ons hingen, kwam dit verlangen boven. Misschien is er geen leven zonder “Todestrieb”, een wil tot niet-zijn; een verlangen om op een liefst pijnloze wijze in het “nirwana” op te gaan.

De moeiten en kwellingen van het mensenbestaan tasten de weerbaarheid aan en je kunt het niet hebben, dat er een stad gespaard blijft. Als deze opmerkingen uw weerzin gaande maken, lees dan niet verder. Maar mocht u er een klein beetje van uzelf in herkennen, denk dan met me mee erover na, of deze vermoeienis (het is geen lijden onder de dingen, maar meer een lusteloosheid, die zich als een olievlek uitbreidt over het oppervlak van ons wezen), toch niet een ergernis aan de …genade is.

Want wat betekent temidden van het tumult der aarde en der volkeren een gespaarde stad (een stad, die er doodgewoon nog staat en nog niet ter neer is gestort) anders, dan dat God genadig is!

Ieder uur, iedere dag, is een teken van het geduld; en wil als een prediking van de goedheid Gods worden gehoord en geloofd. Zelfs temidden van het geweld en de verwoesting vaart deze prediking voort.

U zult zeggen: ja, maar Jona kon het toch niet hebben, dat Ninevé bewaard en gespaard bleef; hij gunde deze bewaring zichzelf wel. Dat is zo; maar ik vraag me af, in hoeverre de walg aan het leven, deze diep ingefilterde vermoeienis, niet toch en ook een zich-zelf-buiten-schot-laten is; in hoeverre deze Todestrieb toch niet (al is het in een onderbewust denken) op de ander geprojecteerd is.

Het lijkt mij in ieder geval helder, dat de levensmoeheid ergens een ergernis aan de lankmoedigheid Gods is. En ik moet er de laatste tijd herhaaldelijk over denken, hoe deze zónde (de ergste zonde: niet meer willen leven) opschuift naar het gebied van denood, waarover God zich alleen nog maar erbarmen kan. Ik heb ontmoetingen gehad met jonge mensen, die niet meer het leven wilden aanvaarden: is deze ergste zonde nog zonde? of alleen ontstellende nood?

Eigenaardig genoeg put Jona’s tweede uiting van “levenswalg” (vers 8) uit een heel ander, een tegengesteld vaatje. Hier wil hij sterven, omdat de wonderboom boven zijn hoofd verdort en de zon verzengend boven hem komt te staan: dus wel degelijk, omdat de moeiten en lasten hem al te na komen.

De ergernis aan de genade en het amechtig worden onder het gericht, komen samen in dezelfde woorden! Wonderlijk samentreffen. Onze reactie op de goedheid Gods heeft hetzelfde vocabulair als die op de toorn Gods. Komt daarmee wat we in het voorgaande zeiden niet veel geprofileerder naar voren?

Het vocabulair is ons vertrouwd; liever sterven dan leven; la nausée; de resignatie, de vermoeienis. En wat zit erachter?

a) Een niet kunnen verkroppen dat God goed is, een rebellie tegen Zijn openbaring. Wij willen deze goedheid, die zich manifesteert in de bewaring van Ninevé, in het sparen van de goddeloze, niet laten gelden. De tekenen van de genade Gods zijn ons in deze ontredderde wereld niet efficiënt genoeg. Wij kunnen het heimelijk begeren naar een atoombom op Ninevé (op Moskou, of desnoods op de hele “ratteplan”) niet onderdrukken; en de prediking, dat dit een weigering is om de wendingen in God, de wendingen van Zijn barmhartigheid, mee te maken, – kunnen we niet verdragen.

b) Achter deze “Überdruss” zit tegelijk een niet langer bestand zijn tegen de harde kanten van ons lot. Zo goed als er een ergernis is tegen de genade, is er een ergernis aan het gericht. En die twee zijn één.
We zien de zin van ons bestaan niet meer, omdat we temidden van de moeilijkheden en verdrietigheden, weigeren de prediking te horen, die er van alles wat gespaard blijft, uitgaat. Want die deze prediking hoort, moet verder op een weg, waarop al het oude is voorbij gegaan.

Ook dat is iets, wat we ons moeten laten zeggen.

Jaap van der Wiel